Engero 23 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Engero 23:1-35

1Bw’otuulanga okulya n’omufuzi,

weetegerezanga ebiri mu maaso go;

2era weegendereze

bw’obanga omanyi ng’olulunkanira ebyokulya.

323:3 nny 6-8Tolulunkanira mmere ye ennungi,

kubanga erimbalimba.

4Teweemalangako mirembe ng’oyaayaanira obugagga;

weefuge obeere mukkakkamu.

523:5 Nge 27:24Eby’obugagga obikubako eriiso limu nga by’agenze dda,

kubanga ddala bimera ebiwaawaatiro

ne bibuuka mu bbanga ng’empungu.

623:6 Zab 141:4Tolyanga mmere ya muntu mukodo,

wadde okwegomba ebirungi by’alya.

7Kubanga ye muntu

abalirira ensimbi z’asaasaanyizza,

n’akugamba nti, “Weeriire, weenywere,”

naye ng’omutima gwe tegukusanyukira.

8Akatono k’onooba olidde onookasesema,

ebigambo byo ebirungi eby’okwebaza bibe bya bwereere.

923:9 Nge 1:7; 9:7; Mat 7:6Totegana kubuulirira musirusiru,

kubanga ajja kunyooma ebigambo byo eby’amagezi.

1023:10 Ma 19:14; Nge 22:28Tojjululanga nsalo ey’edda,

so toyingiriranga nnimiro za bamulekwa,

1123:11 a Yob 19:25 b Nge 22:22-23kubanga abalwanirira w’amaanyi,

alikuggulako omusango.

12Ossangayo omwoyo eri okuyigirizibwa,

n’amatu go eri ebigambo by’okutegeera.

13Tolekangayo kukangavvula mwana,

bw’omubonereza n’akaggo tekimutta.

14Mubonerezenga n’akaggo,

kiwonye emmeeme ye okufa.

15Mwana wange, bw’oba n’omutima ogw’amagezi,

kinsanyusa.

1623:16 nny 24; Nge 27:11Nnaajjaguzanga okuva ku ntobo y’omutima gwange,

bw’onooyogeranga ebituufu.

1723:17 Zab 37:1; Nge 28:14Omutima gwo gulemenga okukwatirwa aboonoonyi obuggya,

kyokka nyiikira okutya Mukama ebbanga lyonna.

1823:18 Zab 9:18; Nge 24:14, 19-20Mazima ddala onoobanga n’essuubi mu biseera eby’omu maaso,

n’essuubi lyo eryo teririggwaawo.

19Mwana wange wulirizanga, obeerenga n’amagezi,

okumenga omutima gwo mu kkubo ettuufu.

2023:20 Is 5:11, 22; Bar 13:13; Bef 5:18Teweegattanga ku abo abeekamirira omwenge,

n’abalulunkanira ennyama:

2123:21 Nge 21:17Kubanga omutamiivu n’omuluvu baavuwala,

n’okubongoota olutata kubambaza enziina.

2223:22 Lv 19:32; Nge 1:8; 30:17; Bef 6:1-2Wulirizanga kitaawo eyakuzaala,

so togayanga nnyoko ng’akaddiye.

2323:23 Nge 4:7Gula amazima so togatunda,

ffuna amagezi, n’okuyigirizibwa n’okutegeera.

2423:24 nny 15-16; Nge 10:1; 15:20Kitaawe w’omutuukirivu alina essanyu lingi,

n’oyo azaala omwana ow’amagezi amwenyumiririzaamu.

25Leka kitaawo ne nnyoko basanyuke,

omukazi eyakuzaala ajaguzenga.

2623:26 a Nge 3:1; 5:1-6 b Zab 18:21; Nge 4:4Mwana wange mpa omutima gwo,

n’amaaso go geekalirize amakubo gange,

2723:27 Nge 22:14kubanga omukazi omwenzi lukonko luwanvu,

n’omukazi omubambaavu luzzi lufunda.

2823:28 Nge 7:11-12; Mub 7:26Ateega ng’omutemu,

n’ayongera ku muwendo gw’abasajja abatali beesigwa eri bakazi baabwe.

29Ani alina obuyinike? Ani alina ennaku?

Ani alina ennyombo? Ani alina okwemulugunya?

Ani alina ebiwundu eby’obwereere? Ani amyuse amaaso?

3023:30 Zab 75:8; Is 5:11; Bef 5:18Abo abatava ku mwenge,

nga bagenda baloza ku mwenge omutabule.

