1Een lied van David voor de koordirigent.
2Bevrijd mij, o God,
want het water stijgt mij naar de lippen.
3Ik zak weg in het moeras en kan er niet staan.
Ik sta in water waar ik de bodem niet kan voelen
en het stroomt over mijn hoofd.
4Ik ben moe van het roepen
en mijn keel is schor.
Mijn ogen zijn moe van het uitkijken naar mijn God.
5De mensen die mij haten, zijn niet te tellen,
het zijn er meer dan de haren op mijn hoofd.
En er is geen reden voor hun haat.
Mijn tegenstanders, die mij willen vernietigen,
zijn zo machtig.
Ik moet hun teruggeven
wat ik niet van hen heb geroofd.
6O God, U kent mij,
een klein en dwaas mens.
U ziet al mijn zonden.
Niets is voor U verborgen.
7Laten uw volgelingen niet door mij
hun vertrouwen in U kwijtraken,
Oppermachtige Here,
U die Heer bent over de hemelse legers.
O God, laten de mensen die U zoeken,
niet door mijn toedoen in U beschaamd worden.
8Ter wille van U verdraag ik de schande.
Ik bedek mijn gezicht uit schaamte.
9Mijn vrienden kennen mij niet meer
en mijn broers herkennen mij niet.
10Van mijzelf blijft niets over,
omdat ik alles geef voor uw huis.
De beledigingen van hen die U haten,
kwamen op mij terecht.
11Ik huilde terwijl mijn hele hart zich op U richtte,
maar het werd mij als schande aangerekend.
12Ik trok rouwkleding aan,
maar zij lachtten mij uit.
13De leiders van de stad praten met elkaar over mij
en tijdens drinkgelagen drijven zij de spot met mij.
14Maar ik zal op de juiste tijd tot U bidden, Here,
o God, geef mij uw trouwe hulp
als een antwoord daarop in uw goedheid en liefde.
15Trek mij uit dit moeras, voordat ik zink.
Red mij van mijn haters en uit dit diepe water.
16Zorg toch dat het water mij niet boven het hoofd stijgt,
dat ik niet naar de bodem word getrokken en verdrink.
17Geef mij antwoord, Here,
want ik weet hoe groot uw goedheid en trouw zijn.
Kom naar mij toe met uw liefdevolle ontferming.
18Verberg U niet voor mij,
ik ben uw dienaar en ik ben vreselijk bang.
Antwoord mij toch snel!
19Kom naar mij toe en bevrijd mij.
Verlos mij, zodat mijn tegenstanders beschaamd staan.
20U ziet toch hoe ik word bespot,
hoe beschaamd ik ben en tot schande gemaakt.
U weet precies wie mij dit allemaal aandoen.
21De spot breekt mijn hart
en ik ben nog maar heel zwak.
Ik verwachtte medelijden te ontmoeten,
maar vond het niet.
Tevergeefs wachtte ik op iemand die mij troostte.
22Zij gaven mij gif te eten
en lieten mij, toen ik dorst had, azijn drinken.
23Laat het lekkere eten een valstrik voor hen worden
en laat hun tafelgenoten hen verraden.
24Verslechter hun ogen,
zodat zij niets meer kunnen zien.
Geef dat hun heupen verzwakken,
zodat zij niet meer kunnen lopen.
25Stort uw toorn over hen uit,
laat de gloed daarvan hen vernietigen.
26Verander hun woonplaats in een woestenij
en maak hun tenten onbewoond.
27Want wie door U wordt geslagen,
wordt door hen achtervolgd.
Zij sturen verhalen de wereld in
over het verdriet van hen die door U werden getroffen.
28Laat hun schuld maar hand over hand toenemen,
zodat zij geen aanspraak kunnen maken op uw gerechtigheid.
29Verwijder hun namen uit uw boek,
waarin ieder vermeld staat die bij U hoort.
Zorg dat hun naam niet naast die van een gelovige staat.
