1Een bedevaartslied.
Ik zit zo diep in de put, Here,
en ik roep naar U.
2Luister naar mij, Here.
Laten uw oren naar mij luisteren.
3Here, als U al onze zonden blijft onthouden,
kunnen wij immers niet blijven leven?
4Maar ik weet dat U vergeeft,
zodat iedereen ontzag voor U zal hebben.
5Ik verwacht alles van de Here.
Ik ken zijn woord en heb er alle vertrouwen in.
6Ik zie uit naar de Here.
Ik zie naar Hem uit met nog meer verlangen
dan de nachtwachter uitkijkt naar de nieuwe morgen.
7Laten de Israëlieten al hun vertrouwen op de Here stellen,
want de Here is rijk aan goedheid en liefde.
Hij zorgt voor de bevrijding.
8Hij zal het volk Israël bevrijden
van al zijn zonden.
Salmo 130
Cántico de los peregrinos.
1A ti, Señor, elevo mi clamor desde lo más profundo de mi ser.
2Escucha, Señor, mi voz.
Estén atentos tus oídos
a mi voz suplicante.
3Si tú, Señor, tomaras en cuenta los pecados,
¿quién, Señor, se mantendría en pie?
4Pero en ti se halla perdón
y por eso debes ser temido.
5Espero al Señor, lo espero con toda el alma;
en su palabra he puesto mi esperanza.
6Espero al Señor con toda el alma,
más que los centinelas la mañana.
Como esperan los centinelas la mañana,
7así tú, Israel, espera al Señor,
porque en él hay amor inagotable;
en él hay plena redención.
8Él mismo redimirá a Israel
de todos sus pecados.
