1Een leerzaam gedicht van David.
Gelukkig is hij wiens misstap vergeven wordt
en wiens zonden vergeten worden.
2Gelukkig is hij
aan wie de Here zijn zonde niet toerekent
en wiens innerlijk eerlijk en oprecht is.
3Zolang ik mijn zonde niet beleed,
kwijnde ik weg.
Ik was de hele dag tot tranen toe bewogen.
4Dag en nacht voelde ik
hoe U tot mijn geweten sprak.
Ik schrompelde in elkaar als bij grote hitte.
5Toen heb ik U al mijn zonden beleden
en niets voor U verborgen gehouden.
Ik zei: ‘Ik zal de Here alles opbiechten’
en toen hebt U mijn schuld vergeven.
6Laat iedere gelovige veel tot U bidden,
nu U Zich nog laat vinden.
Zelfs al komt grote ellende op hem af,
dan nog zult U hem beschermen.
7U verbergt mij.
U spaart mij voor moeilijke omstandigheden.
U vult mijn hart met lofliederen over mijn bevrijding.
8‘Ik, de Here, laat u zien
welke weg u moet gaan.
Ik geef u raad
en houd mijn oog op u gericht.
9Gedraag u dus niet als een paard of een muildier,
dat met bit en teugels in bedwang moet worden gehouden.
Dat wil Ik niet.’
10Iemand die zonder God leeft,
krijgt veel zorgen en moeite te verduren.
Maar wie op de Here vertrouwt,
wordt door zijn liefde en goedheid omringd.
11Wees blij in de Here en zing een loflied, alle gelovigen!
Laten allen die oprecht tegenover God staan het uitjubelen.
መዝሙር 32
ግልጥ ኑዛዜ
የዳዊት ትምህርት።
1መተላለፉ ይቅር የተባለለት፣
ኀጢአቱም የተሸፈነለት፣
እንዴት ቡሩክ ነው!
2እግዚአብሔር ኀጢአቱን የማይቈጥርበት፣
በመንፈሱም ሽንገላ የሌለበት ሰው፣
እርሱ ቡሩክ ነው።
3ቀኑን ሙሉ ከመቃተቴ የተነሣ፣
ዝም ባልሁ ጊዜ፣
ዐጥንቶቼ ተበላሹ፤
4በቀንና በሌሊት፣
እጅህ ከብዳብኛለችና፤
ኀይሌም የበጋ ትኵሳት እንደ ላሰው ነገር፣
ከውስጤ ተሟጠጠ። ሴላ
5ኀጢአቴን ለአንተ አስታወቅሁ፤
በደሌንም አልሸሸግሁም፤
ደግሞም “መተላለፌን ለእግዚአብሔር እናዘዛለሁ” አልሁ፤
አንተም የኀጢአቴን በደል፣
ይቅር አልህ። ሴላ
6ስለዚህ ጻድቅ ሁሉ፣
በጭንቅ ጊዜ ወደ አንተ ይጸልይ፤
ኀይለኛ ጐርፍ አካባቢውን ቢያጥለቀልቅም፣
እርሱ አጠገብ አይደርስም።
7አንተ መሸሸጊያዬ ነህ፤
ከመከራ ትጠብቀኛለህ፤
በድል ዝማሬም ትከብበኛለህ። ሴላ
8አስተምርሃለሁ፤ በምትሄድበትም መንገድ እመራሃለሁ፤
እመክርሃለሁ፤ በዐይኔም እከታተልሃለሁ።
9በልባብና በልጓም ካልተገሩ በቀር፣
ወደ አንተ እንደማይቀርቡት፣
ማስተዋል እንደሌላቸው፣
እንደ ፈረስና እንደ በቅሎ አትሁኑ።
10የክፉዎች ዋይታ ብዙ ነው፤
በእግዚአብሔር የሚታመን ግን፣
ምሕረት ይከብበዋል።
11ጻድቃን ሆይ፤ በእግዚአብሔር ደስ ይበላችሁ፤ ሐሤትም አድርጉ፤
ቅን ልብ ያላችሁም ሁሉ እልል በሉ።