30Ik verkeer in grote ellende en groot verdriet.
Laat uw heil mij beschermen, o God.
31Ik zal een loflied zingen
en de naam van God prijzen.
Ik zal Hem roemen door de liederen
die ik tot zijn eer zing.
32Dat zal de Here meer vreugde geven
dan een rund of een stier met horens en hoeven.
33Zij die zich dankbaar aan God onderwerpen,
zullen het zien en zich erover verheugen.
U die God zoekt, zult er nieuwe moed uit putten.
34Want de Here luistert wel
naar de armen die Hem aanroepen
en Hij ziet niet neer
op de mensen die gevangen zitten.
35Laat de hele schepping,
hemel, aarde en zeeën,
Hem eer brengen en prijzen.
36Want God zal Jeruzalem bevrijden
en de steden van Juda weer opbouwen.
Dan zullen zij weer daarin wonen
en het land opnieuw bezitten.
37De kinderen van zijn dienaren zullen het land erven
en het zal worden bewoond door mensen
die zijn naam liefhebben.
Zabbuli 69
Ya Mukulu wa Bayimbi. Mu ddoboozi ery’Amalanga. Zabbuli ya Dawudi.
169:1 Yon 2:5Ondokole, Ayi Katonda,
kubanga amazzi gandi mu bulago.
269:2 Zab 40:2Ntubira mu bitosi
nga sirina we nnywereza kigere.
Ntuuse ebuziba
n’amataba gansaanikira.
369:3 a Zab 6:6 b Zab 119:82; Is 38:14Ndajanye ne nkoowa,
n’emimiro ginkaze.
Amaaso ganzizeeko ekifu gakooye
olw’okutunula enkaliriza nga nnindirira Katonda wange.
469:4 a Yk 15:25* b Zab 35:19; 38:19Abo abankyayira obwereere
bangi okusinga enviiri ez’oku mutwe gwange;
abalabe bange bangi
abannoonya okunzita awatali nsonga;
ne mpalirizibwa mbaddizeewo
ekyo kye sibbanga.
569:5 a Zab 38:5 b Zab 44:21Ayi Katonda, omanyi obusirusiru bwange,
n’okusobya kwange tekukukwekeddwa.
6Sisaana kuswaza
abo abakwesiga,
Ayi Mukama, Mukama ow’Eggye.
Abo abakunoonya
baleme kuswazibwa ku lwange,
Ayi Katonda wa Isirayiri.
769:7 a Yer 15:15 b Zab 44:15Ngumiikirizza okuvumwa ku lulwo,
n’amaaso gange ne gajjula ensonyi.
869:8 Zab 31:11; Is 53:3Nfuuse nga omugwira eri baganda bange,
munnaggwanga eri abaana ba mmange.
969:9 a Yk 2:17* b Zab 89:50-51; Bar 15:3*Nzijudde obuggya olw’ennyumba yo,
n’abo abakuvuma bavuma nze.
1069:10 Zab 35:13Bwe nkaaba ne nsiiba,
ekyo nakyo ne kinvumisa.
1169:11 Zab 35:13Bwe nnyambala ebibukutu ne nfuuka eky’okuzanyisa kyabwe.
1269:12 Yob 30:9Abo abatuula ku mulyango gw’ekibuga banduulira,
era nfuuse luyimba lw’abatamiivu.
1369:13 a Is 49:8; 2Ko 6:2 b Zab 51:1Naye nze, Ayi Mukama, nsaba ggwe,
mu kiseera eky’ekisa kyo.
Olw’okwagala kwo okungi, onnyanukule, Ayi Katonda,
ondokole nga bwe wasuubiza.
1469:14 nny 2; Zab 144:7Onnyinyulule mu ttosi
nneme okutubira;
omponye abankyawa,
onzigye mu mazzi amangi;
1569:15 a Zab 124:4-5 b Kbl 16:33amataba galeme okumbuutikira
n’obuziba okunsanyaawo,
n’ennyanja ereme okummira.
