Abaefeso 4 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Abaefeso 4:1-32

Okuba ab’omubiri ogumu

14:1 a Bef 3:1 b Baf 1:27; Bak 1:10Ng’omusibe wa Mukama waffe, mbakuutira mubeere n’empisa ezisaanira obulamu bwe mwayitirwa okutambuliramu. 2Mubeerenga bakkakkamu, abawombeefu era abagumiikiriza, nga mugumiikirizagana mu kwagala. 34:3 Bak 3:14Munyiikirenga okukuuma obumu obw’Omwoyo mu kwegatta awamu okw’emirembe. 44:4 1Ko 12:13Omubiri nga bwe guli ogumu, n’Omwoyo omu, n’essuubi liri limu ery’okuyitibwa kwammwe. 5Mukama waffe ali omu, n’okukkiriza kumu n’okubatizibwa kumu. 6Katonda ali omu, era ye Kitaawe wa bonna, afuga byonna, akolera mu byonna era abeera mu byonna.

74:7 a 1Ko 12:7, 11 b Bar 12:3Buli omu ku ffe yaweebwa ekisa ng’okugera kwa Kristo bwe kuli. 84:8 a Bak 2:15 b Zab 68:18Ebyawandiikibwa kyebiva bigamba nti,

“Bwe yalinnya mu ggulu,

n’atwala omunyago,

n’awa abantu ebirabo.”

9Okugamba nti “yalinnya,” kitegeeza ki? Kitegeeza nti yasooka kukka mu bitundu ebya wansi w’ensi. 10Oyo Kristo eyakka, ye wuuyo ddala eyalinnya ewala ennyo, n’ayisa waggulu w’eggulu lyonna, alyoke ajjule obwengula bw’ensi yonna. 114:11 a 1Ko 12:28 b Bik 21:8Era y’omu oyo eyawa abamu okuba abatume, n’abalala okuba bannabbi, n’abalala okuba ababuulizi b’enjiri, n’abalala okuba abasumba, n’abalala okuba abayigiriza. 124:12 1Ko 12:27Ekyo yakikola olw’okutendeka abantu ba Katonda olw’omulimu ogw’obuweereza, okuzimba omubiri gwa Kristo. 134:13 a nny 3, 5 b Bak 1:28Ekyo kijja kutwongera okugenda mu maaso, okutuusa ffenna lwe tulibeera n’okukkiriza kumu, n’okumanyira ddala Omwana wa Katonda nga tukulidde ddala mu mwoyo okutuuka ku kigera eky’okubeera nga Kristo bw’ali.

144:14 a 1Ko 14:20 b Yak 1:6 c Bef 6:11Tuteekwa okulekeraawo okweyisa ng’abaana abato, nga tuyuuguumizibwa amayengo nga tutwalibwa buli muyaga ogw’okuyigiriza okw’abantu abakuusa, mu nkwe olw’okugoberera enteekateeka ey’obulimba. 154:15 Bef 1:22Tube ba mazima mu kwagala, tulyoke tukulire mu Kristo mu byonna, nga tweyongera okuba nga ye, Omutwe gw’Ekkanisa. 164:16 Bak 2:19Mu ye omubiri gwonna mwe gugattirwa obulungi awamu, ne guyungibwa mu buli nnyingo, nga gukola ng’ekigera kya buli kitundu bwe kuli, nga gukula era nga gwezimba mu kwagala.

Obulamu obuggya mu Kristo

174:17 Bar 1:21Ng’omugoberezi wa Mukama waffe, mbalagira okulekeraawo okutambula ng’abatamanyi Katonda bwe batambulira mu birowoozo byabwe eby’obusirusiru. 184:18 a Bar 1:21 b Bef 2:12 c 2Ko 3:14Amagezi gaabwe gajjudde ekizikiza. Tebalina mugabo mu by’obulamu bwa Katonda, kubanga bajjudde obutamanya era emitima gyabwe mikakanyavu. 194:19 a 1Ti 4:2 b Bar 1:24 c Bak 3:5Tebakyalina nsonyi, beemalidde mu bya buwemu, na mululu gwa kukola bya bugwenyufu ebya buli ngeri.

20Kyokka mmwe si bwe mwayigirizibwa ku bya Kristo. 21Obanga ddala mwamuwulira, era ne muyigirizibwa mu ye ng’amazima bwe gali mu Yesu, 224:22 a 1Pe 2:1 b Bar 6:6kale mwambulemu obulamu obw’omuntu ow’edda, avunda olw’okwegomba okw’obulimba. 234:23 Bak 3:10Mufuuke baggya olw’Omwoyo afuga ebirowoozo byammwe, 244:24 a Bar 6:4 b Bef 2:10era mwambale omuntu omuggya, eyatondebwa mu kifaananyi kya Katonda mu butuukirivu ne mu kutukuzibwa okw’amazima.

254:25 a Zek 8:16 b Bar 12:5Mulekeraawo okulimba, mwogerenga amazima buli muntu ne munne, kubanga tuli bitundu bya mubiri gumu. 26“Bwe musunguwalanga mwekuume muleme kwonoona.” Temuzibyanga budde nga mukyasunguwadde. 27Temuwanga Setaani bbanga. 284:28 a Bik 20:35 b 1Bs 4:11 c Luk 3:11Abadde omubbi alekeraawo okubba, wabula anyiikirenga okukola eby’omugaso ng’akola n’emikono gye, alyoke afune ky’agabirako n’abo abeetaaga.

