1Een lied van David.
Mijn hele wezen is op U gericht, Here!
2Laat mij niet in de steek, Here,
want ik vertrouw helemaal op U.
Zorg dat mijn vijanden mij niet overwinnen.
3Niemand die in God gelooft en op Hem vertrouwt,
zal in Hem teleurgesteld worden.
Maar zij die zich onverschillig van u afkeren,
zullen de nederlaag lijden.
4Toont U mij de paden waarover ik gaan moet, Here.
Wilt U de wegen wijzen die U goed voor mij vindt?
5Wijst U mij de weg van uw waarheid.
Ik wil van U leren, want U bent de God
van wie ik mijn hulp verwacht.
Op U vestig ik mijn hoop, elke dag van mijn leven.
6Wilt U naar mij kijken
met ogen vol genade en vergeving,
met eeuwige liefde en vriendelijkheid?
7Wilt U voorbijgaan aan de zonden
die ik in mijn jeugd begaan heb, Here!
8De Here is goed
en graag bereid hun die dreigen te verdwalen,
de juiste weg te tonen.
9Hij zal de beste weg tonen aan hen
die zich in hun afhankelijkheid tot Hem richten.
10Als wij Hem dan gehoorzamen,
zal elk pad waarop Hij ons leidt,
getooid zijn met zijn liefdevolle goedheid en waarheid.
11Maar Here! Ik heb zoveel zonden begaan!
Och, wilt U die vergeven tot eer van uw naam?
12Waar is de man die ontzag heeft voor de Here?
God zal hem leren hoe hij steeds de juiste keus kan maken.
13Hij mag leven onder Gods zegen
en zijn kinderen zullen het land in bezit nemen.
14De vriendschap met God is
voor hen die Hem eerbied bewijzen.
Zij zullen de geheimen, verborgen in zijn beloften, leren kennen.
15Ik kijk voortdurend op naar de Here om zijn hulp te vragen,
want alleen Hij kan mij redden.
16Kom toch, Here en toon mij uw genade,
want ik ben eenzaam en diep wanhopig.
17Mijn zorgen nemen toe,
lost U ze toch voor mij op!
18Kijk eens wat een zorgen ik heb!
Voelt U mijn pijn?
Vergeef mij mijn zonden!
19Ziet U hoeveel vijanden ik heb
en hoe hartgrondig zij mij haten?
20Red mij uit hun handen en bevrijd mij uit hun macht!
Och, laat toch nooit van mij gezegd kunnen worden
dat ik vergeefs op U heb gehoopt!
21Voorzie mij van godsvrucht en integriteit
alsof het mijn lijfwachten zijn,
want ik verwacht dat U mij zult beschermen.
22O God, wilt U Israël bevrijden uit alle moeilijkheden?
Psalm 25This psalm is an acrostic poem, the verses of which begin with the successive letters of the Hebrew alphabet.
Of David.
1In you, Lord my God,
I put my trust.
2I trust in you;
do not let me be put to shame,
nor let my enemies triumph over me.
3No one who hopes in you
will ever be put to shame,
but shame will come on those
who are treacherous without cause.
4Show me your ways, Lord,
teach me your paths.
5Guide me in your truth and teach me,
for you are God my Savior,
and my hope is in you all day long.
6Remember, Lord, your great mercy and love,
for they are from of old.
7Do not remember the sins of my youth
and my rebellious ways;
according to your love remember me,
for you, Lord, are good.
8Good and upright is the Lord;
therefore he instructs sinners in his ways.
9He guides the humble in what is right
and teaches them his way.
10All the ways of the Lord are loving and faithful
toward those who keep the demands of his covenant.
11For the sake of your name, Lord,
forgive my iniquity, though it is great.
12Who, then, are those who fear the Lord?
He will instruct them in the ways they should choose.25:12 Or ways he chooses
13They will spend their days in prosperity,
and their descendants will inherit the land.
14The Lord confides in those who fear him;
he makes his covenant known to them.
15My eyes are ever on the Lord,
for only he will release my feet from the snare.
16Turn to me and be gracious to me,
for I am lonely and afflicted.
17Relieve the troubles of my heart
and free me from my anguish.
18Look on my affliction and my distress
and take away all my sins.
19See how numerous are my enemies
and how fiercely they hate me!
20Guard my life and rescue me;
do not let me be put to shame,
for I take refuge in you.
21May integrity and uprightness protect me,
because my hope, Lord,25:21 Septuagint; Hebrew does not have Lord. is in you.
22Deliver Israel, O God,
from all their troubles!