Abaebbulaniya 13 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Abaebbulaniya 13:1-25

113:1 Bar 12:10; 1Pe 1:22Mweyongere okwagalananga ng’abooluganda. 213:2 a Mat 25:35 b Lub 18:1-33Temwerabiranga kusembeza bagenyi, kubanga waliwo abaasembeza bamalayika nga tebagenderedde. 313:3 Mat 25:36; Bak 4:18Mujjukirenga abasibe abali mu kkomera, nga muli nga abaasibirwa awamu n’abo. Munakuwaliranga wamu nabo ababonyaabonyezebwa, kubanga nammwe muli mu mubiri.

413:4 1Ko 6:9Obufumbo mubussangamu ekitiibwa n’ebirayiro byabwo, kubanga abakaba n’abenzi Katonda alibasalira omusango, ne gubasinga. 513:5 a Baf 4:11 b Ma 31:6, 8; Yos 1:5Mwewalenga omululu, bye mulina bibamalenga. Kubanga Katonda yagamba nti,

“Sirikuleka

era sirikwabulira n’akatono.”

6Kyetuva twogera n’obuvumu nti,

“Mukama ye mubeezi wange, siityenga,

omuntu ayinza kunkola ki?”

713:7 a nny 17, 24 b Beb 6:12Mujjukirenga abakulembeze bammwe abaababuulira ekigambo kya Katonda, nga mutunuulira empisa zaabwe nga mugobereranga okukkiriza. 813:8 Beb 1:12Yesu Kristo nga bwe yali jjo, ne leero bw’ali era bw’aliba emirembe n’emirembe. 913:9 a Bef 4:14 b Bak 2:7 c Bak 2:16Temusendebwasendebwanga kuyigiriza okw’engeri ennyingi ezitamanyiddwa. Kubanga kirungi omutima okunywezebwa ekisa, so si mu byokulya ebitagasa abo ababirya. 1013:10 1Ko 9:13; 10:18Tulina ekyoto, abaweereza mu weema ey’Okukuŋŋaanirangamu kye batalina buyinza kuliirangako.

1113:11 Kuv 29:14; Lv 16:27Kabona Asinga Obukulu yatwalanga omusaayi gw’ebisolo, olw’ebibi, mu kifo ekitukuvu era n’ennyama yaabyo n’eyokerwa ebweru w’olusiisira. 1213:12 Yk 19:17Noolwekyo ne Yesu kyeyava abonaabonera era n’afiira ebweru w’ekibuga alyoke atutukuze n’omusaayi gwe ye. 1313:13 Beb 11:26Kale naffe tufulume tulage gy’ali ebweru w’olusiisira nga twetisse ekivume kye. 1413:14 Baf 3:20Kubanga wano ku nsi tetulinaawo kibuga kya lubeerera, wabula tulindirira ekyo ekijja.

1513:15 a 1Pe 2:5 b Kos 14:2Kale mu Yesu tuweerayo bulijjo ssaddaaka ey’okutendereza Katonda, kye kirabo eky’emimwa, nga twatula erinnya lye. 1613:16 a Bar 12:13 b Baf 4:18Temwerabiranga kukola bulungi n’okugabananga; kubanga ssaddaaka eziri ng’ezo Katonda zimusanyusa. 1713:17 Is 62:6; Bik 20:28Muwulirenga abakulembeze bammwe era mubagonderenga, kubanga obuweereza bwabwe kwe kulabirira emyoyo gyammwe, balyoke bakikole n’essanyu nga tebeemulugunya. Kubanga bwe babeemulugunyiza tekibagasa mmwe.

1813:18 a 1Bs 5:25 b Bik 23:1Mutusabirenga, kubanga tumanyidde ddala nga tulina omwoyo mulungi, era twagala okukolanga obulungi mu buli kimu. 1913:19 Fir 22Era okusinga ennyo mbeegayirira munsabire ndyoke nkomewo mangu gye muli.

2013:20 a Bar 15:33 b Is 55:3 c Bik 2:24 d Yk 10:11Kale, Katonda ow’emirembe eyazuukiza Mukama waffe Yesu, Omusumba w’endiga omukulu ow’endagaano etaggwaawo gye yanyweza n’omusaayi gwe, 2113:21 a Baf 2:13 b 1Yk 3:22 c Bar 11:36abawe buli kirungi kyonna kye mwetaaga okubasobozesa okukola by’ayagala, era atukozese ebisiimibwa mu maaso ge ng’ayita mu Yesu Kristo. Aweebwenga ekitiibwa emirembe n’emirembe. Amiina.

