Marcus 14 – HTB & NASV

Het Boek

Marcus 14:1-72

Het laatste Paasmaal

1Het was twee dagen voor Pesach, het Joodse Paasfeest. Tijdens dat feest eten de Joden alleen brood dat zonder gist gebakken is. De leidende priesters en de bijbelgeleerden zochten nog steeds een goede gelegenheid om Jezus gevangen te nemen en te doden. 2‘Maar niet met Pesach,’ zeiden zij, ‘want dan komt het volk vast in opstand.’ 3Jezus was in Bethanië, in het huis van Simon de melaatse. Tijdens het eten kwam er een vrouw binnen. Ze had een flesje echte, dure nardusolie bij zich. Zij brak de hals eraf en goot de olie over het hoofd van Jezus uit. 4Sommige van zijn tafelgenoten ergerden zich hieraan en mopperden: ‘Wat een verspilling! 5Zij had die olie voor veel geld kunnen verkopen en dat aan de armen kunnen geven.’ Zij vonden het schandalig wat zij gedaan had. 6Jezus zei tegen hen: ‘Laat haar toch begaan! Waarom valt u haar lastig? Wat zij voor Mij deed was juist heel goed. 7Arme mensen zijn er altijd en u kunt hen helpen wanneer u maar wilt. Maar Ik zal niet lang meer bij u blijven. 8Zij gaf wat ze had. Zij heeft de nardusolie voor mijn begrafenis nu al over Mij uitgegoten. 9Ik wil u wel zeggen dat zij niet zal worden vergeten, want overal ter wereld waar over het goede nieuws van God wordt gesproken, zal ook verteld worden wat zij gedaan heeft.’

10Judas Iskariot, een van de groep van twaalf, ging naar de leidende priesters. Hij wilde er wel aan meewerken om Jezus gevangen te nemen. 11Toen zij dat hoorden, waren ze blij verrast en beloofden hem geld. Judas wachtte zijn kans af om Jezus uit te leveren.

12Op de eerste dag van Pesach, het Joodse Paasfeest, werd het Paaslam geslacht. De leerlingen vroegen aan Jezus: ‘Waar wilt U het Paasmaal eten? Dan kunnen wij het vast gaan klaarmaken.’ 13Hij stuurde twee van hen erop uit. ‘Ga naar de stad,’ zei Hij. ‘Onderweg zullen jullie een man tegenkomen die een waterkruik draagt. 14Volg hem, kijk waar hij naar binnen gaat en vraag of jullie de eigenaar van het huis mogen spreken. Zeg tegen hem dat Ik jullie heb gestuurd en vraag in welke kamer van zijn huis wij vanavond het Paasmaal kunnen eten. 15Hij zal jullie mee naar boven nemen naar een grote kamer, waar alles staat wat we nodig hebben. Maak daar het Paasmaal voor ons klaar.’ 16De twee leerlingen gingen naar de stad, vonden alles precies zoals Jezus gezegd had en begonnen een en ander voor de maaltijd in orde te maken.

17ʼs Avonds kwam Jezus met de groep van twaalf. 18Onder het eten zei Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden, een die samen met Mij eet.’ 19Dat was een slag voor hen. Verdrietig vroegen zij een voor een: ‘Ik toch niet?’ 20Maar Hij antwoordde: ‘Het is een van jullie twaalf. Een die samen met Mij zijn brood in de kom doopt. 21Ik, de Mensenzoon, zal sterven zoals door de profeten is voorspeld. Maar het ziet er slecht uit voor de man die de Mensenzoon verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was!’ 22Jezus nam een brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het aan zijn leerlingen. ‘Neem dit,’ zei Hij, ‘dit is mijn lichaam.’ 23Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf hem aan zijn leerlingen. Zij dronken er allemaal uit. 24‘Dit is mijn bloed, dat voor vele mensen zal vloeien,’ zei Hij. ‘Het bezegelt het nieuwe verbond tussen God en de mens. 25Wat de wijn betreft, die zal Ik niet meer drinken tot de dag dat Ik de nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van God.’

26Tot slot zongen zij een lied tot eer van God en gingen daarna naar de Olijfberg. 27‘Jullie zullen je allemaal voor Mij schamen,’ zei Jezus. ‘Want in de Boeken staat: “Ik zal de herder doden en de schapen zullen uiteengejaagd worden.” 28Maar als Ik uit de dood ben teruggekomen, zal Ik naar Galilea gaan en jullie daar ontmoeten.’ 29Petrus zei tegen Hem: ‘Zelfs al zouden alle mensen zich voor U schamen, ik nooit!’ 30‘Petrus,’ zei Jezus. ‘Ik verzeker je dat jij vannacht drie keer zult zeggen dat je Mij niet kent, nog voor de haan twee keer heeft gekraaid.’ 31‘Zeggen dat ik U niet ken?’ viel Petrus uit. ‘Dat nooit! Al moest ik met U sterven!’ Ook de anderen zeiden dat zij dat nooit zouden doen.

