Oluyimba 3 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Oluyimba 3:1-11

13:1 Lu 5:6; Is 26:9Ekiro kyonna nga ndi ku kitanda kyange,

nalindirira emmeeme yange gw’eyagala,

ne munoonya naye saamulaba.

2Nnaagolokoka ne ntambulatambulako mu kibuga,

mu nguudo ne mu bifo ebigazi;

nanoonya emmeeme yange gw’eyagala,

ne nnindirira naye saamulaba.

33:3 Lu 5:7Abakuumi b’ekibuga

abaali balawuna mu kibuga, ne bansisinkana, ne mbabuuza nti,

“Mundabidde ku oyo emmeeme yange gw’eyagala?”

43:4 a Lu 8:2 b Lu 6:9Twali twakayisiŋŋanya,

ne ndaba oyo emmeeme yange gw’eyagala.

Ne munnywegera ne simuganya kugenda,

okutuusa lwe namuleeta mu nnyumba ya mmange,

ne mutwala mu kisenge ky’oyo eyanzaala.

53:5 a Lu 2:7 b Lu 8:4Mbakuutira mmwe abawala ba Yerusaalemi,

ng’empeewo n’enjaza ez’oku ttale,

temusisimula newaakubadde okuzuukusa okwagala

okutuusa nga kwesiimidde.

63:6 a Lu 8:5 b Lu 1:13; 4:6, 14 c Kuv 30:34Ani oyo ajja ng’ava mu ddungu,

afaanana ng’empagi ey’omukka,

asaabye ebyakaloosa ebya mooli n’omugavu,

okuva mu byakaloosa byonna eby’omusuubuzi?

73:7 1Sa 8:11Laba, kye kigaali kya Sulemaani,

ekiwerekeddwako abasajja ab’amaanyi nga nkaaga,

abalwanyi abazira abasingayo mu Isirayiri,

83:8 Yob 15:22; Zab 91:5bonna balina ebitala,

era bamanyirivu mu kulwana;

buli omu n’ekitala kye mu kiwato kye,

nga beetegekedde entiisa ey’ekiro.

9Kabaka Sulemaani yeekolera ekigaali

eky’emiti egy’omu Lebanooni.

10Empagi zaakyo yazisiigako ffeeza,

ne wansi waakyo nga wa zaabu,

n’entebe yaamu ng’eriko olugoye lwa ffulungu;

ne munda nga mwaliire bulungi n’okwagala,

okw’abawala ba Yerusaalemi.

113:11 a Is 4:4 b Is 62:5Mufulume, mmwe abawala ba Sayuuni,

mulabe ku Kabaka Sulemaani ng’ayambadde engule,

engule nnyina gye yamutikkira

ku lunaku olw’embaga ye,

ku lunaku omutima gwe kwe gwasanyukira.

Het Boek

Hooglied 3:1-11

1In mijn slaap zocht ik mijn liefste. Ik zocht en zocht, maar kon hem niet vinden.

2Ik wilde opstaan en in de stad naar hem zoeken. In mijn droom zocht ik mijn liefste op de straten en pleinen, maar vond hem niet.

3De nachtwakers vonden mij tijdens hun nachtelijke ronde. Ik vroeg of zij mijn liefste soms gezien hadden.

4Amper waren zij weg of ik vond mijn liefste eindelijk! Ik klampte mij aan hem vast en liet hem niet meer los tot ik hem bij mij thuis gebracht had. Ik ging met hem de kamer van mijn moeder binnen.

5Meisjes van Jeruzalem, let op wat ik jullie met nadruk zeg. Let daarbij op de gazellen en hinden op het veld. Zij kunnen jullie een les leren. Loop niet vooruit op de liefde, overhaast niets. Laat de liefde zichzelf openbaren als de tijd daarvoor gekomen is.

6Wat komt daar aan vanuit de woestijn? Het lijken wel rookzuilen, geurend naar wierook en mirre en allerlei ander reukwerk dat de kooplieden verkopen.

7O kijk! Het is de draagstoel van koning Salomo, hij is omringd door de zestig dapperste helden uit het leger.

8Zij zijn allemaal goed getraind en dragen op de heup een zwaard om paraat te zijn bij nachtelijke aanvallen.

9Koning Salomo heeft voor zichzelf een draagkoets laten maken van hout uit de bossen van de Libanon.

10De spijlen heeft hij van zilver laten maken en de leuning van puur goud. De zitting is bekleed met dieprode stof. De binnenkant van de koets is bekleed met prachtige geschenken, die de meisjes van Jeruzalem de koning uit liefde hebben gegeven.

11Vooruit, meisjes van Jeruzalem, haast u om koning Salomo te zien. Hij draagt de kroon die zijn moeder hem op zijn trouwdag gaf. Die dag zal hij nooit vergeten, dat was voor hem een vreugdevolle dag.