2213:22 1Pe 5:12Kaakano mbakuutira abooluganda, mugumiikirizenga ebibabuulirirwa, kubanga mbawandiikidde mu bigambo bitono.

2313:23 Bik 16:1Mbategeeza nti muganda waffe Timoseewo yateebwa, bw’alijja amangu, ndijja naye eyo okubalaba.

2413:24 nny 7, 17Mulamuse abakulembeze bammwe era n’abakkiriza bonna.

Ab’omu Italiya babalamusizza.

25Ekisa kibeerenga nammwe mwenna.

Het Boek

Hebreeën 13:1-25

Leven in afhankelijkheid van Gods genade

1Blijf als broeders en zusters van elkaar houden. 2Wees altijd gastvrij voor vreemdelingen, daardoor hebben sommigen, zonder het zich bewust te zijn, engelen in huis gehad. 3Denk aan de mensen die in de gevangenis zitten, alsof u zelf gevangen was. Denk ook aan de mensen die mishandeld worden. Omdat u zelf ook een lichaam hebt, kunt u met hen meevoelen. 4Laat iedereen het huwelijk in ere houden. Man en vrouw moeten elkaar trouw blijven. Wie overspel pleegt, zal door God gestraft worden.

5Laat u niet door het geld in beslag nemen. Wees tevreden met wat u hebt, want God heeft gezegd: ‘Ik zal altijd voor u zorgen, Ik zal u nooit in de steek laten.’ 6Daarom kunnen wij goede moed hebben en zeggen: ‘De Here helpt mij, daarom hoef ik niet bang te zijn voor wat een mens mij kan aandoen.’ 7Vergeet de voorgangers niet die u het woord van God hebben doorgegeven. Kijk eens hoe zij geleefd hebben en gestorven zijn, vertrouw net zo op God als zij deden. 8Jezus Christus was, is en blijft voor altijd Dezelfde.

9Laat u daarom niet meeslepen door allerlei vreemde ideeën. Voor onze geestelijke kracht zijn wij alleen afhankelijk van de genade van God en niet van allerlei regels voor eten en drinken, want de mensen die op regels vertrouwden, hebben er niets aan gehad. 10Wij hebben een altaar waarvan niet gegeten mag worden door mensen die in dienst staan van het oude verbond. 11Onder dat verbond bracht de hogepriester het bloed van een geslacht dier in de tempel, als een offer voor de zonden. Maar het lichaam van het dier werd buiten het kamp verbrand. 12Daarom is ook Jezus buiten de stad een vreselijke dood gestorven, om ons door zijn bloed voor God af te zonderen en onze zonden weg te doen. 13Laten wij dan naar Hem toe gaan, buiten de stad en dezelfde schande dragen die Hij gedragen heeft. 14Wij horen immers niet in deze wereld thuis, wij kijken uit naar de toekomstige stad. 15Met de hulp van Jezus zullen wij God altijd blijven eren, en ons offer aan God is dat wij openlijk voor Jezus uitkomen. 16Wees goed voor anderen en deel uw bezit met hen, want dat zijn offers die God waardeert.

17Gehoorzaam uw voorgangers en doe wat zij zeggen. Het is hun taak over u te waken, zij zullen voor God verantwoording moeten afleggen over wat zij hebben gedaan. Als u hen gehoorzaamt, zullen zij hun werk met voldoening kunnen doen, zonder veel zorgen en moeite. Maar als u hen niet gehoorzaamt, doet u daarmee uzelf tekort.

18Bid voor ons, want wij vertrouwen dat wij een zuiver geweten hebben en willen dat houden. 19Doe dit vooral opdat God mij snel de gelegenheid zal geven naar u terug te keren.

20Ik bid dat de God van de vrede, die de Here Jezus, onze grote Herder, door het bloed van het eeuwige verbond uit de dood heeft laten opstaan, 21u alles zal geven wat nodig is om zijn wil te doen. Dat Hij ons zó zal maken dat Hij, door Jezus Christus, tevreden over ons kan zijn. Aan Jezus Christus komt voor altijd en eeuwig alle eer toe. Amen.

22Ik smeek u, broeders en zusters, mijn vermanende woorden in deze brief, waarin ik u kort schreef, ter harte te nemen.

23Het zal u goed doen te horen dat onze broeder Timotheüs weer uit de gevangenis is. Als hij hier op tijd komt, zal ik u samen met hem bezoeken. 24Doe de groeten aan al uw voorgangers en aan de andere gelovigen. U ontvangt de groeten van de christenen in Italië. 25Ik wens u allen Gods genade toe.