Prediker 4 – HTB & NVI-PT

Het Boek

Prediker 4:1-17

Verdrukking en verdriet op aarde

1Daarna keek ik naar alle verdrukking en verdriet op aarde, ik zag de tranen van de onderdrukten, er was niemand die hen hielp. Hun onderdrukkers gebruikten veel geweld, maar er was niemand die de onderdrukten hielp. 2Ik kwam tot de slotsom dat de doden beter af zijn dan de levenden. 3En het beste af zijn zij die nooit werden geboren en al het kwaad en onrecht op aarde niet zullen zien.

4Vervolgens ontdekte ik dat succes meestal voortkomt uit afgunst en jaloezie. Maar ook dat is dwaasheid. 5De dwaas weigert te werken en verhongert daardoor bijna. 6Beter nu en dan een beetje rust, dan steeds maar hard werken en zinloos gejaag.

7Ik constateerde nog een zinloze zaak op aarde. 8Daarbij gaat het om de mens die helemaal alleen is, zonder zoon of broer, maar die toch keihard werkt om meer rijkdom te krijgen. Maar aan wie moet hij dat alles nalaten? En waarom ontzegt hij zich nu zoveel? Het is allemaal nutteloos en ontmoedigend. 9Twee mensen kunnen door samenwerking meer bereiken dan een. 10Als er een valt, helpt de ander hem overeind. Maar als er een valt en hij is alleen, zit hij in moeilijkheden. 11In een koude nacht kunnen twee mensen onder één deken elkaar verwarmen, maar hoe zou iemand in zijn eentje warm moeten worden? 12Iemand die alleen staat, kan worden aangevallen en verslagen, maar twee mensen kunnen elkaar te hulp komen en zo de overwinning behalen, drie is zelfs nog beter, want een koord dat uit drie strengen is gevlochten is niet gemakkelijk te breken.

13Het is beter een arme, maar wijze jongere te zijn dan een oude en dwaze koning die alle goede raad van de hand wijst. 14Want zoʼn jongere zou uit de gevangenis kunnen komen om koning te worden, ook al werd hij arm geboren. 15Iedereen wil zoʼn jongere graag helpen, omdat hij de nieuwe machthebber wordt. 16Hij kan de leider van miljoenen mensen worden en een goede heerser voor zijn onderdanen zijn. Maar dan groeit rond hem een nieuwe generatie op die hem weer aan de kant wil zetten. Dus ook hiervan blijkt weer de dwaasheid en zinloosheid.

17Neem uzelf in acht als u naar de tempel, Gods huis, gaat. Het is beter om rustig te luisteren dan ondoordacht te offeren, zoals een dwaas wel doet, die zich er niet van bewust is dat dat verkeerd is.

Nova Versão Internacional

Eclesiastes 4:1-16

As Injustiças e os Absurdos da Vida

1De novo olhei e vi toda a opressão que ocorre debaixo do sol:

Vi as lágrimas dos oprimidos,

mas não há quem os console;

o poder está do lado dos seus opressores,

e não há quem os console.

2Por isso considerei os mortos

mais felizes do que os vivos,

pois estes ainda têm que viver!

3No entanto, melhor do que ambos

é aquele que ainda não nasceu,

que não viu o mal que se faz debaixo do sol.

4Descobri que todo trabalho e toda realização surgem da competição que existe entre as pessoas. Mas isso também é absurdo, é correr atrás do vento.

5O tolo cruza os braços

e destrói a própria vida.

6Melhor é ter um punhado com tranquilidade

do que dois punhados à custa de muito esforço

e de correr atrás do vento.

7Descobri ainda outra situação absurda debaixo do sol:

8Havia um homem totalmente solitário;

não tinha filho nem irmão.

Trabalhava sem parar!

Contudo, os seus olhos não se satisfaziam com a sua riqueza.

Ele sequer perguntava:

“Para quem estou trabalhando tanto,

e por que razão deixo de me divertir?”

Isso também é absurdo;

é um trabalho por demais ingrato!

9É melhor ter companhia do que estar sozinho,

porque maior é a recompensa do trabalho de duas pessoas.

10Se um cair,

o amigo pode ajudá-lo a levantar-se.

Mas pobre do homem que cai

e não tem quem o ajude a levantar-se!

11E, se dois dormirem juntos,

vão manter-se aquecidos.

Como, porém, manter-se aquecido sozinho?

12Um homem sozinho pode ser vencido,

mas dois conseguem defender-se.

Um cordão de três dobras não se rompe com facilidade.

A Futilidade do Poder

13Melhor é um jovem pobre e sábio, do que um rei idoso e tolo, que já não aceita repreensão. 14O jovem pode ter saído da prisão e chegado ao trono, ou pode ter nascido pobre no país daquele rei. 15Percebi que, ainda assim, o povo que vivia debaixo do sol seguia o jovem, o sucessor do rei. 16O número dos que aderiram a ele era incontável. A geração seguinte, porém, não ficou satisfeita com o sucessor. Isso também não faz sentido, é correr atrás do vento.