De arrestatie van Jezus

32Zij kwamen bij Gethsemané, een tuin op de helling van de Olijfberg. ‘Ga hier zitten,’ zei Jezus tegen zijn leerlingen. ‘Ik ga iets verderop bidden.’ 33Hij nam alleen Petrus, Jakobus en Johannes mee. Jezus begon bang te worden en kreeg het heel erg moeilijk. 34‘Het wordt Mij teveel,’ zei Hij. ‘Ik sterf bijna van verdriet. Blijf hier waken.’ 35Hij liep een stukje verder en liet Zich vallen. Hij vroeg God of het mogelijk was dat Hij al die verschrikkelijke dingen die voor Hem lagen, niet hoefde door te maken. 36‘Abba! Vader!’ zei Hij. ‘Voor U is alles mogelijk. Neemt U die beker bij Mij vandaan. En toch, niet wat Ik wil, maar wat U wilt moet gebeuren.’ 37Hij ging terug naar de drie leerlingen en zag dat zij in slaap waren gevallen. ‘Simon,’ zei Hij tegen Petrus, ‘slaap je? Is het zo moeilijk om een uur te waken? 38Blijf toch wakker en bid dat jullie niet in verleiding komen. De geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’ 39Hij ging weer weg en bad nog eens, met dezelfde woorden. 40Maar de leerlingen konden hun ogen niet openhouden en vielen weer in slaap. Zij wisten niet wat zij moesten zeggen, toen Hij bij hen terugkwam. 41Toen Hij voor de derde keer bij hen terugkwam, zei Hij: ‘Liggen jullie nog rustig te slapen? Het is zover, Ik, de Mensenzoon, zal in de handen van zondige mensen vallen. 42Sta op, wij gaan. Kijk, daar is mijn verrader al.’

43Op dat moment kwam Judas eraan, samen met een bende mannen die door de Hoge Raad waren gestuurd. Zij hadden zwaarden en knuppels bij zich. 44Judas had met hen afgesproken dat hij Jezus, volgens het gebruik, met een kus zou begroeten. Daaraan konden zij zien wie zij gevangen moesten nemen. ‘Laat Hem niet ontsnappen,’ had hij gezegd. 45Hij liep direct op Jezus toe. ‘Dag, Meester,’ zei hij en hij kuste Hem. 46De andere mannen wisten wie ze moesten hebben en namen Jezus gevangen. 47Maar een van de omstanders trok een zwaard, haalde uit en sloeg de knecht van de hogepriester een oor af. 48Jezus zei: ‘U doet net of u een misdadiger komt arresteren! Waar zijn anders die zwaarden en knuppels voor nodig? 49Had u Mij niet kunnen arresteren toen Ik in de tempel was? Daar was Ik toch elke dag? Maar het moet zo gaan als de profeten hebben gezegd. Daarom gebeurt dit allemaal.’ 50Alle leerlingen lieten Hem in de steek en vluchtten weg. 51Een jongeman volgde Jezus. Hij had niets anders aan dan een linnen kleed. 52De mannen grepen hem, maar hij rukte zich los, liet het kleed achter en vluchtte naakt weg.

53Jezus werd naar het paleis van de hogepriester gebracht, waar de Hoge Raad was bijeengekomen. 54Petrus was Hem op een afstand gevolgd, tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar zat hij zich tussen het personeel te warmen bij een groot vuur. 55De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad probeerden Jezus te veroordelen voor iets waarop de doodstraf stond. Maar dat lukte niet. 56Er waren wel veel getuigen die Hem vals beschuldigden, maar zij spraken elkaar tegen. 57Enkele valse getuigen beweerden dat zij Hem hadden horen zeggen: ‘Deze tempel is door mensen gemaakt. 58Ik zal hem afbreken en na drie dagen een andere bouwen, zonder dat er een mens aan te pas komt.’ 59Maar ook deze verhalen klopten niet. 60De hogepriester stond op, trad naar voren en vroeg aan Jezus: ‘Waarom geeft U geen antwoord op de beschuldigingen van deze mannen?’ 61Maar Jezus zweeg en gaf geen antwoord. De hogepriester vroeg: ‘Bent U de Christus? De Zoon van God?’ 62‘Ja,’ zei Jezus. ‘Dat ben Ik. En U zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van God en u zult Hem ook zien terugkomen op de wolken aan de hemel.’ 63De hogepriester scheurde van kwaadheid zijn kleren kapot. ‘Nu hebben wij geen getuigen meer nodig!’ riep hij. 64‘Hebt u gehoord hoe Hij God beledigde? Wat doen wij met Hem?’ Alle aanwezigen vonden dat Hij de doodstraf verdiende. 65Sommigen begonnen Hem te bespuwen. Ze deden Hem een blinddoek voor en sloegen Hem in zijn gezicht. ‘Vertel eens, profeet,’ spotten zij, ‘wie heeft U geslagen?’ Hij werd ook geslagen door de knechten die Hem bewaakten.