29Mwekuume mulemenga okwogera ebigambo ebitasaana, wabula mwogerenga ebyo byokka ebizimba nga buli muntu bwe yeetaaga, biryoke bigase abo ababiwulira. 304:30 a 1Bs 5:19 b Bar 8:23Era temunakuwazanga Mwoyo Mutukuvu wa Katonda, eyabateekako akabonero akalaga nga mwanunulibwa. 31Okunyiiga, n’obusungu, n’obukambwe, n’okukaayana, n’okuvuma, na buli kibi kyonna, biremenga kubeera mu mmwe. 324:32 Mat 6:14, 15Mubenga ba kisa, buli omu alumirwenga munne, era musonyiwaganenga, nga Katonda bwe yabasonyiwa mu Kristo.

Het Boek

Efeziërs 4:1-32

Eén lichaam, één Geest

1Ik zit gevangen omdat ik de Here dien en vraag u dringend te leven zoals past bij mensen die door de Here geroepen zijn. 2Wees nederig en vriendelijk, heb geduld met elkaar en verdraag elkaar vol liefde. 3Doe uw uiterste best de eenheid te bewaren die de Heilige Geest onder u tot stand heeft gebracht, door in vrede met elkaar te leven. 4Wij horen immers allemaal bij hetzelfde lichaam, wij hebben dezelfde Geest, wij verwachten dezelfde heerlijke toekomst, omdat God ons heeft geroepen. 5Er is maar één Heer, één geloof en één doop. 6En wij hebben allemaal één en dezelfde God en Vader, die boven ons allen staat, die in ons allen is en door ons allen werkt.

7Maar ieder van ons heeft genade gekregen, naar de mate waarin Christus die gegeven heeft. 8In de Boeken staat immers: ‘Hij is naar de hemel gegaan en heeft gevangenen meegenomen, en hij gaf geschenken aan de mensen.’ 9Er staat ‘naar de hemel gegaan.’ Daaruit blijkt dus dat Hij ook is afgedaald naar de aarde. 10Hij is naar de aarde afgedaald en weer naar de hemel opgestegen, om alles overal, van hoog tot laag, met zijn aanwezigheid te vullen. 11Christus heeft sommigen aan de Gemeente gegeven die apostel zijn, anderen die namens Hem spreken; sommigen die het goede nieuws aan ongelovigen vertellen, anderen die de christenen geestelijk verzorgen en weer anderen die onderwijzen. 12Met elkaar moeten zij de christenen klaarmaken om God te dienen, zodat de Gemeente, het lichaam van Christus, zal groeien en sterk en volwassen zal worden.

13Het doel daarvan is dat wij ten slotte volledig één zullen zijn, door ons gemeenschappelijk geloof en doordat wij de Zoon van God allemaal even goed kennen. Dan zullen wij volledig mens zijn, volwassen geworden door alles wat Christus in ons heeft gedaan. 14Wij zullen dan niet langer als kinderen zijn, die zomaar van gedachten veranderen. Wij laten ons dan ook niet meer door van alles beïnvloeden. Ook niet door de verkeerde leer van slimme mensen die ons op een dwaalspoor willen brengen. 15Nee, dan zullen wij vol liefde de waarheid volgen en alleen doen wat waar is en zo steeds meer één worden met Christus, die het hoofd is van het lichaam, de Gemeente. 16Door Hem wordt het lichaam prachtig samengevoegd, elk deel helpt de andere delen naar vermogen, zodat het hele lichaam gezond groeit en vol liefde is.

17Ik zeg u dit met nadruk en ik spreek namens de Here: leef niet langer als mensen die Gods wil niet kennen, want die zijn verblind en verward. 18In hun hart is het helemaal donker. Zij staan ver van het leven van God, omdat zij niets van Hem willen weten en Hem niet willen begrijpen. 19Het kan hun niets schelen of iets goed of slecht is. Zij trekken zich nergens iets van aan en worden voortgedreven door hun slechte gedachten en wilde begeerten. 20Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21Als u werkelijk zijn stem hebt gehoord en Hij u de waarheid over Zichzelf heeft bekendgemaakt, 22moet u uw oude menselijke natuur als oude kleren uittrekken, uw vroegere manier van leven die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten. 23Uw denken moet grondig vernieuwd worden. 24Sterker nog, u moet een heel nieuw mens worden die alleen voor God leeft, zuiver en goed. Trek een nieuwe natuur aan als een stel nieuwe kleren.

25Houd op met liegen. Vertel elkaar de waarheid, want wij horen bij elkaar en zijn delen van hetzelfde lichaam. 26Als u kwaad bent, laat dan geen wrok in uw hart opkomen, want dan zondigt u. Zorg ervoor dat u uw boosheid voor het einde van de dag weer kwijt bent. 27Geef de duivel geen schijn van kans. 28Wie een dief is, moet ophouden met stelen. Steek liever uw handen uit de mouwen en verdien eerlijk uw eigen brood. Dan kunt u nog eens iemand helpen die gebrek heeft. 29Laat er ook geen vuile taal uit uw mond komen, dat doet alleen maar kwaad. Zeg op het juiste moment het juiste woord, iets dat de mensen helpt en goed doet, zodat zij genade ontvangen. 30Doe de Heilige Geest geen verdriet, Hij staat immers borg voor u tot de dag van de volle bevrijding komt. 31Doe alle wrok, woede en haat uit uw leven weg. Vloek niet, maak geen ruzie en beledig elkaar niet. Vermijd alles wat slecht is. 32Wees in plaats daarvan vriendelijk en liefdevol voor elkaar. Vergeef elkaar, zoals God uw zonden heeft vergeven om wat Christus voor u deed.