Psalmen 21 – HTB & CST

Het Boek

Psalmen 21:1-14

1Een psalm van David voor de koordirigent.

2Here, de koning verheugt zich

over uw macht,

met vreugde spreekt hij

over het heil dat U geeft.

3U vervulde

zijn grootste wens.

Wat hij U vroeg,

hebt U hem niet geweigerd.

4U komt hem tegemoet

met overvloed

en geeft hem

een prachtige gouden kroon.

5Hij vroeg U

te mogen leven,

dat stond U hem toe

tot in hoge ouderdom.

6Dankzij U

is hij beroemd en geëerd.

U gaf hem

aanzien en majesteit.

7U zegent hem rijk

en geeft hem

een hart vol blijdschap.

8Allemaal omdat de koning

op de Here vertrouwt,

door de goedheid en de liefde

van God, de Allerhoogste,

faalt hij niet.

9Here, U weet uw vijanden te vinden.

Wie U haten,

zullen niet aan U ontkomen.

10Wanneer U komt, Here,

zullen zij door uw toorn verbranden,

U zult hen vernietigen.

In het vuur zullen zij omkomen.

11Zelfs hun kinderen

zult U wegdoen van deze aarde

en hun nageslacht zal niet bestaan.

12Als zij proberen U kwaad te doen

en slechte plannen maken,

zal dat hun niet lukken.

13U laat hen vluchten,

U richt uw pijlen op hun gezicht.

14Toon uw kracht, Here,

dan zullen wij

liederen zingen tot uw eer.

Nueva Versión Internacional (Castilian)

Salmo 21:1-13

Salmo 21

Al director musical. Salmo de David.

1En tu fuerza, Señor,

se regocija el rey;

¡cuánto se alegra en tus victorias!

2Le has concedido lo que su corazón desea;

no le has negado lo que sus labios piden. Selah

3Has salido a su encuentro con ricas bendiciones;

lo has coronado con diadema de oro fino.

4Te pidió vida, se la concediste:

una vida larga y duradera.

5Por tus victorias se acrecentó su gloria;

lo revestiste de honor y majestad.

6Has hecho de él manantial de bendiciones;

tu presencia lo ha llenado de alegría.

7El rey confía en el Señor,

en el gran amor del Altísimo;

por eso jamás caerá.

8Tu mano alcanzará a todos tus enemigos;

tu diestra alcanzará a los que te aborrecen.

9Cuando tú, Señor, te manifiestes,

los convertirás en un horno encendido.

En su ira los devorará el Señor;

¡un fuego los consumirá!

10Borrarás de la tierra a su simiente;

de entre los mortales, a su posteridad.

11Aunque tramen hacerte daño

y maquinen perversidades,

¡no se saldrán con la suya!

12Porque tú los harás retroceder

cuando tenses tu arco contra ellos.

13Enaltécete, Señor, con tu poder,

y con salmos celebraremos tus proezas.