Псалом 102
1Псалом Давида.
Прославь, душа моя, Господа;
все нутро мое, славь Его святое имя!
2Прославь, душа моя, Господа
и не забудь добрые дела Его –
3Того, Кто прощает всю вину твою
и исцеляет все твои болезни;
4Кто избавляет от могилы102:4 Букв.: «ямы». твою жизнь
и венчает тебя милостью и щедротами;
5Кто наполняет твою жизнь благами,
чтобы, подобно орлу, обновлялась твоя юность.
6Господь творит праведность
и правосудие для всех угнетенных.
7Он показал Моисею пути Свои
и сыновьям Израиля – дела Свои.
8Милостив и милосерден Господь,
долготерпелив и богат милостью.
9Он не беспрестанно сопротивляется
и не вечно держит в Себе гнев.
10Не в соответствии с нашими грехами
поступил Он с нами
и не по нашим преступлениям воздал нам.
11Как небо высоко над землею,
так велика Его милость к боящимся Его.
12Как далек восток от запада,
так удалил Он от нас наши грехи.
13Как отец жалеет своих детей,
так Господь жалеет боящихся Его,
14ведь Он знает из чего мы состоим,
помнит, что мы – прах.
15Дни человека – как трава;
он цветет, как полевой цветок.
16Пройдет над ним ветер, и нет его,
и никто не узнает места, где он был.
17Милость же Господа извечна
и навсегда над боящимися Его,
18и Его праведность –
к сыновьям сыновей их,
к берегущим Его завет
и к помнящим Его наставления, чтобы исполнять их.
19Господь в небесах поставил Свой престол,
и власть Его простирается над всем.
20Прославьте Господа, ангелы Его,
великие силой, исполняющие Его повеления
и повинующиеся Его слову.
21Прославьте Господа, все Его воинства,
Его служители, исполняющие Его волю.
22Прославьте Господа, все дела Его
во всех местах Его правления.
Прославь, душа моя, Господа.
1Deze psalm is het gebed van iemand die in diepe ellende zit, geen raad meer weet en zijn hart uitstort bij de Here.
2Here, luister toch naar mijn gebed,
ik bid dat mijn hulpgeroep U bereikt.
3Verberg U niet voor mij,
nu het mij allemaal te veel wordt,
luister toch naar mij.
Antwoord mij toch snel, nu ik U roep.
4Want ik word zo snel oud
en mijn botten doen zeer, zij gloeien.
5Mijn hart is dor als dood gras
en alle eetlust is verdwenen.
6Door al mijn verdriet
voel ik mij lichamelijk een wrak.
7Ik voel mij als een pelikaan in de woestijn, hulpeloos.
Alsof ik een steenuil ben die in de ruïnes zit.
8Ik kan niet slapen en lijk op een vogel, alleen op een dak.
9Mijn tegenstanders bespotten mij voortdurend.
Mijn naam geldt als een vloek
voor wie mijn bloed wel kunnen drinken.
10Ik eet as in plaats van brood
en mijn tranen mengen zich met het water dat ik drink.
11Dat komt allemaal doordat U
uw toorn en ergernis over mij hebt uitgegoten,
eerst nam U mij op
en toen gooide U mij weer neer.
12Mijn dagen zijn stil en duister
en ik verga.
13Here, U heerst echter tot in eeuwigheid.
Uw naam zal nooit worden uitgewist en blijft altijd bestaan.
14Eens zult U Zich over Jeruzalem komen ontfermen.
De tijd is aangebroken om uw stad genade te geven.
15Uw dienaren houden van deze stad
en hebben medelijden met de puinhopen die er liggen.
16Dan zullen alle volken ter wereld
eerbied en ontzag hebben voor de naam van de Here.
Alle heersers
zullen uw grootheid erkennen.
17Dan zal de Here Jeruzalem herbouwen
en er met zijn grootheid en macht gaan wonen.
18Dan zal Hij de gebeden van de armen aanhoren
en Zich tot hen overbuigen.
19Laten we dit opschrijven voor de komende generaties.
Het volk dat dan leeft, zal de Here prijzen.
20Want de Here heeft hoog vanuit zijn heilige hemel
neergezien op de aarde.
21Hij hoorde het klagen en huilen van de gevangenen
en bevrijdde hen die ten dode waren opgeschreven.
22Daarom zal men in Jeruzalem over de Here vertellen
en zijn naam groot maken.
23Dan zullen alle volken en koninkrijken bij elkaar komen
en de Here dienen.
24Halverwege mijn leven heeft Hij mijn kracht afgenomen.
Ik leef nog maar kort.
25Ik zeg tegen Hem:
mijn God, laat mij nog niet sterven,
ik ben nog veel te jong.
Maar U bestaat al eeuwen.
26In het begin hebt U de aarde gemaakt
en ook de hemel was uw werk.
27Dit alles zal eenmaal verdwijnen,
maar U blijft altijd aanwezig.
Alles slijt weg als oude kleren,
28maar U blijft dezelfde.
Aan uw bestaan komt geen einde.
29De nakomelingen van uw dienaren kunnen veilig leven.
Het volk dat uit hen voortkomt,
zal altijd veilig onder uw hoede blijven.