66Petrus zat nog steeds op de binnenplaats. Een dienstmeisje van de hogepriester zag hem bij het vuur zitten. 67‘Hé!’ zei zij en keek hem eens goed aan. ‘U was toch ook bij die man uit Nazareth, bij die Jezus?’ 68Maar Petrus schudde zijn hoofd en zei: ‘Welnee, ik weet niet over wie u het hebt!’ Hij liep weg naar de poort. Op dat moment kraaide een haan. 69Het meisje zag hem gaan. Ze liep hem achterna en zei tegen de mensen die in de poort stonden: ‘Die man hoort bij Jezus.’ 70Petrus zei weer dat het niet waar was. Even later begonnen de mensen in de poort er zelf over. ‘U bent wél een leerling van Jezus,’ zeiden zij tegen Petrus. ‘Het is duidelijk te horen dat u uit Galilea komt.’ 71Hij begon te vloeken en bezwoer dat hij Jezus niet kende. ‘Ik ken die man niet,’ zei hij. 72Hij had dit nog maar net gezegd of de haan kraaide voor de tweede keer. Toen schoot hem te binnen wat Jezus had gezegd: ‘Voor de haan twee keer heeft gekraaid, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.’ Toen hij zich realiseerde wat hij had gedaan, barstte hij in tranen uit.

New Amharic Standard Version

ማርቆስ 14:1-72

ኢየሱስን ሽቶ የቀባችው ሴት

14፥1-11 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥2-16

14፥121011 ተጓ ምብ – ሉቃ 22፥1-6

14፥3-8 ተጓ ምብ – ዮሐ 12፥1-8

1ፋሲካና የቂጣ በዓል ሊከበር ሁለት ቀን ሲቀረው፣ የካህናት አለቆችና ጸሐፍት ኢየሱስን የሚይዙበትና የሚገድሉበትን ዘዴ ይፈልጉ ነበር። 2ሆኖም፣ “ሕዝቡ ዐመፅ እንዳያነሣ በበዓሉ ሰሞን መሆን የለበትም” ይባባሉ ነበር።

3እርሱም በቢታንያ በለምጻሙ ስምዖን ቤት በማእድ ተቀምጦ ሳለ፣ አንዲት ሴት ዋጋው እጅግ ውድ የሆነ ንጹሕ የናርዶስ ሽቱ የተሞላበት የአልባስጥሮስ ቢልቃጥ ይዛ መጣች፣ ቢልቃጡንም ሰብራ ሽቱውን በራሱ ላይ አፈሰሰችው።

4በዚያ ከነበሩት አንዳንዶቹ በድርጊቱ ተቈጥተው እንዲህ ይባባሉ ነበር፤ “ሽቱው ለምን በከንቱ ይባክናል? 5ከሦስት መቶ ዲናር በላይ ተሸጦ፣ ገንዘቡን ለድኾች መስጠት ይቻል ነበር።” ሴትዮዋንም ነቀፏት።

6ኢየሱስ ግን እንዲህ አላቸው፤ “ተዉአት፣ ለምን ታስቸግሯታላችሁ? መልካም ነገር አድርጋልኛለች። 7ድኾች ምንጊዜም ከእናንተ ጋር ናቸው፤ በፈለጋችሁ ጊዜ ልትረዷቸው ትችላላችሁ፤ እኔ ግን ሁልጊዜ ከእናንተ ጋር አልኖርም፤ 8እርሷ ማድረግ የምትችለውን ያህል አድርጋለች፤ ለመቃብሬ እንዲሆን ሰውነቴን አስቀድማ ቀብታለች። 9እውነት እላችኋለሁ፤ ይህ ወንጌል በዓለም ሁሉ በሚሰበክበት በማንኛውም ስፍራ እርሷ ያደረገችው መታሰቢያ ሆኖ ይነገርላታል።”

10ከዚህ በኋላ ከዐሥራ ሁለቱ አንዱ የሆነው የአስቆሮቱ ይሁዳ አሳልፎ ሊሰጠው ወደ ካህናት አለቆች ሄደ። 11እነርሱም ይህን ሲሰሙ ደስ አላቸው፤ ገንዘብ ሊሰጡትም ቃል ገቡለት፤ ስለዚህ እርሱን አሳልፎ የሚሰጥበትን ምቹ ጊዜ ይጠባበቅ ነበር።

