Isaaya 21 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Isaaya 21:1-17

Obunnabbi Obukwata ku Babulooni

121:1 a Is 13:21; Yer 51:43 b Zek 9:14Obunnabbi obukwata ku Ddungu eririraanye ennyanja:

Ng’embuyaga bwe zikunta nga ziyita mu nsi ey’obukiikaddyo,

bw’atyo alumba bw’ava mu ddungu

eririraanye ensi etiisa.

221:2 a Zab 60:3 b Is 33:1 c Is 22:6; Yer 49:34Nfunye okwolesebwa okw’entiisa:

alyamu olukwe akola omulimu gwe, n’omunyazi anyaga.

Eramu, lumba! Obumeedi zingiza!

Ndikomya okusinda kwonna kwe yaleeta.

321:3 Zab 48:6; Is 26:17Omubiri gwange kyeguvudde gulumwa,

n’obulumi bunkwata, ng’omukazi alumwa okuzaala;

nnyiize olw’ebyo bye mpulira,

bye ndaba bimazeemu amaanyi.

4Omutima gwange gutya,

Entiisa endetera okukankana;

Akasendabazaana ke nnali njayaanira,

kanfukidde ekikankano.

521:5 Yer 51:39, 57; Dan 5:2Bateekateeka olujjuliro,

bayalirira ebiwempe,

ne balya, ne banywa!

Mugolokoke mmwe abakulembeze,

musiige engabo amafuta.

6Kino Mukama ky’aŋŋamba nti,

“Genda ofune omukuumi

akuleetere amawulire ku ebyo by’alaba.

721:7 nny 9Bw’alaba amagaali

n’ebibinja by’embalaasi,

n’abeebagazi ku ndogoyi

oba abeebagazi ku ŋŋamira

yeekuume,

era yeegendereze.”

821:8 Kbk 2:1Awo omukuumi n’ayogera mu ddoboozi ery’omwanguka ng’agamba nti,

“Mukama wange, buli lunaku nnyimirira ku munaala,

buli kiro mbeera ku mulimu gwange.

921:9 a Kub 14:8 b Yer 51:8; Kub 18:2 c Is 46:1; Yer 50:2; 51:44Laba omusajja wuuno ajjira mu ggaali,

ng’alina n’ekibinja ky’embalaasi.

Era ayanukula bw’ati nti,

‘Babulooni kigudde, weewaawo kigudde.

Ebifaananyi bya bakatonda baakyo byonna

bibetenteddwa wansi ku ttaka.’ ”

1021:10 Yer 51:33Abantu bange, abasesebbuddwa ku gguuliro,

mbategeeza kyempulidde okuva eri Mukama Katonda ow’Eggye, Katonda wa Isirayiri.

Obunnabbi obukwata ku Edomu

1121:11 a Lub 25:14 b Lub 32:3Obunnabbi obukwata ku Duuma:

Waliwo ankowoola okuva mu Seyiri ng’ayogera nti,

“Omukuumi, bunaakya ddi?

Omukuumi, bunaakya ddi?”

12Omukuumi ayanukula bw’ati nti,

“Bulikya, era buliziba.

Bw’obaako ne ky’obuuza kibuuze

okomewo nate.”

Obunnabbi obukwata ku Buwalabu

1321:13 Is 13:1Obunnabbi obukwata ku Buwalabu:

Mmwe Abadedeni abatambulira mu bibinja,

abasiisira mu bisaka bya Buwalabu,

1421:14 Lub 25:15muleetere abalumwa ennyonta amazzi; mmwe ababeera mu Teema, muleetere abanoonyi b’obubudamu emmere.

1521:15 Is 13:14Badduka ekitala,

badduka ekitala ekisowole,

badduka omutego ogunaanuddwa,

badduka n’akabi k’entalo.

1621:16 a Is 16:14 b Is 17:3 c Zab 120:5; Is 60:7Bw’ati Mukama bw’aŋŋamba nti, “Mu mwaka gumu, ng’endagaano gye bakolera omukozi bw’eba, ekitiibwa kyonna ekya Kedali kirikoma. 1721:17 Is 10:19Ku b’obusaale abaliwona, ne ku basajja abalwanyi abazira ab’e Kedali, walisigalawo batono.” Mukama Katonda wa Isirayiri ayogedde.

Het Boek

Jesaja 21:1-17

Gods profetie over Babel

1Dit is Gods profetie over Babel.

Het onheil komt als een stormwind over u heen vanuit de angstaanjagende woestijn, als een wervelwind uit de Negev-woestijn. 2Ik zie een dreigend visioen, het is vreselijk om te zien! God vertelt mij wat Hij gaat doen. Ik zie u, geplunderd en vernietigd. Elamieten en Meden zullen deel hebben aan de overwinning. Babel zal vallen en het gekerm van de volken die het onderdrukte, zal ophouden. 3Mijn maag komt in opstand en brandt van pijn, pijn als van een barende vrouw. Mijn benen worden slap als ik hoor wat God van plan is, ik krimp ineen, verblind door angst. 4De schrik overvalt mij en mijn hart bonst als een razende. De schemering, waarvan ik vroeger zo genoot, maakt mij nu bang.

5Kijk! Zij maken alles klaar voor een feestelijke maaltijd! Ze dekken de tafels met voedsel en schuiven hun zetels bij om te gaan eten. Snel, snel, grijp uw schilden en maak u klaar voor de strijd! U wordt aangevallen!

6-7 Ondertussen (in mijn visioen) had de Here mij gezegd: ‘Zet een uitkijk op de stadsmuur en laat hij melden wat hij ziet. Als hij een groep mannen ziet komen die twee-aan-twee op ezels en kamelen rijden, zeg dan tegen hem: “Dat zijn ze, houd ze goed in de gaten!” ’

8-9 En ik zette een uitkijk op de muur en uiteindelijk schreeuwde hij: ‘Heer, ik heb dag en nacht op wacht gestaan! En nu eindelijk, kijk! Daar komen zij die twee-aan-twee rijden!’ Toen hoorde ik een stem die riep: ‘Babel is gevallen en alle afgoden van Babel liggen gebroken op de grond.’ 10Och, mijn geslagen en vertrapte volk. Ik heb u alles verteld wat de Here van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.

11Dit is Gods profetie over Edom.

Iemand uit uw midden blijft naar mij roepen: ‘Wachter, hoe ver is de nacht gevorderd? Wachter, hoe ver is de nacht gevorderd?’ 12En de wachter antwoordt: ‘De ochtend breekt aan, maar maar dan komt er weer een nieuwe nacht. Keer terug naar God, dan kan ik u beter nieuws bezorgen. Zoek naar Hem, keer daarna terug en vraag het mij opnieuw!’

13Dit is Gods profetie over Arabië.

Karavanen van de Dedanieten, u zult u verschuilen in de wouden van Arabië. 14Volk van Tema, breng deze dorstige vluchtelingen voedsel en water. 15Zij zijn gevlucht voor getrokken zwaarden, scherpe pijlen en de verschrikkingen van de oorlog! 16‘Binnen een jaar,’ zegt de Here, ‘zal er een einde komen aan de overmacht van hun vijand, de machtige stam van Kedar. 17Slechts enkelen van hun gevreesde boogschutters zullen overblijven.’ De Here, de God van Israël, heeft gesproken.