2 Abakkolinso 12 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

2 Abakkolinso 12:1-21

Okwolesebwa ate n’eriggwa mu bulamu bwa Pawulo

112:1 a 2Ko 11:16, 30 b nny 7Kiŋŋwanidde okwenyumiriza, newaakubadde nga tekugasa. Naye ka njogere ku kwolesebwa n’okubikkulirwa kwa Mukama waffe. 212:2 a Bik 8:39 b Bef 4:10 c 2Ko 11:11Waliwo omusajja wa Kristo gwe mmanyi, emyaka kkumi n’ena egiyise yatwalibwa mu ggulu eryokusatu. Naye oba yatwalibwa ng’ali mu mubiri, oba nga tali mu mubiri, nange simanyi, wabula Katonda ye amanyi. 3Era mmanyi ng’omuntu oyo, oba mu mubiri oba ng’aggiddwa mu mubiri nange simanyi, wabula Katonda ye amanyi, 412:4 Luk 23:43; Kub 2:7nga yatwalibwa mu nnimiro lwa Katonda n’awulira ebintu bingi eby’ekyewuunyo omuntu by’atakkirizibwa kwatula. 5Ku bw’omuntu oyo nzija kwenyumiriza naye ku bwange siryenyumiriza, okuggyako mu bunafu bwange. 612:6 2Ko 11:16Naye ne bwe nandiyagadde okwenyumiriza, sandibadde musirusiru kubanga nandibadde njogera mazima, naye saagala muntu yenna andowoozeeko nti ndi wa waggulu nnyo okusinga we yandintadde ng’asinziira ku ebyo by’andabamu oba by’ampulirako, 712:7 Kbl 33:55okusingira ddala okubikkulirwa kwe nafuna. Noolwekyo olw’obutagulumizibwa nnyo, kyenava nfumitibwa eriggwa mu mubiri, ye mubaka wa Setaani, ankube nneme okugulumizibwa ennyo.

812:8 Mat 26:39, 44Emirundi esatu egy’enjawulo nga nsaba Mukama amponye eriggwa eryo. 912:9 Baf 4:13Buli mulundi ng’aŋŋamba nti, “Ekisa kyange kikumala, kubanga amaanyi gange gatuukirira mu bunafu.” Noolwekyo kyennaavanga nneegulumiza n’essanyu lingi olw’obunafu bwange, amaanyi ga Kristo galyoke galabisibwe. 1012:10 a 2Ko 6:4 b Bar 5:3; 2Bs 1:4 c 2Ko 13:4Kyenva nsanyukira mu bunafu, mu kuvumibwa, mu bizibu, mu kuyigganyizibwa, mu binzitoowerera, ku lwa Kristo, kubanga buli bwe mba omunafu, olwo nga ndi wa maanyi.

Pawulo alumirwa Abakkolinso

1112:11 a 2Ko 11:1 b 2Ko 11:5 c 1Ko 15:9, 10Naye mwampaliriza okufuuka omusirusiru. Noolwekyo mmwe musaana okunjogerako kubanga abatume abakulu abawagulu tebalina na kimu kye bansinza, newaakubadde nga nze siri kintu. 1212:12 Yk 4:48Eky’amazima obubonero obw’omutume bwakolerwa mu mmwe mu kugumiikiriza kwonna, mu bubonero ne mu byewuunyo, ne mu bikolwa eby’amaanyi. 1312:13 a 1Ko 9:12, 18 b 2Ko 11:7Kubanga kiki ekkanisa endala kye zaabasingira, wabula nze kennyini obutabazitoowereranga. Munsonyiwe ekyonoono ekyo.

1412:14 a 2Ko 13:1 b 1Ko 4:14, 15 c Nge 19:14Laba guno mulundi gwa kusatu nga nneeteeseteese okujja gye muli, era sijja kubazitoowerera, kubanga ebyammwe si bye njagala, wabula njagala mmwe. N’ekirala, mmwe muli baana bange; abaana si be baterekera bazadde baabwe eby’obugagga, wabula abazadde be baterekera abaana baabwe. 1512:15 Baf 2:17; 1Bs 2:8Naye nzija kusanyuka nnyo okwewaayo gye muli, nze ne byonna bye nnina olw’emyoyo gyammwe, newaakubadde nga nze gye nkoma okubaagala ennyo, ate mmwe okwagala kwammwe gye ndi gye kukoma okukendeera. 1612:16 2Ko 11:9Naye mukkirize nti ssabazitoowerera; naye ne ngerengetanya ne mbatega mu lukwe. 17Mu abo be nabatumira, ani gwe nakozesa okubafunamu amagoba? 1812:18 a 2Ko 8:6, 16 b 2Ko 8:18Nakuutira Tito okujja, ne ntuma n’owooluganda omulala awamu naye; Tito yeeyabafunako amagoba? Tetwatambulira mu mwoyo gumu? Tetwatambulira mu kisinde kimu?

