Zabbuli 40
Ya Mukulu wa Bayimbi. Zabbuli ya Dawudi.
140:1 a Zab 27:14 b Zab 34:15Nalindirira Mukama n’obugumiikiriza,
n’antegera okutu, n’awulira okukoowoola kwange,
240:2 a Zab 69:14 b Zab 27:5n’anziggya mu kinnya eky’entiisa,
n’annyinyulula mu bitosi,
n’anteeka ku lwazi olugumu
kwe nyimiridde.
340:3 Zab 33:3Anjigirizza oluyimba oluggya,
oluyimba olw’okutenderezanga Katonda waffe.
Bangi bino balibiraba ne batandika okutya Mukama
n’okumwesiganga.
440:4 a Zab 34:8 b Zab 84:12Balina omukisa
abo abeesiga Mukama,
abatagoberera ba malala
abasinza bakatonda ab’obulimba.
540:5 a Zab 136:4 b Zab 139:18; Is 55:8Ayi Mukama Katonda wange,
otukoledde eby’ewunyisa bingi.
Ebintu by’otuteekeddeteekedde
tewali ayinza kubikutegeeza.
Singa ngezaako okubittottola,
sisobola kubimalayo byonna olw’obungi bwabyo.
640:6 a 1Sa 15:22; Am 5:22 b Is 1:11Ssaddaaka n’ebiweebwayo tewabyagala.
Ebiweebwayo ebyokebwa olw’okutangirira ebibi,
tobyetaaga.
Naye onzigudde amatu.
7Kyenava njogera nti, “Nzuuno,
nzize nga bwe kyampandiikibwako mu muzingo gw’ekitabo.”
840:8 a Yk 4:34 b Zab 37:31Nsanyukira okukola ky’oyagala, Ayi Katonda wange,
kubanga amateeka go gali mu mutima gwange.
940:9 a Zab 22:25 b Yos 22:22; Zab 119:13Ntegeeza obutuukirivu mu lukuŋŋaana olunene.
Sisirika busirisi,
nga naawe bw’omanyi, Ayi Mukama.
1040:10 a Zab 89:1 b Bik 20:20Bye mmanyi ku butuukirivu bwo sisirika nabyo mu mutima gwange,
naye ntegeeza ku bwesigwa bwo n’obulokozi bwo.
Abantu nga bakuŋŋaanye,
sirema kubategeeza ku mazima go n’okwagala kwo okungi.
1140:11 a Nge 20:28 b Zab 43:3Onsasirenga bulijjo, Ayi Mukama,
amazima n’okwagala kwo byeyongerenga okunkuuma.
1240:12 a Zab 116:3 b Zab 38:4 c Zab 69:4 d Zab 73:26Kubanga ebizibu bye siyinza na kubala binneetoolodde;
ebibi byange binsukiridde, sikyasobola na kulaba;
bisinga enviiri ez’oku mutwe gwange obungi,
mpweddemu amaanyi.
1340:13 Zab 70:1Onsasire ayi Mukama ondokole;
Ayi Mukama, oyanguwe okumbeera.
1440:14 Zab 35:4Abo abaagala okunzita batabuketabuke baswale;
n’abo bonna abagenderera okummalawo bagobebwe nga baswadde.
15Abo abankubira akasonso baswazibwe nnyo.
1640:16 Zab 35:27Naye abo abakunoonya basanyuke
era bajaguze;
abo abaagala obulokozi bwo boogerenga bulijjo nti,
“Mukama agulumizibwenga.”
1740:17 Zab 70:5Ndi mwavu, eyeetaaga ennyo.
Mukama ondowoozeeko.
Tolwawo, Ayi Katonda wange.
Ggwe mubeezi wange era Omulokozi wange.
1Een psalm van David voor de koordirigent.
2Met verlangen keek ik uit naar de Here.
Toen boog Hij Zich naar mij toe
en hoorde mijn roepen om hulp.
3Hij trok mij omhoog
uit de diepte van de zonde
en uit de modder van de wereld.
Hij zette mij stevig op mijn voeten,
op een rots.
Dankzij Hem wankel ik niet meer.
4Hij leerde mij een nieuw lied,
een lofzang voor onze God.
Ik hoop dat velen het merken
en ook ontzag voor de Here zullen krijgen.
Dat zij ook op Hem gaan vertrouwen.
5Gelukkig is de mens
die zijn vertrouwen op de Here stelt
en die zich niet wendt tot trotse mensen of leugenaars.
6Here, mijn God,
uw wonderen zijn ontelbaar,
uw zorg voor ons is groot.
Niets is met U te vergelijken.
Als ik over uw wonderen en zorgen zou willen vertellen,
zou ik niet weten waar ik moest beginnen.
7Het gaat U niet om offers of geschenken,
U vraagt niet om brandoffers
of offers om zonden weg te nemen.
Voor U telt mijn gehoorzaamheid.
8Toen zei ik:
‘Hier ben ik,
in de wet werd al over mij geschreven.
9Mijn hele hart verlangt ernaar
uw wil te doen, mijn God.
Uw wet is mijn leven.’
10Ik vertel de blijde boodschap
van uw liefde en rechtvaardigheid
in de samenkomsten.
U weet Here, dat ik niet zal nalaten
over U te spreken.
11Ik verzwijg uw rechtvaardigheid niet
en spreek over uw trouw en bewaring.
Aan grote groepen mensen vertel ik
over uw goedheid en liefde en waarheid.
12Laat mij ruimschoots delen
in uw medelijden.
Laten uw goedheid en waarheid
mij voortdurend beschermen.
13Want er komen talloze rampen over mij heen,
mijn zonden overweldigen mij
en ik weet er geen raad mee.
Het zijn er zoveel,
de moed zakt mij in de schoenen.
14Here, wilt U mij redden?
Haast U en help mij, Here!
15Laten zij die mij naar het leven staan,
zich diep schamen en afdruipen.
Laten zij die mij in het ongeluk willen storten,
terugdeinzen en belachelijk worden gemaakt.
16Laten zij die mij uitlachen
met stomheid geslagen worden.
17Laten alle mensen die U zoeken
over U jubelen
en grote blijdschap over U hebben.
Laat ieder die uw zorg ervaart zeggen:
‘De Here is groot!’
18Al bezit ik niets
en zit ik diep in de ellende,
toch denkt de Here aan mij.
Mijn God,
U bent mijn helper en bevrijder.
Kom snel, mijn God.