Abaruumi 7 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Abaruumi 7:1-25

Ekyokulabirako ekiva mu Bufumbo

17:1 Bar 1:13Temumanyi abooluganda, kubanga njogera eri abamanyi amateeka, ng’amateeka gafuga oyo yekka akyali omulamu? 27:2 1Ko 7:39Ka mbawe ekyokulabirako: mu mateeka omukazi omufumbo, asigala nga wa bba, bba bw’aba ng’akyali mulamu. Naye bba bw’afa, omukazi oyo ng’asumuluddwa mu tteeka eribagatta. 3Noolwekyo omukazi oyo bwe yeegatta n’omusajja omulala, bba ng’akyali mulamu, omukazi oyo anaayitibwanga mwenzi. Naye bba bw’afanga, olwo omukazi omufumbo anaabanga asumuluddwa mu tteeka, era taabenga mwenzi bw’anaafumbirwanga omusajja omulala.

47:4 a Bar 8:2; Bag 2:19 b Bak 1:22Nammwe baganda bange mwafa eri amateeka, muli ba mubiri gwa Kristo. Mwegatta ku Kristo eyazuukizibwa okuva mu bafu, tulyoke tubale ebibala ebisanyusa Katonda. 57:5 a nny 7-11 b Bar 6:13Kubanga bwe twali tukyafugibwa omubiri, okwegomba kw’ebibi kwakoleranga mu bitundu byaffe eby’omubiri olw’amateeka, era enkomerero kwali kufa. 67:6 Bar 2:29; 2Ko 3:6Naye kaakano tetukyafugibwa mateeka. Tuli bafu eri ebyo ebyali bitusibye, era tebitulinaako buyinza. Noolwekyo tuyinza okuweereza Katonda mu ngeri empya eya Mwoyo Mutukuvu, so si mu nkola enkadde ey’amateeka.

Okulwanagana n’Ekibi

77:7 a Bar 3:20; 4:15 b Kuv 20:17; Ma 5:21Kale tunaayogera ki? Amateeka kye kibi? Kikafuuwe. Singa tewaali mateeka, sanditegedde kibi. N’okwegomba kw’omubiri sandikutegeeredde ddala singa amateeka tegaagamba nti, “Teweegombanga.” 87:8 a nny 11 b Bar 4:15; 1Ko 15:56Ekibi kyeyambisa etteeka lino, ne kindeetera okwegomba okwa buli ngeri. Noolwekyo awatali mateeka, ekibi kiba kifu. 9Edda nali mulamu awatali mateeka, naye etteeka bwe lyajja, ekibi ne kiramuka, n’okufa ne nfa. 107:10 Lv 18:5; Bar 10:5Era ne nkizuula ng’etteeka eryali liteekwa okumpa obulamu, lye lyandetera okufa. 117:11 Lub 3:13Ekibi kyeyambisa ekiragiro ekyo ne kinnimba, era ne kinzita. 127:12 1Ti 1:8Noolwekyo amateeka matukuvu, era n’ekiragiro kitukuvu, kiruŋŋamya era kirungi.

13Kale ekirungi gye ndi, ate kye kyafuuka okufa? Nedda. Ekibi kye kyakozesa ekiragiro ekirungi kiryoke kinzite. Noolwekyo tulaba ekibi bwe kiri, ekibi ddala.

147:14 a 1Ko 3:1 b 1Bk 21:20, 25Tumanyi ng’amateeka mwoyo, naye nze omuntu obuntu, natundibwa ng’omuddu nfugibwe ekibi. 157:15 nny 19; Bag 5:17Kubanga kye nkola sikimanyi. Kye njagala si kye nkola, naye kye nkyawa kye nkola. 167:16 nny 12Newaakubadde nga nkola kye mmanyi nga kikyamu, nzikiriza ng’amateeka malungi. 177:17 nny 20Noolwekyo si nze nkola ebintu ebyo ebibi, wabula ekibi ekiri mu nze. 187:18 nny 25Mmanyi nga mu nze, temuli kalungi n’akamu. Ne bwe njagala okukola ekirungi, tewali kirungi kye nkola. 197:19 nny 15Ekirungi kye njagala okukola si kye nkola, naye ekibi kye saagala kye nkola. 207:20 nny 17Naye obanga kye saagala kye nkola, si nze mba nkikola, wabula ekibi ekibeera mu nze.

217:21 nny 23, 25Noolwekyo nzudde mu mateeka nga bwe njagala okukola ebirungi, ekibi kimbeera kumpi. 227:22 a Bef 3:16 b Zab 1:2Mu nze mu muntu ow’omunda njagala nnyo okugondera amateeka ga Katonda. 237:23 Bag 5:17; Yak 4:1Naye mu mubiri gwange gwonna, ndaba amateeka ag’enjawulo nga gawakana n’etteeka lya Katonda amagezi gange ge limanyi. Ekyo kinfuula omusibe w’amateeka ag’ekibi, ekikolera mu mubiri gwange. 247:24 Bar 6:6; 8:2Nga ndi muntu munaku! Ani alindokola mu mubiri guno ogugenda okufa? 25Kyokka Katonda yeebazibwe mu Yesu Kristo Mukama waffe.

