The False Prophet Hananiah Opposes Jeremiah
1The false prophet Hananiah spoke to me, Jeremiah, in the Lord’s house. Hananiah was from Gibeon. He was the son of Azzur. It was shortly after Zedekiah became king of Judah. It was in the fifth month of his fourth year. In front of the priests and all the people Hananiah spoke to me. He said, 2“The Lord who rules over all is the God of Israel. He says, ‘I will break the yoke of the king of Babylon. 3Nebuchadnezzar, the king of Babylon, removed all the objects that belong to my house. He took them to Babylon. Before two years are over, I will bring them back to this place. 4I will also bring King Jehoiachin back. He is the son of Jehoiakim. And I will bring back all the others who were taken from Judah to Babylon,’ announces the Lord. ‘I will break the yoke of the king of Babylon.’ ”
5Then Jeremiah the prophet replied to the false prophet Hananiah. Jeremiah spoke to him in front of the priests and all the people. They were standing in the Lord’s house. 6Jeremiah said, “Amen, Hananiah! May the Lord do those things! May he make the words you have prophesied come true. May he bring back from Babylon the objects that belong to the Lord’s house. May he bring back to this place all the people who were taken away. 7But listen to what I have to say. I want you and all the people to hear it. 8There have been prophets long before you and I were ever born. They have prophesied against many countries and great kingdoms. They have spoken about war, trouble and plague. 9But what if a prophet says peace will come? And suppose peace really does come? Only then will he be recognized as a prophet truly sent by the Lord.”
10The false prophet Hananiah took the yoke off the neck of Jeremiah the prophet. Then Hananiah broke the yoke. 11In front of all the people he said, “The Lord says, ‘In the same way, I will break the yoke of Nebuchadnezzar, the king of Babylon. Before two years are over, I will remove it from the necks of all the nations.’ ” When Jeremiah the prophet heard this, he went on his way.
12A message from the Lord came to Jeremiah. It was after the false prophet Hananiah had broken the yoke off Jeremiah’s neck. The message said, 13“Go. Tell Hananiah, ‘The Lord says, “You have broken a wooden yoke. But in its place you will get an iron yoke.” 14The Lord who rules over all is the God of Israel. He says, “I will put an iron yoke on the necks of all these nations. I will make them serve Nebuchadnezzar, the king of Babylon. So they will serve him. I will even give him control over the wild animals.” ’ ”
15Then Jeremiah the prophet spoke to the false prophet Hananiah. Jeremiah said, “Listen, Hananiah! The Lord hasn’t sent you. But you have tricked these people. Now they trust in lies. 16So the Lord says, ‘I am about to remove you from the face of the earth. Before this year is over, you will die. You have taught the people to turn against me.’ ”
17In the seventh month of that very year, the false prophet Hananiah died.
Hananja, de valse profeet
1Op een dag in de vijfde maand van datzelfde jaar, het vierde regeringsjaar van koning Zedekia van Juda, zei Hananja, de zoon van Azzur, uit Gibeon ten overstaan van de priesters en alle aanwezigen in de tempel tegen mij. Hij zei: 2‘De Here van de hemelse legers, de God van Israël, verklaart: “Ik heb het juk van de koning van Babel van uw nek afgenomen. 3Binnen twee jaar zal Ik alle tempelschatten die Nebukadnezar naar Babel heeft meegenomen hier terugbrengen, 4evenals koning Jechonja van Juda, de zoon van Jojakim, en alle andere gevangenen die naar Babel zijn verbannen. Ik zal het juk, dat de koning van Babel op uw nek heeft gelegd, in stukken breken.” ’
5Toen zei Jeremia tegen Hananja, waar de priesters en alle mensen bij waren: 6‘Amen! Mogen uw profetieën werkelijkheid worden! Ik hoop dat de Here alles doet wat u hebt gezegd en dat Hij de tempelschatten en de ballingen uit Babel zal terugbrengen. 7Maar luister nu naar wat ik tegen u en het hele volk te zeggen heb. 8-9 De oude profeten die vóór u en mij leefden, spraken tegen vele volken en waarschuwden voortdurend voor oorlog, rampen en plagen. Daarom heeft een profeet die vrede aankondigt, de plicht te bewijzen dat God hem werkelijk heeft gestuurd. Alleen als zijn voorspelling uitkomt, kan worden aangenomen dat hij werkelijk door God is gezonden.’ 10Toen nam de valse profeet Hananja het juk van Jeremiaʼs nek en brak het in tweeën. 11En Hananja herhaalde tegen de mensen die toegestroomd waren: ‘De Here heeft beloofd dat Hij op dezelfde manier binnen twee jaar alle volken die nu zijn onderworpen aan de koning van Babel, zal bevrijden.’ Na die woorden liep Jeremia weg.
12Kort daarna gaf de Here Jeremia de volgende boodschap: 13‘Ga naar Hananja en vertel hem dat de Here zegt: “U hebt een houten juk gebroken, maar het vervangen door een ijzeren juk.” 14De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Ik zal een ijzeren juk op de nekken van al deze volken leggen en hen slaven maken van koning Nebukadnezar van Babel. En niets kan deze beslissing veranderen, want Ik heb hem zelfs macht over de wilde dieren gegeven.” ’
15Toen zei Jeremia tegen Hananja: ‘Luister, Hananja, de Here heeft u niet gestuurd, maar het volk gelooft uw leugens. 16Daarom zegt de Here dat u gauw zult sterven. Nog dit jaar zal er een einde aan uw leven komen, omdat u het volk hebt opgeroepen in opstand te komen tegen de Here.’ 17En zo gebeurde het. Twee maanden later stierf Hananja.
