Isaías 34 – NVI-PT & HTB

Nova Versão Internacional

Isaías 34:1-17

Julgamento contra as Nações

1Aproximem-se, nações, e escutem;

prestem atenção, ó povos!

Que o ouçam a terra e tudo o que nela há,

o mundo e tudo o que dele procede!

2O Senhor está indignado contra todas as nações;

sua ira está contra todos os seus exércitos.

Ele os destruirá totalmente,

ele os entregará à matança.

3Seus mortos serão lançados fora

e os seus cadáveres exalarão mau cheiro;

os montes se encharcarão do sangue deles.

4As estrelas dos céus serão todas dissolvidas,

e os céus se enrolarão como um pergaminho;

todo o exército celeste cairá

como folhas secas da videira e da figueira.

5Quando minha espada embriagar-se nos céus,

saibam que ela descerá para julgar Edom,

povo que condenei à destruição.

6A espada do Senhor está banhada em sangue,

está coberta de gordura,

sangue de cordeiros e de bodes,

gordura dos rins de carneiros.

Pois o Senhor exige sacrifício em Bozra

e grande matança em Edom.

7Com eles cairão os bois selvagens,

e os novilhos com os touros.

A terra deles ficará ensopada de sangue,

e o pó se encharcará de gordura.

8Pois o Senhor terá seu dia de vingança,

um ano de retribuição, para defender a causa de Sião.

9Os riachos de Edom se transformarão em piche,

em enxofre, o seu pó;

sua terra se tornará betume ardente!

10Não se apagará de dia nem de noite;

sua fumaça subirá para sempre.

De geração em geração ficará abandonada;

ninguém voltará a passar por ela.

11A coruja-do-deserto e a coruja estridente a possuirão;

o corujão e o corvo farão nela os seus ninhos.

Deus estenderá sobre Edom o caos como linha de medir

e a desolação como fio de prumo.

12Seus nobres nada terão ali que possa chamar-se reino,

e todos os seus líderes desaparecerão.

13Espinhos tomarão de assalto as suas cidadelas;

urtigas e sarças cobrirão as suas fortalezas.

Será um antro de chacais

e moradia de corujas.

14Criaturas do deserto se encontrarão com hienas,

e bodes selvagens balirão uns para os outros;

ali também descansarão as criaturas noturnas

e acharão para si locais de descanso.

15Nela a coruja fará ninho, chocará seus ovos

e cuidará dos seus filhotes à sombra de suas asas;

os falcões também se ajuntarão ali,

cada um com o seu par.

16Procurem no livro do Senhor e leiam:

Nenhum desses animais estará faltando;

nenhum estará sem o seu par.

Pois foi a sua boca que deu a ordem,

e o seu Espírito os ajuntará.

17Ele designa as porções de cada um;

sua mão as distribui por medida.

Eles se apossarão delas para sempre

e ali habitarão de geração em geração.

Het Boek

Jesaja 34:1-17

Gods oordeel over zijn vijanden

1Kom hier en luister, volken van de aarde, laat de hele wereld en alles wat erop leeft, mijn woorden horen. 2Want de Here is toornig tegen de volken. Hij keert zijn toorn tegen hun legers. Hij zal hen volledig vernietigen en blootstellen aan een slachting. 3Hun doden zullen niet worden begraven en de stank van rottende lichamen zal het land vullen en hun bloed zal langs de berghellingen naar beneden vloeien. 4In die tijd wordt de hemel als een boekrol opgerold. De sterren zullen als bladeren vallen, net als het verwelkte blad van de wijnstok en het dorre gebladerte van de vijgenboom.

5In de hemel wordt het zwaard van de Here scherp gemaakt. Kijk, nu daalt het op Edom neer, het volk dat ik heb vervloekt. 6Het zwaard van de Here is bevlekt met bloed en druipt van vet, alsof het gebruikt is voor het slachten van lammeren en geiten voor de offerdienst. Want de Here zal een grote slachting aanrichten in Edom. 7Hun leger zal het onderspit delven, alsof het ging om wilde stieren en buffels. Het land zal worden doordrenkt met het bloed en de aarde zal glimmen van vet. 8Want het is de dag van de wraak, het jaar van vergelding voor wat Edom Israël heeft aangedaan. 9De rivieren van Edom zullen gevuld zijn met brandende pek en de grond zal met vuur zijn bedekt. 10Deze berechting van Edom zal nooit eindigen. De rook zal blijven opstijgen. Het land zal van generatie op generatie verlaten blijven liggen, nooit zal zich daar meer iemand vestigen. 11De pelikanen en roerdompen, uilen en raven zullen er voortaan leven. Want God zal de verwoesting breed uitmeten en de leegheid van het land vaststellen. Hij zal zijn edelen op de proef stellen en vaststellen dat niemand van hen het koningschap waard is. 12Het zal ‘Niemandsland’ worden genoemd en de vorsten van dat land zullen verdwenen zijn. 13Dorens zullen de paleizen overwoekeren en in de burchten zullen netels en distels groeien. Alleen jakhalzen en struisvogels zullen zich daar nog op hun gemak voelen. 14Er zullen wolven en hyenaʼs zijn. Hun gehuil zal klinken in de stilte van de nacht. De nachtmonsters zullen daar elkaars schreeuw beantwoorden en de boze geesten zullen daar komen rusten. 15De pijlslang zal haar eieren leggen, ze uitbroeden en haar jongen koesteren. Gieren zullen er komen, in paren. 16Zoek het op in het Boek van de Here en ontdek alles wat Hij zal gaan doen, Hij zal geen enkel detail vergeten, want de Here heeft het gezegd en zijn Geest zal zorgen dat het allemaal zo gebeurt. 17Hij heeft het land verkend en verdeeld onder die wezens, zij zullen het voor altijd bezitten, van generatie op generatie.