Een samenzwering tegen de Israëlieten
1Sanballat werd vreselijk kwaad toen hij hoorde dat wij de muur aan het herbouwen waren. Ja, razend was hij. Hij dreef de spot met ons en lachte ons uit, waar zijn vrienden en het Samaritaanse leger bij waren. 2‘Wat denken die Judeeërs wel dat ze aan het doen zijn? Zij kunnen er niets van,’ zei hij spottend. ‘Denken ze dat dit karwei in één dag is geklaard, dat ze daar offers kunnen brengen? Kijk eens! Zelfs die oude stenen uit het puin proberen zij opnieuw te gebruiken!’ 3Tobia, die naast hem stond, deed er nog een schepje bovenop: ‘Als er maar een vos over die muur loopt, stort hij al in!’ 4Toen bad ik: ‘O God, hoor toch hoe wij worden uitgelachen! Laat hun spot op hun eigen hoofd terechtkomen, laat hen gevangen worden weggevoerd naar een vreemd land! 5Vergeef hun hun zonde niet, maar onthoud wat zij hebben misdaan. Want zij maken U belachelijk door ons die de muur herbouwen, te bespotten.’ 6Uiteindelijk was de muur klaar tot de helft van zijn oorspronkelijke hoogte. Er was heel hard aan gewerkt.
7Sanballat, Tobia, de Arabieren, Ammonieten en Asdodieten hoorden dat het herstel van Jeruzalems muren vorderde en de bressen zich begonnen te sluiten. 8Hierdoor raakten zij buiten zichzelf van woede. Zij smeedden een samenzwering en waren van plan Jeruzalem aan te vallen en paniek te zaaien. 9Maar wij baden tot onze God en wegens het dreigend gevaar lieten wij de muren dag en nacht bewaken. 10Enkele leiders zeiden: ‘Onze werklieden zijn aan het eind van hun krachten. Het is onbegonnen werk al dat puin alléén te verwijderen!’ 11Ondertussen hadden onze vijanden het plan ons onverwacht te overvallen en te vermoorden om zo het werk te verhinderen. 12Maar telkens kwamen er Judeeërs die tussen onze vijanden woonden, bij ons en zij waarschuwden ons wel tien keer voor wat zij tegen ons van plan waren. 13Daarom plaatste ik wachtposten uit elke familie op het laagstgelegen gedeelte van het terrein achter de muur. Deze mannen waren bewapend met zwaarden, speren en bogen. 14Nadat ik de hele situatie in ogenschouw had genomen, zei ik tegen de leiders en het volk: ‘Wees niet bang! Denk aan de Here, die groot en ontzagwekkend is. Vecht voor uw volk, uw vrouw en kinderen en uw huis!’
15Onze vijanden hoorden dat wij op de hoogte waren van hun samenzwering en begrepen dat God hun plan had verijdeld. Nu konden wij allemaal weer aan de slag gaan. Iedereen ging weer terug naar zijn eigen werk. 16Vanaf dat ogenblik werkte de ene helft, terwijl de andere helft, gewapend met speren, schilden, bogen en pantsers, de wacht hield. De leiders stonden als één man achter hen die het werk uitvoerden. 17De sjouwers deden hun werk met één hand en hielden met de andere een werpspies vast. 18De bouwlieden hadden tijdens het bouwen steeds een zwaard aan hun heup hangen. En de hoornblazer bleef voortdurend bij mij om zonodig alarm te blazen. 19‘Het werkterrein is zo uitgestrekt en we zijn zo ver van elkaar bezig,’ zei ik tegen de leiders en het volk, 20‘dat u, zodra u alarm hoort blazen, snel naar mij moet komen, onze God zal Zelf voor ons strijden.’ 21Wij werkten van zonsopgang tot zonsondergang, terwijl steeds de helft van de mannen de wacht hield. 22Ik beval dat alle mensen met hun dienaren in Jeruzalem moesten overnachten. Dan konden de dienaren ʼs nachts wachtlopen en overdag werken. 23Al die tijd kwamen wij niet uit de kleren, ik niet, en mijn broeders, mijn dienaren en de wachters die bij mij waren, ook niet. Ook wij hadden onze wapens voortdurend binnen handbereik.
Противодействие строительству стены
1Когда Санбаллат услышал о том, что мы строим стену, он разозлился и сильно разгневался. Он издевался над иудеями 2и перед своими союзниками и самарийским войском говорил:
– Что делают эти жалкие иудеи? Неужели они восстановят свою стену? Неужели они станут приносить жертвы? Неужели они когда-нибудь закончат строительство? Неужто они оживят камни, притом обожженные, из этих груд праха?
3Аммонитянин Товия, стоящий рядом с ним, сказал:
– Да что они там строят, если даже лисица, взобравшись на эту каменную стену, обрушит ее!
4Услышь нас, Боже наш, потому что мы в презрении. Обрати их оскорбления на их же головы. Отдай их как добычу в землю плена. 5Не покрывай их вины и грехов их не удаляй от Своих глаз, потому что они оскорбляли строителей.
6И мы строили стену, и она достигла половины своей высоты, потому что народ работал от всего сердца. 7Но когда Санбаллат, Товия, арабы с аммонитянами и жители Ашдода услышали о том, что восстановление иерусалимских стен продвигается и проломы заделываются, они очень разозлились. 8Все вместе они сговорились пойти на Иерусалим войной и устроить в нем беспорядки. 9Но мы молились нашему Богу и выставляли против них стражу днем и ночью, чтобы отвратить эту угрозу.
10А тем временем народ иудейский говорил:
– Силы носильщиков на исходе, а здесь так много мусора, что мы не можем отстраивать стену.
11А наши враги говорили:
– Прежде чем они узнают о том, что происходит, или увидят нас, мы окажемся прямо среди них, перебьем их и остановим работу.
12Иудеи, которые жили рядом с ними, приходили и раз десять говорили нам:
– Со всех сторон они пойдут на нас4:12 Возможный текст; смысл этого места в еврейском тексте неясен..
13Тогда я разместил народ за самыми низкими участками стены на открытых местах, поставив их по семьям, с мечами, копьями и луками. 14Осмотрев все, я встал и сказал знати, начальствующим и остальному народу:
– Не бойтесь их. Помните Владыку, Который велик и грозен, и сражайтесь за своих братьев, сыновей, дочерей, жен и дома.
15Когда наши враги услышали, что мы знаем об их сговоре и о том, что Бог расстроил их планы, мы все вернулись к стене, каждый – к своей работе. 16С того дня и впредь половина моих слуг трудилась на постройке, а другая половина держала копья, щиты, луки и латы. Вожди находились позади всего дома иудейского, 17который строил стену. Носильщики тяжестей делали свою работу одной рукой, а в другой держали оружие, 18и каждый из строителей во время работы был препоясан мечом. А трубач находился рядом со мной.
19И я сказал знати, начальствующим и остальному народу:
– Работа велика и обширна, и мы разбросаны по стене далеко друг от друга. 20Где бы вы ни услышали звук рога, бегите к нам туда, откуда доносится звук. Наш Бог будет сражаться за нас!
21И мы продолжали работу, и половина людей держали копья от первых лучей солнца до появления звезд. 22В то время я еще сказал народу:
– Пусть каждый человек и его помощник ночуют в Иерусалиме, чтобы они могли сторожить ночью и работать днем.
23Ни я, ни мои братья, ни мои слуги, ни стражники, которые меня сопровождали, не снимали одежд; каждый держал свое оружие, когда ходил за водой4:23 Возможный текст; смысл этого места в еврейском тексте неясен..
