詩篇 129 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

詩篇 129:1-8

129

1イスラエルは言う。

「私は若いころから迫害され、

2長い間差別に甘んじてきましたが、

滅ぼされることはありませんでした。

敵には、私の息の根を止めることは

できなかったのです。

3-4彼らは私の背中をむちで引き裂きましたが、

主はあわれみ深く、

悪者どもが巻きつけた鎖を断ち切ってくださいました。

5ユダヤ人を憎む者どもに、

屈辱的な敗北を味わわせてください。

6-7彼らが、

土の浅い地に生えた草のように

なりますように。

しおれて黄色くなり、

刈り取る者からも束ねる者からも、

見向きもされない草のような者になりますように。

8道行く人々も、

「主の祝福がありますように。

神の名によって祈ります」などと言って

彼らを祝福することがありませんように。

Het Boek

Psalmen 129:1-8

1Een bedevaartslied.

Laat Israël het volgende zeggen:

sinds de tijd dat ons volk ontstond,

zijn wij onderdrukt.

2Van het begin af aan

hebben zij ons in moeilijkheden gebracht,

maar zij hebben ons niet overwonnen.

3Zij hebben ons onderdrukt

en zelfs gemarteld.

4Maar de Here, die rechtvaardig oordeelt,

heeft de touwen waarmee de ongelovigen

ons hadden vastgebonden doorgesneden.

5Alle volken die Jeruzalem haten,

zullen te kijk worden gezet en wegvluchten.

6Zij lijken op gras dat op de daken groeit

en al is verdord voor het wordt uitgetrokken.

7Het kan zelfs niet meer als hooi dienen.

8Voor zulke mensen geldt niet de zegenwens:

‘Ik bid dat de Here u zegent.’

Ook niet:

‘Wij zegenen u in de naam van de Here.’