የጌታ እራት

14፥12-26 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥17-30ሉቃ 22፥7-23

14፥22-25 ተጓ ምብ – 1ቆሮ 11፥23-25

12የፋሲካ በግ በሚታረድበት በቂጣ በዓል የመጀመሪያው ቀን፣ ደቀ መዛሙርቱ ወደ ኢየሱስ ቀርበው፣ “የፋሲካ እራት የት እንድናዘጋጅልህ ትፈልጋለህ?” አሉት።

13እርሱም ከደቀ መዛሙርቱ ሁለቱን እንዲህ ሲል ላካቸው፤ “ወደ ከተማ ሂዱ፤ እንስራ ውሃ የተሸከመ ሰው ይገናኛችኋል፤ 14ወደሚገባበት ቤትም ተከተሉት፤ የቤቱንም ጌታ፣ ‘መምህሩ፣ ከደቀ መዛሙርቴ ጋር የፋሲካን ራት የምበላበት የእንግዳ ማረፊያ የትኛው ነው?’ ብሏል በሉት፤ 15እርሱም በሰገነቱ ላይ የተሰናዳና የተነጠፈ ሰፊ አዳራሽ ያሳያችኋል፤ እዚያ አዘጋጁልን።”

16ደቀ መዛሙርቱም ወጥተው ወደ ከተማዪቱ ሄዱ፤ ማንኛውም ነገር ኢየሱስ እንዳላቸው ሆኖ አገኙት፤ ፋሲካውንም አሰናዱ።

17በመሸም ጊዜ ኢየሱስ ከዐሥራ ሁለቱ ጋር መጣ። 18በማእድ ላይ ሳሉም፣ “እውነት እላችኋለሁ፣ ከመካከላችሁ አንዱ፣ አብሮኝ የሚበላው እርሱ አሳልፎ ይሰጠኛል” አላቸው።

19እነርሱም ዐዘኑ፤ እያንዳንዳቸውም፣ “እኔ እሆንን?” ይሉት ጀመር።

20እርሱም እንዲህ አላቸው፤ “ከዐሥራ ሁለቱ አንዱ፣ ከእኔ ጋር እጁን በወጭቱ ውስጥ የሚያጠልቀው ነው። 21የሰው ልጅስ ስለ እርሱ እንደ ተጻፈው ይሄዳል፤ የሰውን ልጅ አሳልፎ ለሚሰጥ ለዚያ ሰው ግን ወዮለት! ያ ሰው ባይወለድ ይሻለው ነበር።”

22ሲበሉም እንጀራ አንሥቶ ባረከ፤ ቈርሶም ለደቀ መዛሙርቱ ሰጣቸውና፣ “ዕንኩ፤ ይህ ሥጋዬ ነው” አላቸው።

23ጽዋውንም አነሣ፤ አመስግኖም ሰጣቸው፤ ሁሉም ከዚያ ጠጡ።

24ደግሞም እንዲህ አላቸው፤ “ይህ ስለ ብዙዎች የሚፈስስ የአዲስ14፥24 አንዳንድ ቅጆች “አዲስ” የሚለው ቃል የላቸውም። ኪዳን ደሜ ነው፤ 25እውነት እላችኋለሁ፤ በእግዚአብሔር መንግሥት አዲሱን የወይን ፍሬ እስከምጠጣበት እስከዚያች ቀን ድረስ ዳግም ይህን አልጠጣም።”

26ከዚህ በኋላ መዝሙር ዘምረው ወደ ደብረ ዘይት ተራራ ወጡ።

ጴጥሮስ እንደሚክደው ኢየሱስ አስቀድሞ ተናገረ

14፥27-31 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥31-35

27ኢየሱስም እንዲህ አላቸው፤ “እንዲህ ተብሎ እንደ ተጻፈ፣ ሁላችሁ ትክዱኛላችሁ፤

“ ‘እረኛውን እመታለሁ በጎቹም ይበተናሉ’

28ከተነሣሁ በኋላ ግን፣ ቀድሜአችሁ ወደ ገሊላ እሄዳለሁ።”

29ጴጥሮስም፣ “ሁሉም ቢሰናከሉ እንኳ እኔ አላደርገውም” አለ።

30ኢየሱስም፣ “እውነት እልሃለሁ፤ በዚህች ሌሊት ዶሮ ሁለት14፥30 አንዳንድ የጥንት ቅጆች “ሁለት ጊዜ” የሚለው ሐረግ የላቸውም። ጊዜ ሳይጮኽ ሦስት ጊዜ ትክደኛለህ” አለው።

31ጴጥሮስም፣ “ከአንተ ጋር ብሞት እንኳ ከቶ አልክድህም” በማለት ይበልጥ አጽንቶ ተናገረ። ