Spreuken 24 – HTB & CST

Het Boek

Spreuken 24:1-34

1Wees niet jaloers op de boosdoeners en houd je afzijdig van hen,

2in hun hart huist verwoesting en hun woorden klinken onheilspellend.

3Een huisgezin wordt opgebouwd met wijsheid en door verstand in stand gehouden,

4inzicht en bedachtzaamheid vullen het met liefde en kostbaarheden.

5Een verstandig man bezit een sterke geest en inzicht is belangrijker dan brute kracht.

6Want door goed overleg kun je de oorlog in jouw voordeel beslissen, betrouwbare adviseurs zijn de basis van de overwinning.

7Een dwaas gaat alle wijsheid boven de pet, daarom zwijgt hij in besprekingen.

8Wie van plan is iets verkeerds te doen, wordt een uitvinder van schandelijke verzinsels genoemd.

9De gedachten van een dwaas zijn zonde, de mens verafschuwt een spotter.

10Ga je door de knieën wanneer het erop aan komt, dan blijkt je kracht tekort te schieten.

11Bevrijd hen die weggeleid worden om gedood te worden, doe alles om hun leven te redden.

12Als je zegt: ‘Ik kan er ook niets aan doen,’ zal God, die de harten ziet en de diepste beweegredenen kent, dan niet beter weten? Want God zal de mensen vergelden naar wat zij hebben gedaan.

13Eet honing, mijn zoon! Want die is goed en smaakt zoet.

14Net zo zoet is de wijsheid voor jou en als je je die wijsheid eigen maakt, wacht je een beloning, je hoop op God is dan niet tevergeefs.

15Goddeloze! Loer niet op de rechtvaardige! Gebruik geen geweld tegen zijn woonplaats.

16Want de rechtvaardige kan vaak vallen, maar zal net zo vaak weer opstaan. De goddelozen zullen echter over hun eigen wandaden struikelen.

17Wees niet blij wanneer je vijand ten val komt, voel geen vreugde wanneer hij struikelt.

18Want als de Here dat ziet, kan Hij daar boos om worden en zijn toorn van je vijand afnemen.

19Wind je niet op over boosdoeners en word niet jaloers op goddeloze mensen,

20want de boosdoener krijgt geen beloning en het leven van de goddeloze is maar kort.

21Koester ontzag voor de Here en voor de koning, mijn zoon, sluit je niet aan bij rebellen en opstandelingen.

22Want zij zullen onverwacht vernietigd worden en wie weet welke straf hun wacht?

23Ook de volgende spreuken zijn afkomstig van wijzen. Het is verkeerd om in de rechtspraak partijdig te zijn.

24Wie een goddeloze onschuldig verklaart, wordt door de oprechte mensen vervloekt en haalt zich de woede van alle volken op de hals.

25Maar wie hem veroordelen, zal het goed gaan, zij worden gezegend met voorspoed.

26Men kust degene die oprechte antwoorden geeft.

27Zorg eerst voor werk buitenshuis en houdt u bezig met uw akker, voordat u aandacht aan uw woonhuis besteedt.

28Treed niet zomaar op als getuige tegen uw naaste, want een onjuist getuigenis is niet goed.

29Zeg niet: ‘Ik behandel hem net zoals hij mij behandelt, ik vergeld een man naar wat hij doet.’

30Ik liep langs de akker van een luiaard en langs de wijngaard van een onverstandig mens:

31hij stond vol distels en werd overwoekerd door onkruid, de stenen muur er omheen was afgebrokkeld.

32Ik zag dat en nam het ter harte, ik trok daar mijn les uit.

33Nog even slapen, een beetje soezen, nog eventjes lekker liggen,

34uw armoede is in aantocht en de gebrekkige omstandigheden overvallen u.

Nueva Versión Internacional (Castilian)

Proverbios 24:1-34

19

1No envidies a los malvados,

ni procures su compañía;

2porque en su corazón traman violencia,

y no hablan más que de cometer fechorías.

20

3Con sabiduría se construye la casa;

con inteligencia se echan los cimientos.

4Con buen juicio se llenan sus cuartos

de bellos y extraordinarios tesoros.

21

5El que es sabio tiene gran poder,

y el que es entendido aumenta su fuerza.

6La guerra se hace con buena estrategia;

la victoria se alcanza con muchos consejeros.

22

7La sabiduría no está al alcance del necio,

que en la asamblea del pueblo24:7 en la asamblea del pueblo. Lit. en la puerta. nada tiene que decir.

23

8Al que hace planes malvados

lo llamarán intrigante.

9Las intrigas del necio son pecado,

y todos aborrecen a los insolentes.

24

10Si en el día de la aflicción te desanimas,

muy limitada es tu fortaleza.

25

11Rescata a los que van rumbo a la muerte;

detén a los que a tumbos avanzan al suplicio.

12Pues, aunque digas: «Yo no lo sabía»,

¿no habrá de darse cuenta el que pesa los corazones?

¿No habrá de saberlo el que vigila tu vida,

el que paga a cada uno según sus acciones?

26

13Come la miel, hijo mío, que es deliciosa;

dulce al paladar es la miel del panal.

14Así de dulce sea la sabiduría a tu alma;

si das con ella, tendrás buen futuro;

tendrás una esperanza que no será destruida.

27

15No aceches cual malvado la casa del justo,

ni arrases el lugar donde habita;

16porque siete veces podrá caer el justo,

pero otras tantas se levantará;

los malvados, en cambio,

se hundirán en la desgracia.

28

17No te alegres cuando caiga tu enemigo,

ni se regocije tu corazón ante su desgracia,

18no sea que el Señor lo vea y no lo apruebe,

y aparte de él su enojo.

29

19No te alteres por causa de los malvados,

ni sientas envidia de los impíos,

20porque el malvado no tiene porvenir;

¡la lámpara del impío se apagará!

30

21Hijo mío, teme al Señor y honra al rey,

y no te juntes con los rebeldes,

22porque de los dos recibirás un castigo repentino

¡y quién sabe qué calamidades sobrevendrán!

Otros dichos de los sabios

23También estos son dichos de los sabios:

No es correcto ser parcial en el juicio.

24Maldecirán los pueblos, y despreciarán las naciones,

a quien declare inocente al culpable.

25Pero bien vistos serán, y bendecidos,

los que condenen al culpable.

26Una respuesta sincera

es como un beso en los labios.

27Prepara primero tus faenas de cultivo

y ten listos tus campos para la siembra;

después de eso, construye tu casa.

28No testifiques sin razón contra tu prójimo,

ni mientas con tus labios.

29No digas: «Le haré lo mismo que me hizo;

le pagaré con la misma moneda».

30Pasé por el campo del perezoso,

por la viña del falto de juicio.

31Había espinas por todas partes;

la hierba cubría el terreno,

y el lindero de piedras estaba en ruinas.

32Guardé en mi corazón lo observado,

y de lo visto saqué una lección:

33Un corto sueño, una breve siesta,

un pequeño descanso, cruzado de brazos…

34¡y te asaltará la pobreza como un bandido,

y la escasez, como un hombre armado!