Abaruumi 10 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Abaruumi 10:1-21

1Abooluganda, kye njagala mu mutima gwange era kye nsabira Abayisirayiri eri Katonda, kwe kulokolebwa. 210:2 Bik 21:20Kubanga nkakasa nga balina obunyiikivu eri Katonda, naye si mu kutegeera. 310:3 Bar 1:17Mu butamanya butuukirivu bwa Katonda, bagezaako okwenoonyeza obutuukirivu, nga bagondera amateeka mu kifo ky’okugondera obutuukirivu bwa Katonda. 410:4 a Bag 3:24; Bar 7:1-4 b Bar 3:22Kristo atuwa amakulu amajjuvu, buli amukkiriza n’amuwa obutuukirivu.

510:5 Lv 18:5; Nek 9:29; Ez 20:11, 13, 21; Bar 7:10Musa awandiika ku butuukirivu obuva mu mateeka nti, “Omuntu alikola ebintu ebyo aliba mulamu mu byo.” 610:6 a Bar 9:30 b Ma 30:12Naye okukkiriza okuva mu butuukirivu, kugamba nti, “Toyogeranga mu mutima gwo nti, ‘Ani alirinnya mu ggulu?’ (kwe kuggya Kristo mu ggulu) 7newaakubadde okugamba nti, ‘Ani alikka emagombe?’ (kwe kuggya Kristo mu bafu.)” 810:8 Ma 30:14Abo bonna abalina okukkiriza mu Kristo bagamba nti, “Ekigambo kiri kumpi naawe, kiri mu kamwa ko era kiri mu mutima gwo,” kye kigambo eky’okukkiriza kye tubuulira. 910:9 a Mat 10:32; Luk 12:8 b Bik 2:24Bw’oyatula n’akamwa ko nti, Yesu ye Mukama, n’okkiriza n’omutima gwo nga Katonda yamuzuukiza mu bafu, olokoka. 10Kubanga omuntu akkiriza na mutima gwe n’aweebwa obutuukirivu, era ayatula na kamwa ke n’alokoka. 1110:11 Is 28:16; Bar 9:33Kubanga Ebyawandiikibwa bigamba nti, “Buli amukkiriza taliswazibwa.” 1210:12 a Bar 3:22, 29 b Bik 10:36Tewali njawulo wakati wa Muyudaaya na Muyonaani, kubanga Mukama waabwe y’omu era ayanukula abo bonna abamukoowoola. 1310:13 a Bik 2:21 b Yo 2:32Buli alikoowoola erinnya lya Mukama alirokoka. 14Kale balikoowoola batya oyo gwe batakkiririzaamu? Era balikkiriza batya oyo gwe batawulirangako? Era baliwulira batya awatali abuulira? 1510:15 Is 52:7; Nak 1:15Era balibuulira batya nga tebatumiddwa? Ekyawandiikibwa nga bwe kigamba nti, “Ebigere by’abo abategeeza amawulire amalungi, nga birungi.” 1610:16 Is 53:1; Yk 12:38Naye si bonna abaagondera Enjiri. Isaaya agamba nti, “Mukama, waliwo akkirizza obubaka bwaffe?” 1710:17 a Bag 3:2, 5 b Bak 3:16Noolwekyo okukkiriza kujja olw’okuwulira ekigambo kya Kristo. 1810:18 Zab 19:4; Mat 24:14; Bak 1:6, 23; 1Bs 1:8Naye mulowooza Abayisirayiri tebaawulira? Weewaawo baawulira. Ebyawandiikibwa bigamba nti,

“Eddoboozi lyabwe lyabuna mu nsi zonna,

n’ebigambo byabwe byatuuka ku nkomerero z’ensi.”

1910:19 a Bar 11:11, 14 b Ma 32:21Abayisirayiri baabitegeera oba tebaabitegeera? Bw’ati Musa bw’addamu ekibuuzo ekyo:

“Ndibaleetera okukwatirwa obuggya abatali ggwanga,

ne mbasunguwaza olw’eggwanga eritalina kutegeera.”

