Psalms 41 – NIVUK & HTB

New International Version – UK

Psalms 41:1-13

Psalm 41In Hebrew texts 41:1-13 is numbered 41:2-14.

For the director of music. A psalm of David.

1Blessed are those who have regard for the weak;

the Lord delivers them in times of trouble.

2The Lord protects and preserves them –

they are counted among the blessed in the land –

he does not give them over to the desire of their foes.

3The Lord sustains them on their sick-bed

and restores them from their bed of illness.

4I said, ‘Have mercy on me, Lord;

heal me, for I have sinned against you.’

5My enemies say of me in malice,

‘When will he die and his name perish?’

6When one of them comes to see me,

he speaks falsely, while his heart gathers slander;

then he goes out and spreads it around.

7All my enemies whisper together against me;

they imagine the worst for me, saying,

8‘A vile disease has afflicted him;

he will never get up from the place where he lies.’

9Even my close friend,

someone I trusted,

one who shared my bread,

has turned41:9 Hebrew has lifted up his heel against me.

10But may you have mercy on me, Lord;

raise me up, that I may repay them.

11I know that you are pleased with me,

for my enemy does not triumph over me.

12Because of my integrity you uphold me

and set me in your presence for ever.

13Praise be to the Lord, the God of Israel,

from everlasting to everlasting.

Amen and Amen.

Het Boek

Psalmen 41:1-14

1Een psalm van David voor de koordirigent.

2Gelukkig is wie voor de zwakken zorgt.

Als hemzelf eens onheil treft,

zal de Here hem helpen.

3De Here zal hem beschermen

en in leven laten.

Anderen zullen hem prijzen.

Zijn vijanden krijgen hem er niet onder.

4Als hij ziek wordt,

zal de Here hem steunen.

Tijdens zijn ziekte zal Hij zijn toestand verbeteren.

5Ik zei: ‘Here, geef mij uw genade.

Genees mij, want ik ben U niet gehoorzaam geweest.’

6Mijn tegenstanders roddelen over mij en zeggen:

‘Wanneer denk je dat hij sterft?

Eindelijk is hij dan verdwenen.’

7Wanneer iemand mij opzoekt,

spreekt hij met gladde tong.

In zijn hart haat hij mij

en zodra hij weer weg is,

vertelt hij links en rechts leugens.

8Zij die mij haten,

steken hun hoofden bij elkaar

en fluisteren over mij:

9‘Heb je het al gehoord?

Hij heeft een dodelijke ziekte.

Hij zal nooit meer van zijn ziekbed afkomen.’

10Zelfs mijn beste vriend,

die ik volledig vertrouwde

en die regelmatig bij mij at,

heeft zich tegen mij gekeerd.

11Here, wilt U mij genade schenken

en mij beter maken?

Dan zal ik het hun vergelden!

12Wanneer mijn tegenstander

geen plezier meer over mij heeft,

is dat voor mij de bevestiging

dat U met liefde voor mij zorgt,

13en dat U mij kracht geeft,

omdat ik niet tegen U gezondigd heb,

en dat U mij voor altijd dicht bij U laat wonen.

14Geprezen zij de Here, de God van Israël!

Tot in alle eeuwigheid. Amen.