Waimbaji
125:1 1Nya 6:31-39; 16:41-42; Neh 11:17; 1Sam 10:5; Ezr 3:10; 2Nya 5:12; 1Nya 12:28; 23:2; 15:17; Kut 15:20; Hes 11:25; Za 150:3-5; 1Kor 14:1; Ufu 15:2-4Daudi, pamoja na majemadari wa jeshi, wakawatenga baadhi ya wana wa Asafu, wana wa Hemani na wana wa Yeduthuni, kwa ajili ya huduma ya kutoa unabii, wakitumia vinubi, zeze na matoazi. Hii ndiyo orodha ya watu waliofanya huduma hii:
2Kutoka kwa wana wa Asafu walikuwa:
Zakuri, Yosefu, Nethania na Asarela. Wana wa Asafu walikuwa chini ya usimamizi wa Asafu, ambaye alitoa unabii chini ya usimamizi wa mfalme.
325:3 Mwa 4:21; Za 33:2Wana wa Yeduthuni walikuwa sita:
Gedalia, Seri, Yeshaya, Shimei, Hashabia, na Matithia, nao walikuwa chini ya usimamizi wa baba yao Yeduthuni, wao walikuwa wakitoa unabii wakitumia vinubi, wakimshukuru na kumtukuza Bwana.
4Wana wa Hemani walikuwa:
Bukia, Matania, Uzieli, Shebueli na Yeremothi, Hanania, Hanani, Eliatha, Gidalti na Romamti-Ezeri, Yoshbekasha, Malothi, Hothiri na Mahaziothi. 525:5 1Sam 9:9; 2Sam 24:11; Amo 7:12; 1Pet 4:11; Isa 3:18; 1Nya 21:9; 26:28; Mwa 33:5; 1Sam 1:17; 1Nya 28:5; Za 127:3; 128:3Wote hawa walikuwa wana wa Hemani mwonaji wa mfalme. Aliwapata wana hawa kutokana na ahadi ya Mungu ili kumwinua. Mungu alimpa Hemani wana kumi na wanne na binti watatu.
625:6 1Nya 15:16-19; 2Nya 23:18; 29:25Hawa wanaume wote walikuwa chini ya usimamizi wa baba yao kwa ajili ya uimbaji katika Hekalu la Bwana wakitumia matoazi, zeze na vinubi, kwa ajili ya huduma katika nyumba ya Mungu. Asafu, Yeduthuni na Hemani walikuwa chini ya usimamizi wa mfalme. 725:7 Efe 5:19; Kol 3:16; Yak 5:13Pamoja na ndugu zao wote walikuwa wamefundishwa na kuwa stadi wa uimbaji kwa Bwana. Idadi yao walikuwa 288. 825:8 2Nya 23:13; 1Nya 26:13Vijana kwa wazee, walimu kwa wanafunzi, wote walipanga kazi zao kwa kupiga kura.
De taak van de muzikanten
1David en de legerofficieren benoemden daarna talentvolle mannen, die zorgden voor de muzikale begeleiding van de koorzang met citers, harpen en cymbalen. Deze mannen kwamen uit de families van Asaf, Heman en Jeduthun. Hier volgt een lijst met hun namen en taken. 2Onder Asaf, die op aanwijzing van de koning de dienst verrichtte, stonden zijn zonen Zakkur, Jozef, Nethanja en Asarela. 3Onder Jeduthun, die leiding gaf bij het danken en prijzen van de Here en daarbij de citer bespeelde, stonden zijn zes zonen Gedalja, Zeri, Jesaja, Simi, Hasabja en Mattithja. 4-5 Onder Heman, de geestelijke verzorger van de koning, stonden zijn zonen Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuël, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth. God had hem gezegend met veertien zonen en drie dochters, waardoor hij overal aanzien genoot. 6-7 Hun muzikale taak omvatte het bespelen van cymbalen, harpen en citers, zij stonden allemaal onder leiding van hun vader wanneer zij deze taak in de tempel uitvoerden. Asaf, Jeduthun en Heman voerden dit alles uit volgens de aanwijzingen van de koning. Zij en hun gezinnen waren geoefend in het zingen van lofliederen voor de Here, ieder van hen, 288 in totaal, was een kunstenaar.
8De zangers kregen hun eigen taak door het lot toegewezen, waarbij niet werd gelet op rang of stand. 9-31Het eerste lot viel op Jozef van de familie van Asaf, het tweede op Gedalja, samen met elf van zijn zonen en broers, het derde op Zakkur en elf van zijn zonen en broers, het vierde op Jizri en elf van zijn zonen en broers, het vijfde op Nethanja en elf van zijn zonen en broers, zesde was Bukkia met elf van zijn zonen en broers, zevende was Jesarela en elf van zijn zonen en broers, achtste was Jesaja met elf van zijn zonen en broers, negende was Mattanja met elf van zijn zonen en broers, tiende was Simi met elf van zijn zonen en broers, elfde was Azareël met elf van zijn zonen en broers, twaalfde was Hasabja met elf van zijn zonen en broers, dertiende was Subaël met elf van zijn zonen en broers, veertiende was Mattithja met elf van zijn zonen en broers, vijftiende was Jeremoth met elf van zijn zonen en broers, zestiende was Hananja met elf van zijn zonen en broers, zeventiende was Josbekasa met elf van zijn zonen en broers, achttiende was Hanani met elf van zijn zonen en broers, negentiende was Mallothi met elf van zijn zonen en broers, twintigste was Eliatha met elf van zijn zonen en broers, eenentwintigste was Hothir met elf van zijn zonen en broers, tweeëntwintigste was Giddalti met elf van zijn zonen en broers, drieëntwintigste was Mahazioth met elf van zijn zonen en broers, vierentwintigste was Romamti-Ezer met elf van zijn zonen en broers.