역대상 7 – KLB & HTB

Korean Living Bible

역대상 7:1-40

잇사갈의 자손들

1잇사갈의 아들은 돌라, 부아, 야숩, 시므론 모두 네 사람이었다.

2그리고 돌라에게는 여섯 아들이 있었다. 그들은 웃시, 르바야, 여리엘, 야매, 입삼, 7:2 또는 ‘사무엘’스므엘이었다. 이들은 모두 돌라 집안의 족장들로서 용감한 군인들이었으며 다윗 시대에는 그 자손들의 수가 22,600명이었다.

3웃시의 아들은 이스라히야이며 이스라히야의 아들은 미가엘, 오바댜, 요엘, 잇시야였는데 이들은 모두 그 집안의 족장들이었다.

4다윗 시대에 그들의 후손들은 군인만 해도 36,000명이나 되었다. 이것은 이스라히야의 아들들이 모두 많은 처자를 거느리고 있었기 때문이었다.

5그리고 잇사갈 지파의 모든 집안 사람들은 다 용감한 군인들이었으며 그들의 공식적인 숫자는 87,000명이었다.

베냐민 자손들

6베냐민의 아들은 벨라, 베겔, 여디아엘이며

7벨라의 아들은 에스본, 우시, 웃시엘, 여리못, 이리였다. 이들은 모두 용감한 군인들로서 자기 집안의 족장들이며 그들의 자손들은 전쟁에 나가 싸울 수 있는 사람이 22,034명이었다.

8그리고 베겔의 아들은 스미라, 요아스, 엘리에셀, 엘료에내, 오므리, 여레못, 아비야, 아나돗, 알레멧이었으며

9이들은 그 집안의 족장들로서 용감한 군인들이었고 다윗 시대에 그 자손들의 수는 전쟁에 나가 싸울 수 있는 사람이 20,200명이었다.

10여디아엘의 아들은 빌한이며 빌한의 아들은 여우스, 베냐민, 에훗, 그나아나, 세단, 다시스, 아히사할이었다.

11이들은 그 집안의 족장들로서 모두 이름난 군인들이며 다윗 시대에 그들의 자손들은 전쟁에 나가 싸울 수 있는 사람이 17,200명이었다.

12일의 아들은 숩빔과 빔이었으며 후심은 아헬의 아들이었다.

납달리의 아들들과 므낫세 서쪽 반 지파 사람들

13납달리의 아들은 야시엘, 구니, 예셀, 살룸이었으며 이들은 모두 야곱의 아내였던 빌하의 자손들이었다.

14므낫세는 그의 첩인 아람 여자를 통해서 두 아들을 낳았는데 그들은 아스리엘과 마길이었으며 마길은 길르앗의 아버지였다.

15마길은 빔과 숩빔에게 아내를 구해 준 자이며 그의 누이동생은 마아가였다. 그리고 길르앗의 손자인 슬로브핫에게는 아들이 없고 여러 딸들만 있었다.

16마길의 아내 이름도 역시 마아가였다. 그녀는 두 아들을 낳아 베레스와 세레스라고 각각 이름을 지었다. 그리고 베레스에게는 울람과 라겜이라는 두 아들이 있었으며

17또 울람에게는 브단이라는 아들이 있었다. 이들은 모두 마길의 아들이며 므낫세의 손자인 길르앗의 후손들이다.

18마길의 누이 함몰레겟은 이스홋, 아비에셀, 말라를 낳았다.

19스미다의 아들은 아히안, 세겜, 릭히, 그리고 아니암이었다.

에브라임의 후손들

20에브라임의 후손들을 세대순으로 나열하면 수델라, 베렛, 다핫, 엘르아다, 다핫,

21사밧, 수델라이다. 에브라임에게는 수델라 외에도 에셀과 엘르앗이라는 두 아들이 있었다. 이들은 가드 원주민들의 짐승을 훔치려다가 죽음을 당했다.

22그 일로 그들의 아버지인 에브라임이 오랫동안 슬퍼하자 그의 형제들이 와서 그를 위로하였다.