1669:16 Zab 63:3Onnyanukule, Ayi Mukama olw’obulungi bw’okwagala kwo;
onkyukire olw’okusaasira kwo okungi.
1769:17 a Zab 27:9 b Zab 66:14Tokisa muddu wo maaso go; yanguwa okunziramu,
kubanga ndi mu kabi.
1869:18 Zab 49:15Onsemberere onziruukirire,
onnunule mu balabe bange.
1969:19 Zab 22:6Omanyi bwe nsekererwa, ne bwe nswazibwa ne bwe siteekebwamu kitiibwa,
era n’abalabe bange bonna obamanyi.
2069:20 a Yob 16:2 b Is 63:5Okusekererwa kunkutudde omutima
era kummazeemu amaanyi.
Nanoonya okusaasirwa ne kumbula,
n’ow’okumpooyawooya naye nga simulaba.
2169:21 Mat 27:34; Mak 15:23; Yk 19:28-30Mu kifo ky’emmere bampa mususa,
era bwe nalumwa ennyonta bampa nkaatu.
22Emmere yaabwe gye bategese okulya ebafuukire ekyambika,
n’embaga zaabwe ez’ebiweebwayo zibafuukire omutego.
2369:23 Is 6:9-10; Bar 11:9-10*Amaaso gaabwe gazibe baleme okulaba,
n’emigongo gyabwe gyewetenga ennaku zonna.
2469:24 Zab 79:6Bayiweeko ekiruyi kyo,
obamalewo n’obusungu obw’amaanyi go obungi.
2569:25 a Mat 23:38 b Bik 1:20*Ebifo byabwe bifuuke bifulukwa,
waleme kubaawo n’omu abeera mu weema zaabwe.
2669:26 Is 53:4; Zek 1:15Kubanga bayigganya oyo gw’ofumise,
ne boogera ku bulumi bw’oyo gw’olumizza.
2769:27 a Nek 4:5 b Zab 109:14; Is 26:10Bavunaane omusango kina gumu,
era tobaganya kugabana ku bulokozi bwo.
2869:28 a Kuv 32:32-33; Luk 10:20; Baf 4:3 b Ez 13:9Bawanduukululwe mu kitabo ky’obulamu;
baleme kulabika ku lukalala lw’abatuukirivu.
2969:29 Zab 59:1; 70:5Ndi mu bulumi era mu nnaku;
obulokozi bwo, Ayi Katonda, bunkuume.
3069:30 a Zab 28:7 b Zab 34:3Nnaatenderezanga erinnya lya Katonda nga nnyimba;
nnaamugulumizanga n’okwebaza.
3169:31 Zab 50:9-13Kino kinaasanyusanga Mukama okusinga okumuwa ente ennume,
oba okumuwa seddume n’amayembe gaayo, n’ebigere byayo.
3269:32 a Zab 34:2 b Zab 22:26Abaavu banaakirabanga ne basanyuka;
mmwe abanoonya Katonda omutima gwammwe ne gubeera omulamu.
3369:33 Zab 12:5; 68:6Kubanga Mukama awulira abo abali mu kwetaaga,
era ababe ne bwe baba mu busibe, tabanyooma.
3469:34 Zab 96:11; 148:1; Is 44:23; 49:13; 55:12Kale eggulu n’ensi bimutenderezenga
awamu n’ennyanja zonna n’ebyo ebizirimu.
3569:35 a Ob 17 b Zab 51:18; Is 44:26Kubanga Katonda alirokola Sayuuni,
n’ebibuga bya Yuda n’abizimba buggya,
abantu ne babibeerangamu nga byabwe.
3669:36 Zab 37:29; 102:28Abaana b’abaweereza be balikisikira;
n’abo abaagala erinnya lya Mukama omwo mmwe banaabeeranga.