Nze kennyini mu birowoozo byange, ndi muddu w’amateeka ga Katonda era gwe mpeereza, newaakubadde ng’okwegomba kwange okw’omubiri, mpeereza etteeka ly’ekibi.

Het Boek

Romeinen 7:1-25

Gods wet openbaart zonde

1Broeders en zusters, ik spreek toch tegen mensen die de wet kennen. Dan moet u ook weten dat de wet alleen iets over ons te zeggen heeft zolang wij leven. 2Laten wij het voorbeeld nemen van een getrouwde vrouw. Zolang haar man leeft, is zij voor de wet aan hem gebonden. Maar als haar man sterft, geldt die wet voor haar niet meer. 3Als zij daarna met een andere man trouwt, is daar niets op tegen. Maar als zij gemeenschap met een andere man heeft terwijl haar eigen man nog leeft, maakt zij zich schuldig aan overspel. 4Vrienden, zo bent u niet meer gebonden aan de Joodse wet. Want toen Christus stierf, bent u mét Hem gestorven. Voor de wet bestaat u niet meer. Nu behoort u toe aan iemand anders, aan Christus die uit de dood is opgestaan. En hierdoor kunnen wij voor God een vruchtbaar leven leiden. 5Toen wij nog ons eigen leven leidden, werd ons lichaam beheerst door zondige begeerten, die werden aangewakkerd door de wet. Het enige gevolg daarvan was de dood. 6Maar nu zijn wij van de wet bevrijd. Omdat wij gestorven zijn, kan zij ons niet vasthouden. Nu kunnen we God op een heel nieuwe manier dienen: vanuit ons hart, door zijn Geest, en niet op de oude manier door het naleven van wetten.

7Is de wet dan de oorzaak van de zonde? Geen sprake van! Zonder de wet zou ik nooit geweten hebben wat zonde is. Als de wet niet had gezegd: ‘U mag niet iets begeren wat van een ander is,’ zou ik niet hebben geweten dat dit verkeerd is. 8Maar de zonde gebruikte de wet om verkeerde begeerten in mij op te wekken. Want als er geen wet is, die overtreden kan worden, heeft de zonde geen schijn van kans. 9Vroeger leefde ik zonder de wet. Maar toen ik de wet leerde kennen, ontdekte ik wat zonde is. En het leven maakte plaats voor de dood. 10De strenge regels die mij naar het leven moesten leiden, bleken mij naar de dood te voeren. 11De zonde zag haar kans schoon en gebruikte die voorschriften om mij op de verkeerde weg te brengen en te doden. 12Maar op Gods wet zelf is niets aan te merken. Wat die wet van ons eist, is zuiver, rechtvaardig en goed.

13Heeft het goede dan mijn dood veroorzaakt? Geen sprake van! Het komt door de zonde, die heeft iets goeds gebruikt om mij de dood in te jagen. Daaruit blijkt haar ware aard. 14Wij weten dat de wet van God een geestelijke zaak is. Maar ik ben een mens van vlees en bloed, die onderworpen is aan de zonde. 15Mijn doen en laten zijn voor mijzelf een raadsel. Want ik doe niet wat ik graag wil. Nee, ik doe juist dingen waar ik een hekel aan heb. 16Ik doe dus wat ik niet wil en daaruit blijkt dat ik het met de wet eens ben en dat ik die juist vind. 17Wel, dan doe ik die slechte dingen niet zélf, maar de zonde die mij beheerst. 18Ik weet dat ik door en door slecht ben, tenminste wat mijn oude natuur betreft. Ik kan het goede niet doen. Ik wil het wel, maar ik kan het niet. 19Hoewel ik het goede wil, doe ik het niet. In plaats daarvan doe ik het slechte en dat wil ik nu juist niet. 20Als ik doe wat ik niet wil, doe ik dat eigenlijk niet zelf, maar de zonde in mij. 21Zo ervaar ik steeds weer: als ik het goede wil doen, kan ik het niet laten het slechte te doen.

22In mijn diepste wezen wil ik heel graag doen wat Gods wet van mij vraagt. 23Maar ik zie dat mijn doen en laten daarmee volledig in tegenspraak is. Wat mijn verstand wil en mijn lichaam doet, is altijd in strijd met elkaar. De zonde leeft in mijn lichaam. 24Wat ben ik er ellendig aan toe! Wie zal mij verlossen uit deze vreselijke macht van de dood? 25Ik dank God dat er een uitweg is door Jezus Christus, onze Here! Om kort te gaan: ik sta met mijn verstand wel achter de wet van God, maar ben in mijn dagelijks leven onderworpen aan de wet van de zonde.