Psalmen 55 – HTB & NVI-PT

Het Boek

Psalmen 55:1-24

1Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Te begeleiden door een snaarinstrument.

2O God, luister naar mijn gebed.

Wend U niet van mij af als ik tot U smeek.

3Geef mij aandacht en geef mij antwoord,

ik zwerf rusteloos rond, kreunend in mijn ellende.

4Dat komt allemaal door het rumoer van de vijand,

doordat de ongelovige mij kwelt.

Zij storten mij in het ongeluk

en vallen mij woedend aan.

5Mijn hart begeeft het bijna,

doodsangst overvalt mij.

6Angst en beven zijn mijn deel

en de schrik verlamt mij.

7Had ik maar vleugels als een duif,

dan vloog ik weg

en zocht elders een plek om te wonen.

8Dan zou ik ver weg vliegen

en in de woestijn overnachten.

9Ik zou snel een plaats vinden

die mij tegen de rukwinden

en stormen beschut.

10Breng hen in de war, Here,

geef dat zij elkaar niet meer verstaan.

Want er is alleen nog maar

geweld en ruzie in de stad.

11Dag en nacht dwalen zij

door de stad en over haar muren.

Er is veel ongeluk en moeite waar te nemen.

12Er is onheil in de stad,

op pleinen en in straten,

overal is terreur en bedrog.

13Mijn tegenstander die mij belaagt,

is geen vijand van buitenaf,

dat zou ik nog wel kunnen verdragen.

Het is niet iemand die mij altijd al haatte,

die nu tegen mij opstaat,

want dan zou ik nog wel

een schuilplaats weten te vinden.

14Maar het is een goede vriend,

iemand als ik

die ik altijd heb vertrouwd.

15Wij gingen zo vertrouwelijk met elkaar om,

samen gingen we met alle feestgangers

naar Gods huis.

16Hij heeft de dood verdiend,

laat hem levend het dodenrijk in gaan.

Hij woont te midden van slechtheid,

zijn innerlijk is er vol van.

17Maar ik weet wat ik moet doen:

ik roep naar God,

de Here zal mij bevrijden.

18ʼs Morgens, ʼs middags en ʼs avonds

bid en smeek ik,

ik stort mijn hart voor Hem uit.

Hij luistert naar mij.

19Hij bevrijdt mijn ziel

en geeft mij vrede,

ondanks de strijd die om mij heen woedt.

Velen keren zich tegen mij.

20God, de Allerhoogste,

zit op de troon en luistert naar mij.

Hij zal mijn tegenstanders vernietigen,

al die mensen die van God niet willen weten

en Hem niet willen kennen.

21De tegenstander valt de mensen aan

met wie hij eerder vrede sloot,

hij komt zijn afspraken niet na.

22Zijn woorden zijn glad en vriendelijk,

maar in zijn hart gloeit de wraak.

Zijn uitspraken strelen het gehoor,

maar in feite zijn het getrokken zwaarden.

23Breng al uw moeilijkheden bij de Here.

Hij zorgt altijd voor u.

Hij zal nooit toelaten dat een volgeling van Hem

struikelt of valt.

24O God, ik weet

dat U uw tegenstanders zult vernietigen,

allen die uit zijn op bloedvergieten en bedriegen.

Zij zullen niet oud worden.

Maar ik stel heel mijn vertrouwen op U.

Nova Versão Internacional

Salmos 55:1-23

Salmo 55

Para o mestre de música. Com instrumentos de cordas. Poema davídico.

1Escuta a minha oração, ó Deus,

não ignores a minha súplica;

2ouve-me e responde-me!

Os meus pensamentos me perturbam, e estou atordoado

3diante do barulho do inimigo,

diante da gritaria55.3 Ou opressão dos ímpios;

pois eles aumentam o meu sofrimento

e, irados, mostram seu rancor.

4O meu coração está acelerado;

os pavores da morte me assaltam.

5Temor e tremor me dominam;

o medo tomou conta de mim.

6Então eu disse: Quem dera eu tivesse asas como a pomba;

voaria até encontrar repouso!

7Sim, eu fugiria para bem longe,

e no deserto eu teria o meu abrigo. Pausa

8Eu me apressaria em achar refúgio

longe do vendaval e da tempestade.

9Destrói os ímpios, Senhor, confunde a língua deles,

pois vejo violência e brigas na cidade.

10Dia e noite eles rondam por seus muros;

nela permeiam o crime e a maldade.

11A destruição impera na cidade;

a opressão e a fraude jamais deixam suas ruas.

12Se um inimigo me insultasse,

eu poderia suportar;

se um adversário se levantasse contra mim,

eu poderia defender-me;

13mas logo você, meu colega,

meu companheiro, meu amigo chegado,

14você, com quem eu partilhava

agradável comunhão

enquanto íamos com a multidão festiva

para a casa de Deus!

15Que a morte apanhe os meus inimigos de surpresa!

Desçam eles vivos para a sepultura55.15 Hebraico: Sheol. Essa palavra também pode ser traduzida por profundezas, ou morte.,

pois entre eles o mal acha guarida.

16Eu, porém, clamo a Deus,

e o Senhor me salvará.

17À tarde, pela manhã e ao meio-dia

choro angustiado,

e ele ouve a minha voz.

18Ele me guarda ileso na batalha,

sendo muitos os que estão contra mim.

19Deus, que reina desde a eternidade,

me ouvirá e os castigará. Pausa

Pois jamais mudam sua conduta

e não têm temor de Deus.

20Aquele homem se voltou contra os seus aliados,

violando o seu acordo.

21Macia como manteiga é a sua fala,

mas a guerra está no seu coração;

suas palavras são mais suaves que o óleo,

mas são afiadas como punhais.

22Entregue suas preocupações ao Senhor,

e ele o susterá;

jamais permitirá que o justo venha a cair.

23Mas tu, ó Deus, farás descer à cova da destruição

aqueles assassinos e traidores,

os quais não viverão a metade dos seus dias.

Quanto a mim, porém, confio em ti.