出エジプト記 25 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

出エジプト記 25:1-40

25

幕屋とその器具、祭司について

1-7主はモーセに命じました。「次のように人々に告げなさい。だれでも心から進んでするなら、ささげ物をわたしのところへ持って来てよい。ささげてよいのは、次のものである。金、銀、青銅、青の撚り糸、紫の撚り糸、緋色の撚り糸、亜麻布、やぎの毛、赤く染めた雄羊のなめし皮、じゅごんの皮、アカシヤ材、ともしび用のオリーブ油、注ぎの油と香に使う香料、しまめのう、エポデと胸当てにはめる宝石類。

8わたしがイスラエルの民の中に住めるよう、聖なる住まい(幕屋)を造りなさい。 9住まいは天幕(テント)にすること。その設計図と必要な器具の細かい寸法は、次のとおりである。

契約の箱

10まずはアカシヤ材を使って長さ二キュビト半(一・一メートル)、幅一キュビト半(六十六センチ)、高さ一キュビト半の箱を作りなさい。 11内側にも外側にも純金を張り、周囲に金の縁飾りをつける。 12金の環を四つ作り、箱の下の四隅につける。片側に二個ずつ。 13-14アカシヤ材で棒を作って金をかぶせ、箱の両側につけた金の環に通してかつげるようにする。 15棒は取りはずさず、差し込んだままにしておかなければならない。 16わたしが与える十のおきて(十戒)を記した石板を、その箱に納めなさい。

17また、純金のふたを作りなさい。長さ二キュビト半、幅一キュビト半にする。これは罪を赦す神の恵みの座となる。 18次にふたの両端に、一対の天使の像を槌で打ち出して作る。 19それは『恵みの座』の一部分で、その両端になる。 20ケルビムというその天使の像は、互いに向かい合って『恵みの座』を見下ろし、翼が金のふたを覆うようにしなければならない。 21ふたができたら箱にかぶせる。箱には十のおきてを記した石板を納めなさい。 22わたしはそこであなたに会い、ケルビムにはさまれた『恵みの座』からあなたと語る。箱にはわたしの契約のおきてを納める。わたしはそこから、イスラエルの人々に命じることをあなたに伝える。

テーブル

23次に、二キュビト(八十八センチ)、幅一キュビト(四十四センチ)、高さ一キュビト半のテーブルをアカシヤ材で作りなさい。 24それに純金を張り、周囲に金の縁飾りをつける。 25テーブルの上部に一手幅(約七・四センチ)のわくをつけ、その周囲にぐるりと金の縁飾りをつける。 26-27テーブルを運ぶ棒を通すために、金の環を四つ作り、それを四本の足の上部に、外側へ向けてつける。 28棒はアカシヤ材で作り、金をかぶせる。 29金で皿、ひしゃく、水差し、細口びんなどを作り、 30テーブルの上には、供え物用に特別なパンをいつも置きなさい。

燭台

31純金のかたまりを槌で打って燭台を作りなさい。燭台は台座と支柱から成り、ともしび皿と飾りの花びらをつける。 32-33真ん中の支柱の両側から三本ずつ枝を出し、それぞれの枝は三つのアーモンドの花で飾る。 34-35真ん中の支柱は四つの花で飾る。三対になっている枝の間に一つずつ、その上に一つ、その下に一つ、計四つの花をつける。 36飾りと枝と支柱はみな、一かたまりの純金を打って作る。 37それに七つのともしび皿を作り、あかりが前を照らすように置く。 38芯切りばさみと芯取り皿も純金で作る。 39燭台とその付属品のために、一タラント(約三十四キログラム)の純金が必要となる。 40作る物はみな、この山の上でわたしが指示する型どおりに、正確に作らなければならない。

Het Boek

Exodus 25:1-40

God wil bij Zijn volk wonen

1De Here zei tegen Mozes: 2‘Zeg het volk Israël dat iedere man die in zijn hart de behoefte daartoe voelt, Mij iets mag geven van de volgende zaken: 3-5goud, zilver, koper, blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitenhaar, roodgeverfde lamsvellen, dassenvellen en acaciahout, 6olie voor de lampen, specerijen voor de zalfolie en kruiden voor het reukwerk, 7onyxstenen en stenen voor het priesterkleed en de borsttas. 8Het volk moet een heiligdom voor Mij maken, zodat Ik onder mijn volk kan wonen. 9Het moet een grote tent worden, een tabernakel. Ik zal u een voorbeeld laten zien en nauwkeurig omschrijven hoe Ik het gemaakt wil hebben.

10Zij moeten van acaciahout een ark maken, 113 cm lang, 68 cm breed en 68 cm hoog. 11Van binnen en van buiten moet die ark worden overtrokken met zuiver goud en er moet een gouden omlijsting omheen komen. 12Smeed vier gouden ringen en bevestig die aan de vier laagste hoeken van de ark, aan beide kanten twee. 13-14 Maak van acaciahout draagstokken en overtrek die ook met goud. Die draagstokken moeten door de gouden ringen worden gestoken om de ark te kunnen dragen. 15Ze moeten er voortdurend in blijven zitten.

16In de ark moeten de stenen plaquettes waar de wet op staat, komen te liggen. 17Maak een deksel van puur goud, een verzoendeksel van 113 cm lang en 68 cm breed. 18Dan moet u twee engelen maken van gedreven goud en 19deze vastzetten op het verzoendeksel, elk aan een kant van de ark. 20De engelen moeten hun vleugels naar boven uitspreiden, zodat ze het verzoendeksel bedekken en in elkaars richting kijken. Zij moeten neerkijken op het verzoendeksel.

21Leg het verzoendeksel op de ark en leg daar de stenen plaquettes met de wet in die Ik u zal geven. 22Daar zal Ik u ontmoeten en vanaf het verzoendeksel tussen de engelen zal Ik met u spreken en in de ark zullen de wetten van het verbond liggen. Daar zal Ik u mijn opdrachten voor het volk Israël geven.

23Maak dan een tafel van acaciahout, 90 cm lang, 45 cm breed en 68 cm hoog. 24Overtrek hem met goud en maak er een gouden rand omheen. 25Maak er een rand van 7,5 cm omheen en omlijst die weer met een smalle rand van goud. 26-27 Maak vier gouden ringen en bevestig deze aan de bovenkant van de poten van de tafel. Die ringen zijn voor de stokken, waarmee de tafel moet worden gedragen. 28Maak de draagstokken van acaciahout en overtrek ze met goud. 29Maak schotels, schalen, kannen en kommen van zuiver goud 30en zorg ervoor dat er altijd toonbroden voor Mij op de tafel liggen.

31Maak een kandelaar van puur gedreven goud. De hele kandelaar en zijn versieringen moeten uit één stuk bestaan, het voetstuk, de schacht, de bloemkelken en de bloesems. 32-33 Vanuit de schacht moeten aan elke zijde drie armen uitsteken, versierd met amandelbloesems. 34-35 De schacht zelf moet worden versierd met vier amandelbloesems, een tussen elk paar armen en bovendien een bloesem boven de bovenste armen en onder de onderste armen. 36Deze versieringen, de armen en de schacht, moeten uit één stuk puur, gedreven goud zijn. 37Maak ook zeven lampen voor de kandelaar en plaats deze zo dat hun licht naar voren valt. 38De snuiters en bakjes van de lampen moeten van puur goud zijn. 39Er zal voor de kandelaar ongeveer dertig kilo goud nodig zijn. 40Zorg ervoor dat alles wordt gemaakt naar het voorbeeld dat Ik u op de berg heb laten zien.’