Isaiah 43 – NIV & HTB

New International Version

Isaiah 43:1-28

Israel’s Only Savior

1But now, this is what the Lord says—

he who created you, Jacob,

he who formed you, Israel:

“Do not fear, for I have redeemed you;

I have summoned you by name; you are mine.

2When you pass through the waters,

I will be with you;

and when you pass through the rivers,

they will not sweep over you.

When you walk through the fire,

you will not be burned;

the flames will not set you ablaze.

3For I am the Lord your God,

the Holy One of Israel, your Savior;

I give Egypt for your ransom,

Cush43:3 That is, the upper Nile region and Seba in your stead.

4Since you are precious and honored in my sight,

and because I love you,

I will give people in exchange for you,

nations in exchange for your life.

5Do not be afraid, for I am with you;

I will bring your children from the east

and gather you from the west.

6I will say to the north, ‘Give them up!’

and to the south, ‘Do not hold them back.’

Bring my sons from afar

and my daughters from the ends of the earth—

7everyone who is called by my name,

whom I created for my glory,

whom I formed and made.”

8Lead out those who have eyes but are blind,

who have ears but are deaf.

9All the nations gather together

and the peoples assemble.

Which of their gods foretold this

and proclaimed to us the former things?

Let them bring in their witnesses to prove they were right,

so that others may hear and say, “It is true.”

10“You are my witnesses,” declares the Lord,

“and my servant whom I have chosen,

so that you may know and believe me

and understand that I am he.

Before me no god was formed,

nor will there be one after me.

11I, even I, am the Lord,

and apart from me there is no savior.

12I have revealed and saved and proclaimed—

I, and not some foreign god among you.

You are my witnesses,” declares the Lord, “that I am God.

13Yes, and from ancient days I am he.

No one can deliver out of my hand.

When I act, who can reverse it?”

God’s Mercy and Israel’s Unfaithfulness

14This is what the Lord says—

your Redeemer, the Holy One of Israel:

“For your sake I will send to Babylon

and bring down as fugitives all the Babylonians,43:14 Or Chaldeans

in the ships in which they took pride.

15I am the Lord, your Holy One,

Israel’s Creator, your King.”

16This is what the Lord says—

he who made a way through the sea,

a path through the mighty waters,

17who drew out the chariots and horses,

the army and reinforcements together,

and they lay there, never to rise again,

extinguished, snuffed out like a wick:

18“Forget the former things;

do not dwell on the past.

19See, I am doing a new thing!

Now it springs up; do you not perceive it?

I am making a way in the wilderness

and streams in the wasteland.

20The wild animals honor me,

the jackals and the owls,

because I provide water in the wilderness

and streams in the wasteland,

to give drink to my people, my chosen,

21the people I formed for myself

that they may proclaim my praise.

22“Yet you have not called on me, Jacob,

you have not wearied yourselves for43:22 Or Jacob; / surely you have grown weary of me, Israel.

23You have not brought me sheep for burnt offerings,

nor honored me with your sacrifices.

I have not burdened you with grain offerings

nor wearied you with demands for incense.

24You have not bought any fragrant calamus for me,

or lavished on me the fat of your sacrifices.

But you have burdened me with your sins

and wearied me with your offenses.

25“I, even I, am he who blots out

your transgressions, for my own sake,

and remembers your sins no more.

26Review the past for me,

let us argue the matter together;

state the case for your innocence.

27Your first father sinned;

those I sent to teach you rebelled against me.

28So I disgraced the dignitaries of your temple;

I consigned Jacob to destruction43:28 The Hebrew term refers to the irrevocable giving over of things or persons to the Lord, often by totally destroying them.

and Israel to scorn.

Het Boek

Jesaja 43:1-28

Een belofte van redding en vergeving

1Maar nu, Israël, zegt de Here, die u heeft geschapen: wees niet bang, want Ik heb u vrijgekocht, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij. 2Als u door diepe wateren moet, zal Ik bij u zijn. Als u rivieren moet oversteken, zult u niet verdrinken! Als u door het vuur loopt, zult u niet worden verbrand, de vlammen zullen u niet verteren.

