Иона бежит от Господа
1К Ионе, сыну Амиттая, было слово Господне:
2– Собирайся, ступай в великий город Ниневию и проповедуй там, потому что его злодеяния дошли до Меня.
3Но Иона собрался бежать от Господа в Таршиш1:3 Таршиш – возможно это финикийская колония в Испании (по представлениям древних евреев чуть ли не край земли). Другими словами, Иона бежал в противоположную сторону от Ниневии.. Он отправился в Яффу, нашел уходящий в Таршиш корабль и, заплатив за проезд, сел на него, чтобы уплыть с ними от Господа.
4Но Господь навел на море страшный ветер, и поднялся такой сильный шторм, что корабль был готов разбиться. 5Все моряки перепугались, и каждый принялся взывать к своему богу. Они побросали в море всю кладь, какая была на корабле, чтобы облегчить его.
А Иона спустился в трюм, лег там и уснул крепким сном. 6Капитан пришел к нему и сказал:
– Что ты спишь? Вставай, воззови к своему Богу! Может быть, Он позаботится о нас, и мы не погибнем.
7Моряки говорили друг другу:
– Давайте кинем жребий и узнаем, за кого нам эта беда.
Они бросили жребий, и жребий пал на Иону.
8Тогда они спросили его:
– Скажи нам, кто виновник этой беды? Каково твое ремесло? Откуда ты держишь путь? Из какой ты страны? Из какого народа?
9Он ответил:
– Я еврей и поклоняюсь Господу, Богу небес, Который создал море и сушу.
10Они очень перепугались и спросили:
– Что же ты наделал?
(Они знали, что он бежит от Господа: он уже рассказал им об этом.)
11А море бушевало все сильнее и сильнее, и тогда они спросили его:
– Что нам сделать с тобой, чтобы море утихло перед нами?
12– Возьмите меня и бросьте в море, – ответил он, – и оно утихнет перед вами. Я знаю, что этот страшный шторм обрушился на вас из-за меня.
13Однако они принялись грести изо всех сил, чтобы пристать к берегу, но им это не удавалось, потому что море бушевало еще сильнее. 14Тогда они стали призывать Господа:
– Господи, не дай нам погибнуть за жизнь этого человека. Не взыскивай с нас за убийство невинного, ведь Ты, Господь, делаешь то, что угодно Тебе.
15Потом они взяли Иону, бросили его за борт, и бушевавшее море утихло. 16Моряки ужасно испугались Господа, принесли Господу жертву и дали обеты.
Jona weigert Gods opdracht uit te voeren
1De Here zei tegen Jona, de zoon van Amittai:
2Ga naar de grote stad Ninevé en geef haar inwoners namens Mij de volgende boodschap: ‘De Here zegt: Ik waarschuw u, want Ik kan uw slechtheid niet langer verdragen!’
3Maar Jona wilde niet. Hij ging naar de havenstad Jaffa waar hij een schip vond met de stad Tarsis als bestemming. Hij betaalde voor zijn overtocht, ging aan boord en vluchtte zo voor de Here.
4Terwijl het schip voortzeilde, joeg de Here echter een harde wind over de zee. Er ontstond een storm waardoor het schip dreigde te vergaan. 5In hun doodsangst riepen de bemanningsleden hun goden te hulp en gooiden de lading overboord om het schip lichter te maken. Terwijl dit gebeurde, lag Jona te slapen in het scheepsruim. 6De kapitein van het schip kwam naar beneden, wekte hem en zei: ‘Ligt u op een moment als dit te slapen? Vooruit, sta op. Roep uw god te hulp. Misschien zal hij genadig zijn en ons leven redden!’ 7De bemanning overlegde en besloot te loten om erachter te komen wie de goden had beledigd en dus de schuld had van deze verschrikkelijke storm. Jona bleek de schuldige te zijn. 8‘Wat hebt u uitgehaald,’ vroegen zij hem, ‘dat wij in deze vreselijke storm terechtkomen? Wie bent u? Wat doet u hier? Uit welk land komt u?’ 9-10 Hij zei: ‘Ik ben een Hebreeër en ik geloof in de Eeuwige, de God van de hemel, die de hemel, de aarde en de zee heeft gemaakt.’ Daarna vertelde hij hun dat hij op de vlucht was voor de Here. De angst sloeg de mannen om het hart toen zij dat hoorden. ‘Waarom hebt u dat gedaan?,’ riepen zij. 11‘Wat moeten wij met u doen om een eind te maken aan deze storm?’ Want de zee werd steeds dreigender. 12‘Gooi mij maar overboord,’ zei hij, ‘dan zal de zee weer tot rust komen. Want ik weet dat deze storm míjn schuld is.’
13Zij spanden zich nog meer in om het schip naar de wal te roeien, maar het lukte niet. Zij konden niet tegen de storm op. 14Toen schreeuwden zij in gebed tot de Here: ‘Here,’ smeekten zij, ‘laat ons toch niet sterven om de zonde van deze man en stel ons niet verantwoordelijk voor zijn dood, want het is niet onze schuld, U hebt naar uw eigen inzicht gehandeld.’ 15Toen pakten zij Jona en gooiden hem overboord in het woest kolkende water, en de storm ging liggen! 16De mannen werden vervuld met een diep ontzag voor de Here, zij brachten Hem offers en zwoeren Hem te zullen dienen. 17De Here had echter gezorgd voor een grote vis, die Jona inslikte. Jona bleef drie dagen en drie nachten in die vis.