Zekkaliya 10 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Zekkaliya 10:1-12

Mukama Alirabirira Yuda

1Musabe Mukama enkuba mu biseera byayo;

kubanga Mukama y’akola ebire

enkuba n’etonnya,

olwo buli muntu n’afuna ebirime.

210:2 a Ez 21:21 b Ez 34:5; Kos 3:4; Mat 9:36Kubanga bakatonda abalala

n’abalaguzi balaba okwolesebwa okw’obulimba;

ne baloota ebirooto eby’obulimba,

ne bagumya abantu eby’obulimba.

Abantu kyebava bazuŋŋana ng’endiga,

nga banyigirizibwa olw’obutaba na musumba.

310:3 Yer 25:34“Obusungu bwange bubuubuukidde ku basumba

era nzija kubonereza abakulembeze ba Yuda,

kubanga Mukama ow’Eggye ajja

kulabirira endiga ze, ennyumba ya Yuda,

era alibafuula ng’embalaasi ye emwenyumiririzaamu ennyo mu lutalo.

410:4 a Is 22:23 b Zek 9:10Mu Yuda mulivaamu ejjinja ery’oku nsonda,

muveemu n’enkondo enyweza weema,

muveemu n’omutego ogw’akasaale

era muveemu na buli mufuzi yenna.

510:5 a 2Sa 22:43 b Am 2:15; Kag 2:22Bonna awamu balyoke babe ng’abasajja abazira ennyo mu lutalo

abatambulira mu bitoomi by’omu nguudo mu biseera eby’entalo.

Kubanga Mukama ali nabo,

balirwana ne bawangula eggye eryebagadde embalaasi.

610:6 a Zek 8:7-8 b Zek 13:9“Ndiwa ennyumba ya Yuda amaanyi

era ndiwonya ennyumba ya Yusufu,

ndibakomyawo

kubanga mbakwatiddwa ekisa.

Balibeera

nga be sseegaanangako

era ndibawulira

kubanga nze Mukama Katonda waabwe.

710:7 Zek 9:15Olwo aba Efulayimu baliba ng’abasajja ab’amaanyi,

emitima gyabwe ne gisanyuka nnyo ng’abanywedde wayini.

Abaana baabwe balikiraba ne basanyuka,

omutima gwabwe gulisanyukira mu Mukama.

810:8 a Is 5:26 b Yer 33:22; Ez 36:11Ddala ndibawonya

ne mbakuŋŋaanya.

Ddala ndibanunula,

baddeyo babeere bangi nga bwe baabanga.

910:9 Ez 6:9Newaakubadde nga nabasaasaanyiza mu mawanga,

naye balisinzira eyo mu nsi ezeewala ne banzijukira.

Bo n’abaana baabwe baliba balamu

era ne bakomawo gye ndi.

1010:10 a Is 11:11 b Yer 50:19 c Is 49:19Ndibakomyawo okuva mu Misiri,

mbakuŋŋaanye okuva mu Bwasuli.

Ndibaleeta mu Gireyaadi ne Lebanooni

ne bajjula ensi ezo ne watasigalawo kabanga ka kubeeramu.

1110:11 a Is 19:5-7; 51:10 b Zef 2:13 c Ez 30:13Baliyita mu nnyanja ey’okubonaabona;

ennyanja ewuluguma erikkakkanyizibwa,

n’obuziba bwa Kiyira bwonna bulikala.

Amalala ga Bwasuli galibaggwaamu

n’omugo ogw’obufuzi bwa Misiri gulimenyebwa.

1210:12 Mi 4:5Ndibafuula ba maanyi mu Mukama

era nabo balitambulira mu linnya lyange,”

bw’ayogera Mukama.

Het Boek

Zacharia 10:1-12

God zorgt voor zijn volk

1Vraag de Here om regen in het voorjaar en Hij zal antwoorden met onweer en stortbuien. Op ieders veld zullen de gewassen goed groeien. 2Wat is het dom zoiets aan een afgodsbeeld te vragen! De voorspellingen van waarzeggers zijn leugens. Zij doen aan misleidende droomuitleg en bieden geen enkele troost. Juda en Israël dwalen als schapen die de weg kwijt zijn, omdat een herder ontbreekt.

3‘Ik ben toornig geworden op die zogenaamde herders, die leiders van u, en Ik zal hen straffen, die bokken. Want Ik, de Here van de hemelse legers, ben gekomen om mijn kudde Juda te helpen. Ik zal haar sterk en onbevreesd maken als een prachtig oorlogspaard. 4Uit haar zal de hoeksteen voortkomen, de tentpin, de oorlogsboog, uit dit volk komen alle overwinnaars voort. 5Zij zullen dappere strijders voor God zijn en hun vijanden onder hun voeten vertrappen als modder op straat. De Here helpt hen in de strijd, de vijandelijke ruiters zijn gedoemd te sterven.

6Het volk van Juda zal Ik sterk maken, de nakomelingen van Jozef zal Ik bevrijden. Ik zal hen weer thuisbrengen, omdat Ik hen liefheb. Het zal zijn alsof Ik ze nooit heb verworpen. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hun hulpgeroep horen. 7Zij zullen op dappere helden lijken. Zij zullen zó uitgelaten van blijdschap zijn dat het net is of zij wijn hebben gedronken! Ook hun kinderen zullen Gods zegeningen zien en blij zijn. Zij zullen juichen in de Here. 8Als Ik fluit, zullen zij komen aanrennen, want Ik heb hen gered. En zij zullen weer even talrijk worden als vroeger. 9Al heb Ik hen als zaad uitgestrooid onder vreemde volken, ook in die verre streken zullen zij aan Mij denken en met al hun kinderen zullen zij weer terugkomen naar Israël. 10Ja, Ik zal hen terughalen uit Egypte en Assyrië en zij zullen zich opnieuw vestigen in Israël, in het gebied Gilead en de Libanon. Er zal nauwelijks plaats genoeg zijn voor iedereen! 11Zij zullen veilig door een zee van problemen trekken, want de golven zullen worden tegengehouden. De Nijl zal droogvallen, aan het bewind van Assyrië en Egypte over mijn volk zal een einde komen. 12Ik zal mijn volk sterk maken met mijn kracht. Het zal gaan waar het maar wil, en waar het ook gaat, zal Ik persoonlijk voor mijn volk zorgen,’ belooft de Here.