2010:20 Is 65:1; Bar 9:30Ne Isaaya yali muvumu bwe yagamba nti,

“Nazuulibwa abo abatannoonya,

ne ndabika eri abo abatambuulirizaako.”

2110:21 Is 65:2Naye eri Isirayiri agamba nti,

“Olunaku lwonna nalumala nga ngolodde emikono gyange

eri eggwanga ekkakanyavu era abantu abeewaggula.”

Het Boek

Romeinen 10:1-21

Redding door geloof in God, ook voor het Joodse volk

1Vrienden, het verlangen van mijn hart en mijn gebed tot God is dat het Joodse volk gered mag worden. 2Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen, maar zij missen het juiste inzicht. 3Zij begrijpen niet dat Christus gestorven is om het tussen God en hen goed te maken. In plaats daarvan proberen zij door goed te leven Gods gunst te winnen en voegen ze zich niet naar de manier waarop God dat zou willen. 4Want nu Christus er is, hoeft niemand meer zijn best te doen om volgens de wet van Mozes rechtvaardig te worden. Iedereen die op Christus vertrouwt, wordt rechtvaardig. 5Volgens Mozes is het zo: ‘Als u de wet gehoorzaamt, zult u leven.’ 6Maar met de rechtvaardigheid die uit het vertrouwen op Christus voortkomt, is het heel anders, zoals geschreven staat: ‘Zeg niet: wie stijgt op naar de hemel,’ dat wil zeggen: om Christus te laten afdalen. 7En ook: ‘Wie daalt af naar de onderwereld,’ dat wil zeggen: om Christus uit de dood tot leven te brengen.

8Maar Mozes zegt ook: ‘Wat u zoekt, is vlakbij, in uw hart en op uw lippen,’ dat wil zeggen: de boodschap dat U op Christus moet vertrouwen, vertellen wij hier en overal. 9Want als u zegt dat Jezus Christus uw Heer is en als u met heel uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u gered worden. 10Door met heel uw hart op Christus te vertrouwen, wordt u rechtvaardig verklaard. En door daarvoor uit te komen, wordt u gered. 11Zo staat het ook in de Boeken: ‘Wie op Hem vertrouwt, zal niet teleurgesteld worden.’ 12En het maakt geen verschil of u Jood bent of niet. God is Heer over allen. Hij geeft zijn rijkdom aan alle mensen die een beroep op Hem doen. 13Want er staat ook: ‘Ieder die de naam van de Here aanroept, zal gered worden.’ 14Maar als zij niet in Hem geloven, hoe kunnen zij Hem dan aanroepen? En als zij nooit van Hem gehoord hebben, hoe kunnen zij dan in Hem geloven? Als niemand hun over Hem vertelt, hoe kunnen zij het dan horen? 15Wie zal het hun vertellen, als hij niet gestuurd is? Daarover staat in de Boeken: ‘Wat heerlijk klinkt het geluid van de voeten van de brengers van het goede nieuws!’

16Maar niet iedereen heeft geluisterd naar het goede nieuws van God. De profeet Jesaja zei al: ‘Here, wie gelooft wat wij vertellen?’ 17Dus alleen door te luisteren naar wat Christus gezegd heeft, kunt u in Hem gaan geloven. 18Maar hebben de Israëlieten het dan niet gehoord? Jawel! Want er staat geschreven: ‘Hun boodschap hoort men over de hele wereld, overal waar mensen wonen heeft het nieuws hen bereikt.’ 19Hebben de Israëlieten het dan niet begrepen? Luister eerst eens naar Mozes die over God zei: ‘Ik zal u jaloers maken op een volk dat geen volk is, Ik maak u kwaad op een volk dat geen inzicht heeft.’ 20Jesaja zei het nog sterker: ‘God zal worden gevonden door mensen die Hem niet zochten. Hij zal Zich bekendmaken aan mensen die geen belangstelling voor Hem hadden.’ 21Maar wat Israël zelf betreft, zegt hij: ‘Het is een ongehoorzaam en dwars volk, waarnaar God de hele dag zijn handen uitgestrekt houdt.’