1Dit zijn de woorden van Agur, de zoon van Jake—het zijn woorden van God. De strijder zegt: ‘God, ik heb zoveel moeite gedaan, ik kan niet meer!
2Ik schiet tegenover iedereen tekort en het ontbreekt mij aan verstand.
3Ik heb geen wijsheid verkregen en begrijp ook niets van alles wat heilig is.’
4Wie ging er naar de hemel en kwam weer terug? Wie houdt de wind stevig vast? Wie heeft al het water in een mantel gebonden? Wie gaf de aarde haar vorm en omtrek? Hoe heet Hij en hoe heet zijn Zoon? Zeg het mij als u het weet.
5Gods woorden zijn puur en zuiver, Hij beschermt ieder die op Hem vertrouwt.
6Voeg niets aan zijn woorden toe, want dan straft Hij u, omdat u een leugenaar bent.
7God, ik heb twee dingen aan U gevraagd en geef mij die alstublieft voordat ik sterf:
8houd ongeloof en leugens bij mij weg, geef mij armoe noch rijkdom, maar alleen wat ik nodig heb.
9Want als ik verzadigd zou zijn, zou ik U misschien verloochenen door te zeggen: ‘Wie is de Here?’ En als ik arm was, zou ik misschien gaan stelen en daardoor uw naam oneer aandoen.
10Klaag een knecht niet aan bij zijn meester, anders vervloekt hij u misschien en beschouwt God u als schuldig.
11Er zijn mensen die hun ouders vervloeken,
12mensen die zichzelf goed vinden, maar in werkelijkheid zondig zijn,
13mensen die hooghartig om zich heen kijken en anderen verachten,
14mensen die hun tanden als zwaarden en hun kiezen als messen gebruiken, om daarmee de noodlijdenden en de armen te vermalen.
15De bloedzuiger heeft twee dochters: ze zijn onverzadigbaar en willen steeds meer. Drie dingen zijn absoluut niet te verzadigen, voor de volgende vier dingen is het nooit genoeg:
16het graf, een onvruchtbare baarmoeder, de aarde die nooit genoeg water heeft, en het vuur. Geen van die vier zegt ooit: ‘Nu is het genoeg.’
17Het oog waaruit minachting voor een vader spreekt of dat opstandig kijkt naar een moeder, wordt uitgepikt door de raven bij de beek, wordt voedsel voor de jonge adelaars.
18Veel dingen zijn voor mij onbegrijpelijk, de volgende vier kan ik niet bevatten:
19een adelaar die hoog aan de hemel zweeft, een slang die moeiteloos over een gladde rots kruipt, een schip dat veilig door de golven vaart en wat gebeurt tussen een man en zijn jonge vrouw.
20En minstens zo onbegrijpelijk is het gedrag van een vrouw die overspel pleegt: zij zondigt, kleedt zich weer aan en zegt: ‘Ik heb niets verkeerds gedaan.’
21Mensen hebben een afschuw van veel dingen en de volgende vier dingen zijn onverdraaglijk:
22een knecht die macht krijgt, een dwaas die in weelde leeft,
23een verbitterde vrouw die toch trouwt en een dienares die de plaats van haar meesteres inneemt.
24De volgende vier zijn weliswaar klein, maar hebben van God grote wijsheid gekregen:
25de mieren hebben weliswaar geen verstand, maar zijn toch zo verstandig in de zomer hun voedsel te verzamelen,
26klipdassen mogen dan redeloze dieren zijn, maar hebben wel hun hol in de rotsen,
27hoewel sprinkhanen geen leider hebben, trekken zij op in geordende groepen,
28de hagedis is met de hand te pakken, maar leeft zelfs in koninklijke paleizen.
29Er zijn veel indrukwekkende dingen op aarde, de volgende vier bijvoorbeeld:
30een oude leeuw, een bejaarde koning der dieren die voor niemand aan de kant gaat,
31een soepel rennende windhond, een trotse bok en een onoverwinnelijke koning.
32Hebt u in uw woede dwaas gehandeld of hebt u kwaad in de zin, zwijg dan en voer uw plan niet uit!
33Want door melk te karnen ontstaat boter, door te hard op de neus te drukken ontstaat een bloedneus en door woede op te wekken ontstaat ruzie.
아굴의 교훈
1이것은 야게의 아들인 아굴이 이디엘과 우갈에게 일러 준 교훈이다:
2나는 너무 어리석어서 짐승만도 못하며 내게는 사람이 마땅히 가져야 할 지각이 없다.
