Psalmen 56 – HTB & NIVUK

Het Boek

Psalmen 56:1-14

1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De duif op verre eilanden.’ Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gath gevangennamen.

2Wees mij nabij, o God,

en geef mij uw genade,

want de mensen trappen mij tegen de grond.

De hele dag brengen mijn tegenstanders

mij in het nauw.

3Mijn vijanden tergen mij de hele dag.

Tallozen staan nu boven mij

en strijden tegen mij.

4Juist als alles mij angst aanjaagt,

stel ik op U mijn vertrouwen.

5Op U, mijn God.

Ik prijs uw woord.

Ik vertrouw op God en ken geen angst,

wat zouden mensen mij kunnen aandoen?

6Zij verdraaien voortdurend mijn woorden,

zij beramen kwade plannen tegen mij.

7Zij willen mij overvallen en bespioneren mij.

Zij letten op elke stap die ik zet

in de hoop mij te kunnen doden.

8Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen,

kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.

9U neemt mijn zwerftochten waar

en kent elke traan die ik stort.

Alles staat immers in uw boek?

10Als ik U te hulp roep,

zullen mijn vijanden terugdeinzen.

Ik weet zeker dat God mij zal helpen.

11Ik loof en prijs het woord van God.

Ik loof en prijs het woord van de Here.

12Ik vertrouw op God en ken geen angst.

Wat zou een mens mij kunnen aandoen?

13Ik heb U geloften gedaan, o God.

Ik zal ze nakomen met offers

waarmee ik U zal loven en prijzen.

14Want U hebt mij bevrijd van de dood,

mij het leven teruggegeven.

U hebt mij weer in ere hersteld.

Nu mag ik weer leven voor Gods aangezicht

in zijn licht, dat leven geeft.

New International Version – UK

Psalms 56:1-13

Psalm 56In Hebrew texts 56:1-13 is numbered 56:2-14.

For the director of music. To the tune of ‘A Dove on Distant Oaks’. Of David. A miktam.Title: Probably a literary or musical term When the Philistines had seized him in Gath.

1Be merciful to me, my God,

for my enemies are in hot pursuit;

all day long they press their attack.

2My adversaries pursue me all day long;

in their pride many are attacking me.

3When I am afraid, I put my trust in you.

4In God, whose word I praise –

in God I trust and am not afraid.

What can mere mortals do to me?

5All day long they twist my words;

all their schemes are for my ruin.

6They conspire, they lurk,

they watch my steps,

hoping to take my life.

7Because of their wickedness do not56:7 Probable reading of the original Hebrew text; Masoretic Text does not have do not. let them escape;

in your anger, God, bring the nations down.

8Record my misery;

list my tears on your scroll56:8 Or misery; / put my tears in your wineskin

are they not in your record?

9Then my enemies will turn back

when I call for help.

By this I will know that God is for me.

10In God, whose word I praise,

in the Lord, whose word I praise –

11in God I trust and am not afraid.

What can man do to me?

12I am under vows to you, my God;

I will present my thank-offerings to you.

13For you have delivered me from death

and my feet from stumbling,

that I may walk before God

in the light of life.