へブル人への手紙 2 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

へブル人への手紙 2:1-18

2

イエスの死は私たちのため

1ですから私たちは、すでに聞いたことを、ますますしっかり心にとめなければなりません。そうでないと、真理から離れて漂流することになります。 2天使のことばでさえいつも真理と認められ、そのことばに従わない人は罰せられました。 3そうであれば、主イエスご自身の口から語られ、それを聞いた人たちが伝えたこのすばらしい救いの教えを無視したなら、どうして罰を逃れることができるでしょう。 4神は、この救いのことばの真実を、多くのしるしと不思議と奇跡によって示し、聖霊が信じる者に与えてくださる賜物によって、はっきり証明されました。神は、この賜物を私たち一人一人に下さったのです。

5私たちがいま話している未来の世界は、天使が支配する世界ではありません。 6なぜなら、ダビデは神にこう語りかけているからです。

「あなたが、

こんなにも大きな関心をお寄せになる人間とは、

いったい何者でしょう。

こんなにも高い栄誉をお与えになった人の子とは、

いったいどなたでしょう。

7あなたはその方を、しばらくの間、

天使よりも低いものとしましたが、

今は、栄光と誉れの冠をお授けになり、

8この世に存在するものすべてを支配する権威を

お与えになったのです。」詩篇8・4-6

その支配を逃れるものは何一つありません。私たちはまだ、このことばの完全な実現を見てはいません。 9しかし、しばらくの間、天使よりも低くされ、私たちのために死の苦しみを味わうことによって、栄光と誉れの冠を受けられたイエスを見ています。イエスは、神の大いなる恵みのゆえに全人類のために死なれたのです。 10すべてのものをお造りになった神が、ご自分を信じる者たちを栄光ある天まで引き上げるためにイエスを苦しみに会わせられたのは、まことに正しいことでした。イエスはこの苦しみをくぐり抜けて、人々を救いに導くにふさわしい方となられたのです。 11イエスによってきよめられた私たちは、今では、イエスと同じ父(神)を持っています。だからこそイエスは、私たちを兄弟と呼ぶことを恥とはなさらないのです。 12イエスは、こう言っておられます。「わたしは、父なる神のことを兄弟たちに語ろう。そして、声を合わせて神を賛美しよう。」詩篇22・22 13また、「兄弟たちと共に、神を信じよう」とも、「さあ、わたしはここにいる。神が与えてくださった子どもたちといっしょに」イザヤ8・17-18とも述べています。

14神の子どもである私たちは、血も肉もある人間です。そこでイエスも、血肉を持った人間の姿でお生まれになりました。それは人間として死ぬことにより、死の権力をふるう悪魔の力を打ち砕くためです。 15これだけが、一生涯死の恐怖の奴隷となっている人間を救い出す方法だったのです。 16私たちは、イエスが天使としてではなく、一人の人間、一人のユダヤ人として来られたことを知っています。 17イエスは、あらゆる点で、兄弟である私たちと同じになることが必要だったのです。そうして初めて、イエスは、私たちにとってはあわれみ深く、神にとっては忠実な大祭司として、私たちの罪を取り除くことができたのです。 18自ら試練と非常な苦しみを体験された主イエスだからこそ、試練にあえいでいる私たちを助けることがおできになるのです。

Het Boek

Hebreeën 2:1-18

Christus kwam als mens

1Daarom moeten wij heel aandachtig luisteren naar de waarheid die wij hebben gehoord, anders zullen wij ervan vervreemd raken. 2Boodschappen die God via engelen stuurde, zijn altijd betrouwbaar gebleken. Wie die niet gehoorzaamde, werd gestraft. 3Hoe durven wij dan te denken dat wij de straf zullen ontlopen, als wij geen ernst maken met de geweldige redding die door Jezus Christus Zelf is bekendgemaakt en aan ons is doorgegeven door de mensen die Hem hebben gehoord! 4God heeft bewezen dat die boodschap waar is, door tekenen, wonderen en machtige daden. En ook door de gaven van de Heilige Geest te geven aan wie Hij wil.

5De toekomstige wereld waarover wij spreken, zal niet geregeerd worden door engelen. 6Nee, want David zegt tegen God: ‘Wat is de mens, dat U zoveel om hem geeft? Wat is een mensenkind dat U Zich om hem bekommert? 7Hoewel U hem een korte tijd lager dan de engelen hebt gezet, hebt U hem nu gekroond met heerlijkheid en eer. 8En U hebt hem het beheer gegeven over alles wat er is.’ Toen God dit zei, bedoelde Hij ook dat alles aan hem onderworpen zou zijn, niets uitgezonderd. Wij hebben nog niet gezien dat het al zover is, 9maar wij zien Jezus wel. Hij heeft gedurende een tijd lager dan de engelen gestaan omdat Hij sterven moest, maar is nu door God met heerlijkheid en eer gekroond, omdat Hij door Gods genade voor ons de dood is ingegaan.

10Het was juist en goed dat God, die alles ter wille van Zichzelf heeft gemaakt, Jezus heeft laten lijden, waardoor vele van zijn zonen in zijn heerlijkheid konden delen. Door zijn lijden is Jezus hun volmaakte leider geworden, de enige die hen kon redden. 11Nu wij door Jezus voor God zijn afgezonderd, hebben wij dezelfde Vader als Hij. Daarom schaamt Jezus Zich er niet voor ons zijn broeders en zusters te noemen. 12Dat komt overeen met wat geschreven staat: ‘Ik zal mijn broeders uw Naam bekendmaken, te midden van de gelovigen zal ik een lied zingen tot uw eer.’ 13Er staat ook: ‘Ik zal op God vertrouwen,’ en: ‘Kijk, hier ben Ik met de kinderen die God Mij gegeven heeft.’ 14Omdat wij mensen van vlees en bloed zijn, is Hij ook een mens van vlees en bloed geworden, want alleen als mens kon Hij sterven en zo de duivel, die de macht over de dood had, machteloos maken. 15Alleen op die manier kon Hij de mensen, die hun leven lang vrees voor de dood hadden, uit de slavernij bevrijden.

16Wij weten allemaal dat Hij voor de engelen niet hoeft te zorgen, maar wel voor de nakomelingen van Abraham. 17Het was nodig dat Jezus Christus, aan ons, zijn broeders en zusters, gelijk werd. Anders had Hij niet onze genadige en trouwe hogepriester voor God kunnen worden, een priester die, als Hij met onze zonden afrekent, zowel genadig voor ons als trouw aan God is. 18Omdat Hij Zelf geleden heeft en beproeving heeft gekend, weet Hij wat het is om te lijden en beproefd te worden, daarom kan Hij ons zo goed helpen.