Zeffaniya 3 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Zeffaniya 3:1-20

Obujeemu bwa Yerusaalemi

13:1 a Yer 6:6 b Ez 23:30Zikisanze ekibuga ekijooga,

ekijeemu era ekyonoonefu!

23:2 a Yer 22:21 b Yer 7:28 c Zab 73:28; Yer 5:3Tekigondera ddoboozi lya Mukama,

wadde okukkiriza okubuulirirwa;

tekyesiga Mukama;

wadde okusemberera Katonda waakyo.

33:3 Ez 22:27Abakungu baakyo mpologoma eziwuluguma,

era n’abalamuzi baakyo misege gya kiro,

bakirimululu abatafissaawo kantu.

43:4 a Yer 9:4 b Ez 22:26Bannabbi baakyo si ba buvunaanyizibwa

era ba nkwe;

bakabona baakyo baweebuusizza ekifo ekitukuvu,

era bamenya amateeka.

53:5 Ma 32:4Mukama ali wakati mu kyo, mutuukirivu

era tasobya.

Buli nkya alamula mu bwenkanya,

era buli lukya talemwa;

naye atali mutuukirivu taswala.

63:6 Lv 26:31“Nsanyizzaawo amawanga,

era ebigo byabwe bifufuggaziddwa;

nzisizza enguudo zaabwe,

ne wataba ayitamu.

Ebibuga byabwe bizikiridde,

ne watabaawo muntu n’omu abeeramu.

73:7 Kos 9:9Nagamba eri ekibuga nti,

‘Ddala onontya,

era onokkiriza okubuulirirwa.’

Ennyumba zaakyo tezandimaliddwawo,

n’ebibonerezo byange byonna tebyandimutuuseeko.

Naye beesunganga nnyo

okukola ebitasaana mu byonna bye baakolanga.

83:8 a Zab 27:14 b Yo 3:2 c Zef 1:18Noolwekyo munnindirire,” bw’ayogera Mukama.

Olunaku lwe ndiyimirira ne ntegeeza byonna

kubanga mmaliridde okukuŋŋaanya amawanga,

ndireeta obwakabaka wamu

okubayiwako obusungu bwange,

n’ekiruyi kyange kyonna.

Omuliro ogw’obuggya bwange

gulisaanyaawo ensi yonna.

Essuubi lya Isirayiri

93:9 a Zef 2:11 b Is 19:18“Mu biro ebyo ndirongoosa enjogera ey’amawanga;

bonna balikoowoola erinnya lya Mukama,

okumuweereza n’omwoyo gumu.

103:10 a Zab 68:31 b Is 60:7Okuva emitala w’emigga egy’Obuwesiyopya,

abo abansinza, abantu bange abasaasaana,

balindeetera ssaddaaka.

113:11 Yo 2:26-27Ku lunaku olwo toliswala

olw’ebyo byonna by’osobezza gye ndi:

kubanga ndiggya wakati mu ggwe

abo abeenyumiririza mu malala,

toliddayo nate kwegulumiza

ku lusozi lwange olutukuvu.

123:12 a Is 14:32 b Nak 1:7Naye ndireka wakati mu ggwe

abantu abakakkamu era abeetoowaze,

abo abesiga erinnya lya Mukama.

133:13 a Is 10:21; Mi 4:7 b Zab 119:3 c Kub 14:5 d Ez 34:15; Zef 2:7 e Ez 34:25-28Ekitundu kya Isirayiri ekirisigalawo tebalikola bitali bya butuukirivu

so tebalyogera bya bulimba

wadde okuba abakuusa.

Balirya, baligalamira,

so tewaliba alibatiisa.”

Oluyimba olw’Essanyu

143:14 a Zek 2:10 b Is 12:6Yimba, ggwe omuwala wa Sayuuni;

yogerera waggulu, ggwe Isirayiri;

sanyuka ojaguze n’omutima gwo gwonna,

ggwe omuwala wa Yerusaalemi.

153:15 a Ez 37:26-28 b Is 54:14Mukama akuggyeeko ekibonerezo kyo,

agobyewo omulabe wo.

Kabaka wa Isirayiri, Mukama, ali naawe;

tokyaddayo kutya kabi konna.

163:16 Yob 4:3; Is 35:3-4; Beb 12:12Ku lunaku olwo Yerusaalemi kirigambibwa nti,

“Totya, ggwe Sayuuni;

emikono gyo gireme okuddirira.

173:17 a Is 63:1 b Is 62:4Mukama Katonda ali naawe,

ow’amaanyi alokola:

alikusanyukira,

alikukkakkanyiza mu kwagala kwe,

alikusanyukira n’okuyimba.”

18“Ennaku eyabakwatanga olw’embaga ezabakuŋŋaanyanga

ndigibaggyako;

kubanga kibafuukidde omugugu.