Okutya kwa Pawulo n’okweraliikirira

1912:19 a Bar 9:1 b 2Ko 10:8Obw’edda mwalowooza nga mwetoowaza mu maaso ga Katonda. Naye abaagalwa ebintu byonna tubyogerera mu Kristo olw’okubazimba. 2012:20 a 2Ko 2:1-4 b 1Ko 4:21 c 1Ko 1:11; 3:3 d Bag 5:20 e Bar 1:29 f 1Ko 14:33Kubanga kye ntya oboolyawo kwe kubasanga nga mufaanana nga bwe ssaagala, nange mmwe okunsanga nga nfaanana nga bwe mutayagala; oboolyawo nga waliwo okuyomba, n’obuggya, n’obusungu, n’okwawukana, n’okugeyaŋŋana, n’olugambo, n’okwekuluntaza, n’okutabukatabuka; 2112:21 a 2Ko 2:1, 4 b 2Ko 13:2bwe ndijja nate, Katonda wange aleme kuntoowaza mu maaso gammwe, ne nkaabira abo bonna abaayonoona edda, ne bateenenya obutali bulongoofu, n’obwenzi, n’obugwagwa bye baakola.

Het Boek

2 Korinthiërs 12:1-21

‘Als ik zwak ben, ben ik pas sterk’

1Al is het dan nergens goed voor, ik wil mij toch ook nog beroemen op de visioenen en openbaringen die de Here mij heeft gegeven. 2Ik ken iemand die met Christus verbonden is en die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd—in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet alleen God. 3Maar ik weet dat hij werd weggevoerd tot in het paradijs 4en dat hij daar dingen hoorde die geen mens onder woorden kan of mag brengen. 5Over zo iemand kan ik hoog opgeven, maar niet over mijzelf. Het enige waarop ik mij kan beroemen, is mijn zwakheid, omdat God die zwakheid gebruikt om zijn grootheid en kracht te tonen.

6Ik heb er genoeg van over mijzelf te praten, hoewel het helemaal niet zo vreemd zou zijn als ik het deed, want ik zou niets dan de waarheid spreken. Maar ik doe het niet, omdat ik wil voorkomen dat iemand een hogere dunk van mij krijgt dan ik kan waarmaken. 7De openbaringen die God mij heeft gegeven, zijn werkelijk buitengewoon. Maar omdat Hij niet wilde dat ik mij daardoor iets zou gaan verbeelden, heeft Hij mij pijnlijk laten vernederen door een handlanger van Satan, die mij als met vuisten slaat. Dat kun je een doorn in mijn vlees noemen. Nee, God zal niet toelaten dat ik mij wat ga verbeelden. 8Drie keer heb ik de Here gesmeekt dit lijden te laten ophouden. 9Maar de Here antwoordde telkens weer: ‘Mijn genade is genoeg voor u. Want kracht ontplooit zich ten volle in zwakheid.’ Daarom durf ik mij toch op mijn zwakheden te beroemen, omdat dan de kracht van Christus in mij gezien kan worden. 10Daarom kan ik zelfs blij zijn over zwakheden, beledigingen, noodsituaties, vervolgingen en moeilijkheden, die ik ter wille van Christus moet verdragen. Want als ik zwak ben, ben ik pas sterk.

11Ik heb mij gedragen alsof ik niet wijs ben en dat is uw schuld. Als u goed van mij had gesproken, had ik het niet hoeven doen. Die zogenaamde geweldige boodschappers van God hebben niets wat ik niet ook heb, al ben ik niets waard. 12Toen ik bij u was, is in alle opzichten gebleken dat ik een apostel van Christus ben. Met grote volharding heeft de Here door mij wonderen onder u gedaan en bewijzen van zijn macht gegeven. 13In welk opzicht heb ik u minder behandeld dan de andere gemeenten? Dat ik niet op uw kosten heb geleefd? Wel, dat moet u mij maar vergeven.

14Ik sta op het punt voor de derde keer naar u toe te komen en ik zal u weer niets kosten. Want ik wil uw geld niet, ik wil u zelf! U bent uiteindelijk mijn kinderen en kinderen moeten niet voor hun ouders zorgen, maar ouders voor hun kinderen. 15Ik zal heel graag mijzelf en alles wat ik heb, geven voor uw welzijn, al lijkt het erop dat hoe meer ik u liefheb, des te minder ik door u geliefd word. 16Dat moet dan maar! Ik ben u nooit teveel geweest. Omdat ik met inzicht te werk ga, heb ik u ook met inzicht voor Christus gewonnen. 17Maar vertel mij dan eens hoe! Hebben de mannen die ik heb gestuurd, u ook maar iets gekost? 18Ik heb Titus en die andere broeder gevraagd naar u toe te gaan. Hebben die soms hun eigen voordeel gezocht? Hebben zij en ik niet in dezelfde geest gehandeld en volgen wij niet dezelfde weg?

19U denkt nog steeds dat wij ons tegenover u willen verdedigen. Maar het is ons erom te doen dat uw geloof versterkt wordt. Daarom zeggen wij deze dingen in gemeenschap met Christus voor God. 20Want ik ben bang dat ik, als ik bij u kom, u niet zo zal vinden als ik graag zou willen. Mijn optreden zal u dan ook ongewenst voorkomen. Ik ben bang haat en nijd onder u te vinden, woede-uitbarstingen, rivaliteit, achterbaksheid, roddel en hoogmoed, kortom: een grote verwarring.

21Ik ben bang dat God mij zal vernederen door de situatie die ik bij u zal aantreffen. Dat ik bedroefd moet zijn als er nog velen zijn die gewoon blijven zondigen en zich niet afkeren van hun onreinheid, hoererij en losbandigheid.