3나는 지혜를 배운 적도 없고 또 거룩하신 분을 아는 지식도 없다.
4하늘에 올라갔다가 내려온 자가 누구인가? 바람을 오목한 손에 모은 자가 누구인가? 물을 옷에 싼 자가 누구이며 땅의 모든 끝을 정한 자가 누구인가? 그의 이름이 무엇이며 그 아들의 이름이 무엇인지 네가 알면 말해 보아라.
5하나님의 말씀은 순수하여 그를 피난처로 삼는 자에게 방패가 되신다.
6너는 그의 말씀에 아무것도 더하지 말아라. 그렇지 않으면 그가 너를 책망하실 것이며 너는 거짓말쟁이가 될 것이다.
730:7 암시됨.나는 하나님께 이렇게 기도한 적이 있다. “내가 두 가지 일을 주께 구합니다. 내가 죽기 전에 이것을 허락하소서:
8내가 속이고 거짓말하지 않도록 나를 도우시며 나를 가난하게도 부하게도 하지 마시고 다만 나에게 매일 필요한 양식을 주소서.
9그렇지 않으면 내가 배불러서 주를 저버리고 여호와가 누구냐고 말하거나, 아니면 내가 가난해서 남의 것을 도둑질하여 내 하나님의 이름을 욕되게 할까 두렵습니다.”
10너는 남의 종에 대하여 그 주인에게 비난하지 말아라. 그렇지 않으면 그가 너를 저주하여 네가 그 대가를 단단히 받게 될 것이다.
11자기 아버지를 저주하고 자기 어머니를 축복하지 않는 사람이 있으며
12스스로 깨끗한 체하면서도 자기의 더러움을 씻지 않는 사람이 있다.
13눈이 대단히 높고 거만한 자가 있으며
14가난하고 불쌍한 사람들을 잔인하게 착취하여 자기 영리만을 추구하는 자들이 있다.
15-1630:15-16 원문에는 ‘거머리에게는두딸이있어다고다고하느니라’거머리처럼 지칠 줄 모르며 족하지 않다고 말하는 것이 서넛 있으 니 그것은 지옥과 임신하지 못하는 태와 비로도 흡족해 하지 않는 메마른 땅과 걷잡을 수 없이 타오르는 불길이다.
17자기 아버지를 조롱하며 자기 어머니를 업신여기는 자의 눈은 골짜기의 까마귀에게 쪼이고 독수리 새끼에게 먹힐 것이다.
18너무 신기해서 내가 깨닫지 못하는 것이 서넛 있으니
19그것은 공중에 날아다니는 독수리의 자취와 바위 위로 기어다니는 뱀의 자취와 바다 한가운데서 길을 찾아다니는 배의 자취와 남자가 처녀와 음행한 자취이다.
20그리고 음란한 여자의 자취도 마찬가지이다. 그녀는 나쁜 짓을 하고서도 시치미를 떼고 “나는 아무것도 잘못한 것이 없다” 라고 말한다.
2130:21 또는 ‘세상을 진동시키며 세상으로 견딜 수 없게 하는 것이’세상이 도저히 용납할 수 없는 것이 서넛 있으니
22종이 임금이 되는 것과 미련한 자가 배부른 것과
23사랑받지 못하는 여자가 시집가는 것과 계집 종이 자기 여주인의 자리를 차지하는 것이다.
24세상에는 작아도 아주 지혜로운 동물이 넷 있으니
25그것은 힘이 없지만 먹을 것을 여름에 부지런히 저장하는 개미와
26약하지만 바위산에 집을 짓고 사는 너구리와
27왕은 없지만 대열을 지어 나아가는 메뚜기와
28손으로 잡을 수 있을 정도이지만 왕궁에 사는 도마뱀이다.
29의젓하고 위풍 있게 걸어다니는 것이 서넛 있으니
30그것은 모든 짐승 중에 가장 강하며 어떤 짐승 앞에서도 물러설 줄 모르는 사자와
3130:31 또는 ‘사냥개와’으스대며 걷는 수탉과 숫염소와 군대를 거느린 왕이다.
32네가 만일 미련하게도 잘난 체하였거나 악한 일을 계획했다면 네 손으로 입을 막아라.
33우유를 저으면 버터가 되고 코를 비틀면 피가 나는 것처럼 분노를 일으키면 다툼이 생긴다.