23그 후에 에브라임의 아내는 또 임신하여 아들을 낳았다. 부모는 그들의 가정이 재앙을 받았다는 이유로 그 이름을 7:23 ‘재난’ 이라는뜻.‘브리아’ 라고 지었다.

24그리고 에브라임에게는 세에라라는 딸 하나가 있었으며 그녀는 아래 윗 벧 – 호론과 우센 – 세에라성을 세웠다.

25에브라임에게는 레바라는 또 다른 아들이 있었다. 그의 자손을 세대순으로 나열하면 레셉, 델라, 다한,

26라단, 암미훗, 엘리사마,

27눈, 여호수아이다.

28에브라임 자손이 차지한 땅은 벧엘과 그 주변 부락들, 동쪽으로 나아란, 서쪽으로 게셀과 그 주변 부락들, 세겜과 그 주변 부락들, 그리고 아야와 그 주변 부락들이었다.

29야곱의 아들 요셉의 후손인 므낫세 지파가 장악하고 있었던 땅은 벧 – 스안, 다아낙, 므깃도, 돌, 그리고 이 성들의 주변 부락들이었다.

아셀의 자손들

30아셀의 자손들은 다음과 같다: 그에게는 네 아들과 딸 하나가 있었다. 아들은 임나, 이스와, 이스위, 브리아이며 그의 딸은 세라였다.

31브리아의 아들은 헤벨과 비르사잇의 아버지인 말기엘이었다.

32그리고 헤벨에게는 아들 셋과 딸 하나가 있었는데 아들은 야블렛, 소멜, 호담이며 그의 딸은 수아였다.

33야블렛의 아들은 바삭, 빔할, 아스왓이며

34소멜의 아들은 아히, 로가, 예후바, 아람이었고

35그의 동생 7:35 또는 ‘헬렘’호담의 아들은 소바, 임나, 셀레스, 아말이었다.

36그리고 소바의 아들은 수아, 하르네벨, 수알, 베리, 이므라,

37베셀, 홋, 삼마, 실사, 이드란, 브에라였다.

38예델의 아들은 여분네, 비스바, 아라이며

39울라의 아들은 아라, 한니엘, 리시아였다.

40이들은 모두 아셀의 후손들로서 다 그 집안의 족장들이며 우수한 군인과 지도자들이었는데 족보상에 나타난 이들 후손들의 숫자는 전쟁에 나가 싸울 수 있는 사람이 26,000명이었다.

Het Boek

1 Kronieken 7:1-40

Vervolg op de stamboom van de zonen van Israël

1De vier zonen van Issachar waren Tola, Pua, Jasib en Simron. 2De zonen van Tola, ieder het hoofd van een familie, waren Uzzi, Refaja, Jeriël, Jahmai, Jibsam en Samuël. In de tijd van koning David bedroeg het totaal aantal strijdbare mannen van deze families tweeëntwintigduizend zeshonderd. 3Uzziʼs zoon was Jizrahja, onder wiens vijf zonen zich Michaël, Obadja, Joël en Jissia bevonden. Ieder van hen stond aan het hoofd van een familie. 4In de tijd van koning David konden hun nakomelingen zesendertigduizend mannen in het strijdperk brengen. De mannen van deze bevolkingsgroep hadden namelijk meer dan één vrouw en dus nogal wat zonen. 5De families van de stam van Issachar konden samen zevenentachtigduizend heldhaftige mannen leveren voor het leger. Allen waren ingeschreven in de officiële geslachtsregisters.

6De zonen van Benjamin waren Bela, Becher en Jediaël. 7De zonen van Bela waren Esbon, Uzzi, Uzziël, Jerimoth en Iri. Deze vijf geduchte strijders waren familiehoofden. Hun families telden 22.034 mannen. Ook deze kwamen weer allemaal voor in de officiële registers. 8De zonen van Becher waren Zemira, Joas, Eliëzer, Eljoënai, Omri, Jeremoth, Abia, Anathoth en Alemeth. 9In de tijd van David telden hun nakomelingen 20.200 geharde soldaten, die onder bevel stonden van hun familiehoofden. 10De zoon van Jediaël heette Bilhan en deze Bilhan had de volgende zonen: Jeüs, Benjamin, Ehud, Kenaäna, Zethan, Tarsis en Ahisahar. 11Zij waren de hoofden van de families van Jediaël en in de tijd van koning David bevonden zich 17.200 weerbare mannen onder hun nakomelingen. 12De zonen van Ir heetten Suppim en Chuppim. Husim was de zoon van Aher.