193:19 a Ez 34:16; Mi 4:6 b Is 60:18Laba, mu biro ebyo ndibonereza

abo bonna abaakubonyaabonya:

era ndinunula omulema,

ne nkuŋŋaanya n’abo abaasaasaanyizibwa;

era ndibafuula ettendo ne mbawa ekitiibwa

mu nsi zonna gye baaswazibwa.

203:20 a Yer 29:14; Ez 37:12 b Is 56:5; 66:22 c Yo 3:1Mu biro ebyo ndibakuŋŋaanya;

mu kiseera ekyo ndibazza eka.

Weewaawo ndibawa ekitiibwa n’ettendo

mu mawanga gonna ag’omu nsi zonna,

bwe ndikomyawo obugagga bwammwe

nga mulaba,”

bw’ayogera Mukama.

Het Boek

Zefanja 3:1-20

De toekomst van Jeruzalem

1Wee Jeruzalem, die ongehoorzame, zondige stad vol misdaad en geweld! 2Zij wil naar niemand luisteren en weigert te worden terechtgewezen. Zij vertrouwt niet op de Here en zoekt haar God niet. 3Haar leiders lijken op brullende leeuwen op zoek naar prooi. Haar rechters zijn vraatzuchtig als wolven in de schemering die geen spoortje voedsel overlaten tot de morgen. 4Haar profeten zijn praatjesmakers en bedriegers. Haar priesters ontwijden wat heilig is en zijn ongehoorzaam aan Gods wetten. 5Maar de Here, die midden in die stad woont, is rechtvaardig. Hij doet geen onrecht. Iedere dag weer is zijn rechtvaardig oordeel zichtbaar. Ondanks dat schaamt de goddeloze zich niet voor zijn daden. 6‘Ik heb vele volken uitgeroeid en hun vestingen verwoest. Hun straten liggen verlaten en zijn onbegaanbaar geworden. Hun steden liggen in puin, de hele bevolking is weg. 7Ik zei: “Heb eerbied voor Mij, laat u terechtwijzen. Als u luistert naar mijn waarschuwingen zal Ik uw stad niet vernietigen.” Maar nee, zij stonden direct klaar om kwaad te bedrijven. 8Heb geduld,’ zegt de Here. ‘Het moment komt waarop Ik zal opstaan om te oordelen. Want Ik heb besloten alle volken en koninkrijken te verzamelen en over hen mijn toorn uit te storten. Ja, met het vuur van mijn jaloezie zal Ik de hele aarde verteren.

9Maar dan zal Ik de volken andere, reine lippen geven, zodat zij de naam van de Here zullen aanroepen en Hem eensgezind zullen vereren. 10De mensen die ver weg aan de andere kant van de rivieren van Ethiopië wonen, zullen hier komen om Mij te aanbidden en offers te brengen. 11Dan zult u zich niet meer hoeven te schamen voor de zonden die tegen Mij zijn begaan. Want Ik zal alle trotse, arrogante mensen uit uw midden verwijderen. Er zal geen hoogmoed meer voorkomen op mijn heilige tempelberg. 12Alleen de nederigen en armen zal Ik overlaten en ook ieder die op Mij vertrouwt. 13De overgebleven Israëlieten zullen geen onrecht plegen of liegen. Zij zullen daar rustig en in vrede en veiligheid wonen en slapen, zonder dat iemand hen opschrikt.’

14Breek uit in gejubel, dochter van Sion! Juich, Israël! Verheug u, wees vrolijk met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! 15Want de Here heeft uw vonnis ongeldig verklaard en uw vijand vernietigd. De koning van Israël, de Here, is bij u! U hoeft nergens meer bang voor te zijn. 16Op die dag zal men Jeruzalem opbeuren met de woorden: ‘Wees niet bang, Sion, houd moed. 17De Here, uw God, is bij u. Hij is een machtige verlosser. Hij zal vol blijdschap over u zijn. Hij zal u liefhebben en u niet beschuldigen. Hij zal over u juichen met een lied van vreugde.’

18‘Wie verdriet hebben omdat zij niet bij dit feest kunnen zijn, zal Ik erbij halen. Zij horen er toch ook bij. Zij gaan gebukt onder de vernedering. 19Ik zal voorgoed afrekenen met al uw vijanden. En Ik zal de zwakken en hulpbehoevenden verlossen en bijeenbrengen wie uit elkaar waren gejaagd. Ik zal mijn ballingen, die vroeger over de hele wereld werden veracht, nu roem en eer bezorgen. 20In die tijd zal Ik u bijeenhalen en weer thuis brengen. Alle volken ter wereld zullen zien dat Ik van u een groot en roemrucht volk heb gemaakt, wanneer Ik uw situatie ten goede heb veranderd,’ zegt de Here.