The Lord Appoints Ezekiel to Speak for Him
1He said to me, “Son of man, stand up on your feet. I will speak to you.” 2As he spoke, the Spirit of the Lord came into me. He raised me to my feet. I heard him speaking to me.
3He said, “Son of man, I am sending you to the people of Israel. That nation has refused to obey me. They have turned against me. They and their people of long ago have been against me to this day. 4The people I am sending you to are very stubborn. Tell them, ‘Here is what the Lord and King says.’ 5They might listen, or they might not. After all, they refuse to obey me. But whether they listen or not, they will know that a prophet was among them. 6Son of man, do not be afraid of them or of what they say. Do not be afraid, even if thorns and bushes are all around you. Do not be afraid, even if you live among scorpions. Do not be afraid of what they say. Do not be terrified by them. They always refuse to obey me. 7You must give them my message. They might listen, or they might not. After all, they refuse to obey me. 8Son of man, listen to what I tell you. Do not be like those who refuse to obey me. Open your mouth. Eat what I give you.”
9Then I looked up. I saw a hand reach out to me. A scroll was in it. 10He unrolled it in front of me. Both sides had words written on them. They spoke about sadness, sorrow and trouble.
Ezechiël door God geroepen
1Hij zei tegen mij: ‘Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken.’ 2Terwijl Hij sprak, kwam de Geest in mij en kon ik weer rechtop staan. 3‘Mensenzoon,’ zei Hij, ‘Ik stuur u naar de Israëlieten, naar een volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Zij en hun voorouders hebben zich tegen Mij verzet tot op dit moment. 4Het zijn mensen met verharde harten, stijfkoppen. Maar Ik stuur u om hun mijn boodschappen te geven, de boodschappen van de Oppermachtige Here. 5En of zij nu luisteren of niet—want vergeet niet dat het rebellen zijn—zij zullen in elk geval weten dat zij een profeet in hun midden hebben gehad. 6En u, mensenzoon, wees niet bang voor hen, schrik niet terug als zij dreigementen uiten die als schorpioenen steken. Laat u niet ontmoedigen door hun kwade gezichten. Want vergeet niet: het zijn rebellen! 7Laat hun weten wat Ik te zeggen heb, of ze nu willen luisteren of niet. En bedenk: het is een tegendraads volk.
8Luister, mensenzoon, naar wat Ik tegen u zeg. Word niet zelf ook opstandig, zoals zij. Open uw mond en eet wat Ik u geef.’ 9-10 Toen keek ik op en zag een hand die mij een boekrol aanreikte. Een boekrol die aan beide kanten was beschreven. Hij ontrolde hem en ik zag dat de rol vol stond met klaagzangen en rouwklachten.
