1Een bedevaartslied.
Toen ik in nood zat,
riep ik naar de Here
en Hij gaf mij antwoord.
2Here,
neem mij in bescherming tegen de leugenaars!
3Leugenaars,
wat denkt u van Hem te kunnen verwachten?
4Pijlen van een scherpschutter
en brandend hout van de bremstruik.
Dat doet pijn.
5Ik vind het zo erg
dat ik in een onbekend land moet verblijven
en moet wonen bij een ver en vreemd volk.
6Ik woon al veel te lang tussen deze mensen
die zelfs vrede haten.
7Zelf ben ik altijd op vrede uit,
maar als ik daarover spreek,
worden zij opstandig en willen zij vechten.
En landflygtigs bøn
1En valfartssang.
I min nød råbte jeg til Herren,
og han svarede mig.
2„Herre,” bad jeg, „red mig fra de løgnere,
som hele tiden snyder og bedrager!”
3Hvad skal Herren gøre ved bedragerne?
Hvordan skal han straffe dem?
4Jo, med krigerens spidse pile,
som blev skærpet ved de gloende trækul.
5Hvor længe skal jeg leve her i Meshek,
bo som fremmed blandt Kedars telte?
6Alt for længe har jeg været hos et folk, der hader fred.
7Jeg taler fredens sag, men de råber på krig.
