Psalmen 59 – HTB & NVI

Het Boek

Psalmen 59:1-18

1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Vernietig niet.’ Hij schreef dit lied nadat Saul zijn huis had omsingeld met de bedoeling hem te doden.

2O mijn God, bevrijd mij toch van mijn vijanden.

Bescherm mij tegen hen die mij naar het leven staan.

3Red mij uit de handen van deze zondaars

en bewaar mij voor deze mannen die mijn bloed willen zien.

4Kijk maar, zij staan mij naar het leven,

zij sturen de sterksten eropuit om mij te vermoorden.

Ik heb toch niet tegen U gezondigd, Here?

5Zonder dat er aanleiding toe is,

komen zij op mij af.

Word toch wakker, kijk dan en kom mij te hulp.

6Here, U bent de God van de hemelse legers,

de God van mijn volk Israël.

Kom en straf alle ongelovigen.

Schenk uw genade niet aan verraderlijke zondaars.

7Elke avond komen zij terug

en lopen als huilende honden door de stad.

8Zij bespotten U en mij,

hun woorden zijn een aanval op wat heilig is.

Zij denken dat niemand dat hoort.

9U, Here, lacht hen uit!

U bespot al die ongelovigen.

10U bent al mijn kracht!

Ik let alleen op U,

want God is als een burcht voor mij,

bij Hem kan ik schuilen.

11Mijn God van liefde en trouw zal mij tegemoetkomen.

God, laat mij met blijdschap neerzien

op al die mensen die het mij moeilijk maakten.

12Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten.

Maar laat hen door uw ingrijpen doelloos ronddwalen.

Laat hen maar vallen, o Here,

achter U kunnen wij wegschuilen.

13Alles wat zij zeggen, is zonde.

Zij denken dat zij onaantastbaar zijn.

Neem hen gevangen om die hoogmoed,

maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.

14Vernietig hen in uw toorn,

dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zien

en zij er niet meer zijn.

Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israël

en ook in de rest van de wereld.

15Elke avond komen zij terug

en lopen als huilende honden door de stad.

16Zij zwerven rond om eten te vinden

en als zij niet genoeg vinden,

worden zij agressief.

17Maar ik wil uw kracht bezingen.

Reeds ʼs morgens vroeg jubel ik het uit

over uw goedheid en trouw.

Want U bent voor mij als een burcht,

een wijkplaats voor als het mij te moeilijk wordt.

18Mijn God, U bent mijn sterkte,

voor U wil ik lofliederen zingen.

God is voor mij een veilige burcht,

Hij betoont mij zijn goedheid en trouw.

Nueva Versión Internacional

Salmo 59:1-17

Salmo 59Sal 59 En el texto hebreo 59:1-17 se numera 59:2-18.

Al director musical. Sígase la tonada de «No destruyas». Mictam de David, cuando Saúl había ordenado que vigilaran la casa de David con el propósito de matarlo.

1Líbrame de mis enemigos, oh Dios;

protégeme de los que me atacan.

2Líbrame de los malhechores;

sálvame de los asesinos.

3¡Mira cómo me acechan!

Hombres crueles conspiran contra mí

sin que yo, Señor, haya delinquido ni pecado.

4Presurosos se disponen a atacarme

sin que yo haya cometido mal alguno.

¡Levántate y ven en mi ayuda!

¡Mira mi condición!

5Tú, Señor, eres el Dios de los Ejércitos,

eres el Dios de Israel.

¡Despiértate y castiga a todas las naciones;

no tengas compasión de esos malvados traidores! Selah

6Porque ellos vuelven al atardecer,

aúllan como perros

y merodean la ciudad.

7Echan espuma por la boca,

lanzan espadas por sus fauces

y dicen: «¿Quién va a oírnos?».

8Pero tú, Señor, te ríes de ellos;

te burlas de todas las naciones.

9A ti, fortaleza mía, vuelvo los ojos,

pues tú, oh Dios, eres mi refugio.

10Tú eres el Dios en quien puedo confiar.

Tú irás delante de mí

para hacerme ver la derrota de mis enemigos.

11Pero no los mates,

para que mi pueblo no lo olvide.

Zarandéalos con tu poder; ¡humíllalos!

¡Tú, Señor, eres nuestro escudo!

12Por los pecados de su boca,

por las palabras de sus labios,

que caigan en la trampa de su orgullo.

Por las maldiciones y mentiras que profieren,

13consúmelos en tu enojo;

¡consúmelos hasta que dejen de existir!

Así todos sabrán que Dios gobierna en Jacob

y hasta los confines de la tierra. Selah

14Porque ellos vuelven al atardecer,

aúllan como perros

y merodean la ciudad.

15Van de un lado a otro buscando comida,

y aúllan si no quedan satisfechos.

16Pero yo cantaré a tu poder

y por la mañana alabaré tu amor;

porque tú eres mi protector,

mi refugio en momentos de angustia.

17A ti, fortaleza mía, te cantaré salmos,

pues tú, oh Dios, eres mi refugio.

Tú eres el Dios en quien puedo confiar.