31Totunuulira wayini ng’amyuse,

bw’atemaganira mu ggiraasi

ng’akka empolampola;

32ku nkomerero aluma ng’omusota,

wa busagwa ng’essalambwa.

33Amaaso go galiraba ebyewuunyo,

n’omutwe gwo ne gulowooza ebitategeerekeka.

34Oliba ng’omuntu eyeebase wakati mu nnyanja,

obanga oyo alengejjera waggulu ku mulongooti.

35Olyogera nti, “Bankubye, naye sirumiddwa.

Bankubye naye sirina kye mpuliddemu.

Nnaazuukuka ddi,

neeyongere okunywa?”

Het Boek

Spreuken 23:1-35

1Wanneer u bij een hooggeplaatste aan tafel zit, let dan op wat u wordt voorgezet.

2Beheers u als u een liefhebber van lekker eten bent,

3laat u niet het hoofd op hol brengen door dat heerlijke eten, want weelde is maar al te verlokkelijk.

4Doe geen moeite rijk te worden, u kunt uw gaven beter voor iets anders gebruiken.

5Staar u niet blind op rijkdom, die in feite niets voorstelt. Rijkdom is ook maar vergankelijk. Zoals een vogel opvliegt, kan het weer verdwijnen.

6Eet niet bij een vrekkig en jaloers mens, staar u niet blind op al zijn heerlijke eten.

7Hij houdt zijn gedachten voor zichzelf en al nodigt hij u vriendelijk uit, in zijn hart meent hij dat niet.

8U zou er spijt van krijgen dat u daar gegeten hebt en uw vriendelijke woorden zouden zijn verspild.

9Praat niet tegen een dwaas, want hij heeft geen enkele waardering voor de wijsheid van uw woorden.

10Houd u aan de morele grenzen die al van oudsher gelden en blijf van de bezittingen van wezen af.

11Want God, hun Verlosser, is sterk, Hij zal hen tegen u in bescherming nemen.

12Open uw hart voor wijze lessen en spits uw oren als er verstandig wordt gesproken.

13Aarzel niet een jongen te straffen, van een pak slaag gaat hij echt niet dood.

14Door hem af en toe te straffen kunt u hem voor de ondergang behoeden.

15Mijn zoon! Reken maar dat ik blij ben als ik zie dat je je verstandig gedraagt.

16Als ik je oprechte dingen hoor zeggen, zindert de blijdschap door mij heen.

17Wind je niet op over zondaars, leef voortdurend in eerbiedig ontzag voor de Here.

18Want je kunt er zeker van zijn dat je een beloning wacht, je komt niet bedrogen uit als je op God vertrouwt.

19Luister goed, mijn jongen! Wees verstandig en richt je volledig op Gods wil voor je leven.

20Houd je afzijdig van drinkebroers en veelvraten,

21want dat soort mensen staat armoede te wachten, hun roes brengt hen tot de bedelstaf.

22Luister naar je vader die je heeft verwekt, en kijk niet op je moeder neer, wanneer zij oud geworden is.

23Maak je de waarheid eigen tot elke prijs en houd haar, koste wat het kost, vast. Hetzelfde geldt voor wijsheid, onderwijzing en verstand.

24Een rechtvaardige zoon doet zijn vader enorm veel plezier. Wie een wijze zoon krijgt, mag blij en dankbaar zijn.

25Maak je vader blij en ook je moeder die jou ter wereld bracht.

26Mijn zoon, stel je hart voor mij open en let goed op hoe ik leef.

27Want een hoer is een diepe, verraderlijke gracht en een vrouw die niet van jou is, is een smalle put waaruit geen ontsnapping mogelijk is.

28Als een rover loert zij rond en zij is de oorzaak dat velen God ontrouw worden.

29Wie klagen steen en been? Wie maken doorlopend ruzie en raken zonder reden verwond? Wie bekijken de wereld door roodomrande ogen?

30Dat zijn de mensen die zich tot in de kleine uurtjes te buiten gaan aan wijn en sterke drank.

31Verlang niet naar de wijn, die rood fonkelt en heerlijk geurt in de beker, die drinkt wel heel gemakkelijk,

32maar bijt uiteindelijk als een slang en spuwt gif als een adder.

33Dan ga je kijken naar dingen die niet van jou zijn, en je mond zal vuile taal spuien.

34Je voelt je dan alsof je op een schip bent en alles draait om je heen.

35Je zult zeggen: ‘Ze hebben me geslagen en op me losgebeukt zonder dat ik iets merkte. Wanneer word ik weer wakker? Ik ben hard toe aan een slokje wijn.’