3Want Ik ben de Here, uw God en redder, de Heilige van Israël. Ik gaf Egypte, Ethiopië en Seba als een losprijs in ruil voor uw vrijheid. 4Anderen stierven, zodat u kunt leven, Ik ruilde hun levens voor de uwe, want u bent kostbaar voor Mij en Ik schat het bezit van u hoog, Ik houd van u.

5Wees niet bang, want Ik ben bij u. Ik zal u uit alle windstreken om Mij heen verzamelen. 6Ik zal mijn zonen en dochters van de uithoeken van de aarde terugbrengen naar Israël. 7Allen die Mij hun God noemen, zullen komen, want Ik heb hen tot mijn eer gemaakt, Ik heb hen geschapen. 8Breng hen naar Mij terug, blind als zij zijn en doof voor mijn roepen, ook al kunnen zij horen en zien.

9Verzamel alle volken! Welke van hun afgoden heeft ooit dergelijke dingen voorspeld? Kunnen zij voorspellen wat er morgen gebeurt? Waar zijn de getuigen die hen zouden hebben horen spreken? Als er geen getuigen zijn, moeten zij toegeven dat alleen God de toekomst bekendmaakt.

10En Ik heb getuigen, Israël, zegt de Here! U bent mijn getuigen en dienaren, gekozen om Mij te kennen en te geloven en te begrijpen dat alleen Ik God ben. Er bestaat geen andere God, die is er nooit geweest en zal er ook nooit zijn. 11Ik ben de Here en er bestaat geen redder buiten Mij. 12Keer op keer heb Ik u mijn woord laten horen en mijn macht getoond. Ik ben toch geen vreemde voor u? Als u wilt, kunt u van Mij getuigen! 13Van eeuwigheid tot eeuwigheid ben Ik God. Niemand kan Mij tegenhouden bij wat Ik doe.

14De Here, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: ter wille van u zal Ik een leger ten strijde laten trekken tegen Babel dat het land vrijwel ongedeerd zal binnenvallen. De grootspraak van de Babyloniërs zal veranderen in angstkreten.

15Ik ben de Here, uw Heilige, Israëls schepper en koning. 16Ik ben de Here, die een weg baande door het water, een pad door het midden van de zee. 17Ik liet het machtige leger van de Egyptenaren met al zijn strijdwagens en paarden uitrukken, zodat het nu dood onder de golven ligt, de levens uitgedoofd als kaarsen. 18Maar dat is nog niets vergeleken met wat Ik nu ga doen! 19Want Ik ben iets heel nieuws van plan. Kijk, Ik ben er al mee begonnen. Ziet u het niet? Ik zal een weg maken door de wildernis van de wereld waarover mijn volk naar huis kan terugkeren. Ik zal rivieren voor mijn volk laten ontspringen in de woestijn! 20De wilde dieren in de vlakten zullen Mij bedanken, ook de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik hun water geef in de wildernis, ja, bronnen in de woestijn, zodat mijn volk dat Ik heb uitgekozen, kan worden verfrist. 21Ik heb Israël voor Mijzelf gemaakt en daarom zal dit volk Mij op een dag voor het oog van de hele wereld eren. 22Mijn volk, toch wilt u Mij niet om hulp vragen, u hebt genoeg van Mij! 23U hebt Mij de lammeren voor het brandoffer niet gebracht, u hebt Mij geen eer bewezen met offers. Toch heb Ik maar zelden om offers en reukwerk gevraagd! Ik heb u niet als een slavenvolk behandeld. 24U hebt Mij geen zoetgeurende wierook gebracht, noch Mij genoegen gedaan met het vet van de offers. Nee, u hebt Mij alleen met uw zonden bezwaard, Mij geplaagd met al uw ontsporingen. 25Ik ben het die ter wille van Mijzelf uw zonden wegdoe en er nooit meer aan zal denken. 26En herinner Mij aan deze belofte van vergeving, want wij moeten eens met elkaar gaan rechtspreken over uw zonden. Bepleit uw zaak, zodat Ik u kan vergeven. 27Vanaf uw stamvader zondigden uw voorouders tegen Mij. Al uw priesters en leiders overtraden mijn wet. 28Daarom heb Ik uw priesters afgezet en Israël vernietigd, het volk aan de schande overgegeven.