Psalmen 80 – HTB & HOF

Het Boek

Psalmen 80:1-20

1Een psalm voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De Leliën.’ Deze psalm is door Asaf gemaakt, als een getuigenis.

2Luister, Herder van Israël,

U leidt immers uw geliefde volk als een kudde schapen.

U woont boven de engelen.

Kom in al uw stralende heerlijkheid naar ons toe.

3Laat uw kracht

de stammen Efraïm, Benjamin en Manasse

voorgaan en red ons.

4O God, maak ons volk weer tot een eenheid.

Laat uw licht schijnen,

want dan zullen wij worden bevrijd.

5Here, God van de hemelse legers,

blijft uw toorn nog lang gericht tegen uw volk,

ondanks onze gebeden?

6Hun tranen doorweekten het brood dat zij aten

en mengden zich met het water dat zij dronken.

7De omringende landen ruziën spottend over ons,

onze tegenstanders steken de gek met ons.

8O God van de hemelse legers,

maak ons volk weer tot een eenheid.

Laat uw licht over ons schijnen,

dan zullen wij bevrijd worden.

9U hebt in Egypte ons volk als een wijnstok uitgegraven,

daarna hebt U hier de volken verdreven

en ons in dit land geplant.

10U hebt dit land, deze grond, voor ons klaargemaakt,

zodat wij ons er thuis voelden

en ons er als volk konden vestigen.

11Wij hebben ons genesteld op de bergen

en in de schaduw van de bomen gezeten,

de bomen die U hebt geplant.

12Het volk zwermde uit naar alle kanten,

tot aan de Eufraat toe.

13Waarom hebt U onze grenzen opengezet?

Nu worden wij steeds aangevallen.

14Vreemde volken vallen ons aan

en plunderen ons.

15O God van de hemelse legers,

kom toch bij ons terug.

Kijk vanuit de hemel op ons neer,

let erop hoe het met uw volk is.

16Wij zijn het volk

dat U naar dit land hebt gebracht,

dankzij U

zijn wij ook een groot volk geworden.

17Alsof wij vuilnis zijn,

worden wij bedreigd door branden,

als U ons helpt,

kan de tegenstander niets meer doen.

18Bescherm het volk van uw keuze,

de mensen die U tot een groot volk hebt gemaakt.

19Dan zullen wij U niet meer verlaten.

Als U ons bevrijdt,

zullen wij U zoeken, loven en prijzen.

20Here, God van de hemelse legers,

maak ons volk weer tot een eenheid.

Laat uw licht over ons schijnen,

dan zullen wij bevrijd worden.

Hoffnung für Alle

Psalm 80:1-20

Der verbrannte Weinstock

1Ein Lied von Asaf, nach der Melodie: »Lilien als Zeugnis«.

2Höre uns, Gott, du Hirte Israels, der du dein Volk80,2 Wörtlich: der du Josef. wie eine Herde hütest!

Der du über den Keruben thronst –

erscheine in deinem strahlenden Glanz!

3Zeige deine Macht den Stämmen Ephraim, Benjamin und Manasse!

Komm und hilf uns doch!

4O Gott, richte uns, dein Volk, wieder auf!

Blicke uns freundlich an, dann sind wir gerettet!

5Du allmächtiger Herr und Gott,

wie lange willst du noch zornig auf uns sein,

obwohl wir zu dir beten?

6Tränen sind unsere einzige Speise –

ganze Krüge könnten wir mit ihnen füllen!

7Unsere Feinde spotten über unsere Ohnmacht,

sie streiten sich schon über unser Land.80,7 Wörtlich: Du hast uns zum Zankapfel für unsere Nachbarn gemacht.

8Allmächtiger Gott, richte uns, dein Volk, wieder auf!

Blicke uns freundlich an, dann sind wir gerettet!

9In Ägypten grubst du den Weinstock Israel aus;

du pflanztest ihn ein in einem Land,

aus dem du fremde Völker verjagt hattest.

10Für ihn hast du den Boden gerodet,

so dass er Wurzeln schlagen konnte

und sich im ganzen Land ausbreitete.

11Mit seinem Schatten bedeckte er das Gebirge,

er wuchs höher als die gewaltigsten Zedern.

12Seine Ranken erstreckten sich bis zum Mittelmeer,

und bis an den Euphrat gelangten seine Zweige.

13Warum nur hast du die schützende Mauer niedergerissen?

Jetzt kann jeder, der vorüberkommt, ihn plündern!

14Die Wildschweine aus dem Wald verwüsten ihn,

die wilden Tiere fressen ihn kahl.

15Allmächtiger Gott, wende dich uns wieder zu!

Schau vom Himmel herab und rette dein Volk!

Kümmere dich um diesen Weinstock,

16den du selbst gepflanzt hast;

sorge für den jungen Spross,

den du hast aufwachsen lassen!

17Unsere Feinde haben ihn abgehauen und ins Feuer geworfen;

doch wenn du ihnen entgegentrittst, kommen sie um.

18Beschütze den König, den du erwählt hast,

den Mann80,18 Wörtlich: Menschensohn. – Vgl. »Menschensohn« in den Sacherklärungen., der durch dich erst stark wurde!

19Dann wollen wir nie mehr von dir weichen.

Erhalte uns am Leben, dann wollen wir dich loben.

20Du allmächtiger Herr und Gott –

richte uns, dein Volk, wieder auf!

Blicke uns freundlich an, dann sind wir gerettet!