13De zonen van Naftali, en dus nakomelingen van Jakobs vrouw Bilha, waren Jahziël, Guni, Jeser en Sallum.

14De zonen van Manasse, kinderen van zijn Aramese bijvrouw, waren Asriël en Machir. Deze laatste werd de vader van Gilead. 15Het was Machir die vrouwen vond voor Suppim en Chuppim. Machirs zuster was Maächa. Een andere nakomeling was Selofchad, die alleen maar dochters had. 16Machirs vrouw, die ook Maächa heette, bracht een zoon ter wereld, die zij Peres noemde. Peresʼ broer heette Seres en hij noemde zijn zonen Ulam en Rekem. 17Ulams zoon heette Bedan. Dit waren dus de zonen van Gilead, de kleinzonen van Machir en de achterkleinzonen van Manasse. 18Machirs zuster Molecheth bracht Ishod, Abiëzer en Machla ter wereld. 19De zonen van Semida waren Ahjan, Sechem, Likhi en Aniam.

20-21 De nakomelingen van Efraïm waren Suthelah, zijn zoon Bered, Bereds zoon Tachat, diens zoon Elada, Eladaʼs zoon Tachat, diens zoon Zabad, Zabads zoon Suthelah, en Efraïms zonen Ezer en Elad. Elad en Ezer trachtten in de buurt van Gath vee te roven, maar werden daarbij gedood door de mannen van Gath. 22Hun vader Efraïm rouwde lange tijd om hen en zijn broers probeerden hem te troosten. 23Kort daarop raakte zijn vrouw in verwachting en bracht een kind ter wereld, dat hij Beria (wat ‘ellende’ betekent) noemde om wat er was gebeurd. 24Efraïms dochter heette Seëra. Zij bouwde Beneden-Bet-Horon, Boven-Bet-Horon en Uzzen-Seëra. 25-27Hier volgt Efraïms stamboom: Refah, de broer van Resef, de vader van Telah, de vader van Tachan, de vader van Ladan, de vader van Ammihud, de vader van Elisama, de vader van Nun, de vader van Jozua. 28Zij woonden in een gebied dat werd begrensd door Betel en de omringende dorpen, in het oosten door Naäram, in het westen door Gezer en de bijbehorende dorpen en ten slotte door Sichem met zijn voorsteden tot aan Ajja, met de omliggende dorpen.

29De stam van Manasse, nakomelingen van Israëls zoon Jozef, beheersten de volgende steden en de gebieden daaromheen: Bet-Sean, Taänach, Megiddo en Dor.

30De zonen van Aser waren Jimna, Jiswa, Jiswi, Beria en hun zuster Serach. 31De zonen van Beria waren Eber en Malkiël, de vader van Birzavith. 32Ebers kinderen waren Jaflet, Somer, Hotham en hun zuster Sua. 33Jaflets zonen waren Pasach, Bimhal en Asvath. 34De zonen van zijn broer Somer waren Ahi, Rohega, Jehubba en Aram. 35De zonen van zijn broer Hotham waren Zofah, Jimna, Seles en Amal. 36-37 De zonen van Zofah waren Suach, Harnefer, Sual, Beri, Jimra, Beser, Hod, Samma, Silsa, Jitran en Beëra. 38De zonen van Jether waren Jefunne, Pispa en Ara. 39De zonen van Ulla waren Arah, Hanniël en Rizja. 40Deze nakomelingen van Aser waren hoofden van de diverse families en zeer bedreven in het voeren van oorlog en het leiding geven. Hun nakomelingen in de officiële registers telden zesentwintigduizend weerbare mannen.