Ruth 2 – HTB & CCB

Het Boek

Ruth 2:1-23

Boaz ontmoet Ruth

1In Bethlehem woonde Boaz, een familielid van Naomiʼs man. Hij was schatrijk.

2Op een dag zei Ruth tegen Naomi: ‘Zal ik naar een van de akkers gaan en vragen of ik de aren op mag rapen die de maaiers laten vallen?’ ‘Dat is goed, kind, ga je gang,’ zei Naomi. 3De akker waar zij naartoe ging, bleek van Boaz te zijn. 4Diezelfde dag ging Boaz kijken bij het werk op zijn akker. Nadat de maaiers en hij elkaar hadden begroet, 5vroeg hij de opzichter: ‘Wie is die jonge vrouw daar?’ 6‘Dat is de vrouw die met Naomi is meegekomen uit Moab,’ antwoordde de opzichter. 7‘Zij heeft mij vanmorgen gevraagd of zij aren mocht rapen die de maaiers laten vallen. Sindsdien is zij voortdurend bezig geweest, afgezien van een korte pauze.’

8Boaz liep naar haar toe en zei: ‘Luister eens, blijf maar hier om aren te verzamelen. Je hoeft niet naar een andere akker te gaan. Loop maar vlak achter mijn arbeidsters aan. 9Ik heb mijn knechten gewaarschuwd dat ze je niet mogen lastigvallen. En als je dorst hebt, neem dan gerust wat water.’ 10-11 Daarop boog zij diep voor hem. ‘Waaraan heb ik deze vriendelijkheid te danken?’ vroeg zij. ‘Ik ben immers maar een vreemdelinge?’ ‘Ja, dat weet ik,’ antwoordde Boaz. ‘Ik heb gehoord wat je allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man. En ook dat je je ouders en je vaderland hebt verlaten om hier bij een vreemd volk te komen wonen. 12Moge de Here, de God van Israël, onder wiens vleugels je je toevlucht hebt gezocht, je hiervoor belonen.’ 13‘Dank u wel, meneer,’ antwoordde Ruth. ‘U bent zo vriendelijk voor mij, terwijl ik niet eens een arbeidster van u ben!’ 14Tegen etenstijd riep Boaz haar: ‘Kom, eet met ons mee, er is brood genoeg.’ Zij ging bij de maaiers zitten en at het geroosterde koren dat hij haar gaf. Zij kreeg meer dan ze opkon!

15Toen Ruth weer aan het werk ging, zei Boaz tegen zijn knechten: ‘Zij mag ook tussen de korenschoven aren verzamelen, laat haar haar gang maar gaan. 16Trek ook zo nu en dan wat aren uit de schoven en laat die vallen, zodat zij die kan oprapen. Laat haar ongestoord haar gang gaan.’ 17Zo werkte zij daar de hele dag. Toen zij ʼs avonds de aren uitklopte, bleek zij tweeëntwintig liter gerst te hebben! 18Zij nam het mee naar de stad en gaf het aan haar schoonmoeder, samen met wat zij had overgehouden van het middageten. 19‘Wat heb je veel!’ riep Naomi uit. ‘Waar heb je dat vandaan? God zal de man zegenen die zo goed voor jou is geweest!’ Ruth vertelde wat er die dag was gebeurd en dat de eigenaar van de akker Boaz heette. 20‘Prijs de Here voor zoʼn man,’ riep Naomi. ‘God is toch trouw aan de levenden en aan de doden. Deze Boaz is een van onze naaste familieleden!’ 21‘Hij heeft ook gezegd dat ik mocht terugkomen. Ik moet vlak achter zijn maaiers blijven tot de oogst voorbij is,’ vulde Ruth aan. 22‘Maar dat is prachtig,’ zei Naomi. ‘Je kunt beter bij hem werken dan bij een ander. Daar zouden ze je misschien lastigvallen.’ 23Daarom bleef Ruth bij Boaz werken. Totdat de gerst en de tarwe waren geoogst, bleef ze bij haar schoonmoeder wonen.

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

路得记 2:1-23

路得遇见波阿斯

1拿俄米的丈夫以利米勒有个亲戚,名叫波阿斯,是个有名望的财主。 2摩押女子路得拿俄米说:“让我到田里去,跟在那些愿意恩待我的人后面,捡些麦穗回来。”拿俄米说:“去吧,我的女儿!” 3于是,路得便去了。她恰巧来到以利米勒的亲戚波阿斯的田里,跟在收割的人后面捡麦穗。 4当时,波阿斯刚好从伯利恒来到田间,向那些收割的工人问安说:“愿耶和华与你们同在。”他们回答说:“愿耶和华赐福与你。” 5波阿斯问负责收割的工头说:“那是谁家的女子?” 6工头回答说:“她是摩押女子,跟拿俄米刚从摩押回来。 7她求我让她跟在收割的人后面,捡工人扎捆时遗落的麦穗。她一大早就来到这里,一直捡到现在,除了在凉棚里稍微坐了一会儿之外,几乎没有休息。”

8波阿斯路得说:“姑娘2:8 姑娘”希伯来文是“女儿”。,听我说,你不用到别人的田里去拾麦穗了,也不必离开这里,只管留下来跟我的女工在一起。 9你看我的工人在哪一块田里收割,就跟着我的女工去,我已经吩咐工人不可欺负你。要是你渴了,就去水罐那里喝工人打回来的水。” 10路得就俯伏在地叩谢他,说:“我不过是个外族人,你为什么这样恩待我、体恤我?” 11波阿斯说:“自从你丈夫过世之后,你怎样善待婆婆,怎样离开父母和家乡来到素不相识的人当中,我都听说了。 12愿耶和华照你所行的奖赏你!你来投靠在以色列的上帝耶和华的翅膀下,愿祂厚厚地赏赐你。” 13路得说:“我主啊!我真是在你面前蒙恩,虽然我连你的婢女都不如,你还好言安慰我。”

14吃饭的时候,波阿斯路得说:“来,吃一点饼吧,可以蘸着醋吃。”路得便坐在那些收割工人旁边。波阿斯递给她一些烤好的麦穗。她吃饱了,还有剩余的。 15当她起来又要去捡麦穗的时候,波阿斯就吩咐他的工人说:“你们要任由她捡,就算她在割下的麦子中捡麦穗,你们也不要为难她。 16甚至要从麦捆中抽一些出来让她捡,不要责骂她。”

17于是,路得便在田间继续捡麦穗,到了黄昏,她把捡到的麦穗打了,大约有十三公斤大麦。 18她把捡来的麦子带回城里给婆婆拿俄米看,又把剩下来的食物给婆婆。 19婆婆问她:“你今天在哪里拾麦穗?在哪里做工?愿那善待你的人蒙福!”她就告诉婆婆说:“今天我在一个名叫波阿斯的人那里工作。” 20拿俄米说:“愿耶和华赐福给他,他对活着的和过世的都是那么有情有义。”拿俄米又对路得说:“这人是我们本族的人,是我们的一个近亲。” 21摩押女子路得说:“他还对我说,‘你可以跟在我的工人后面捡麦穗,直到他们把我的庄稼都收完为止。’” 22拿俄米对儿媳路得说:“我的女儿啊,你就跟他的女工一起到田里去,免得去别人的田里被欺负。” 23因此,路得便常跟波阿斯的女工在一起捡麦穗,直到大麦小麦都收割完毕。路得就这样陪伴婆婆过日子。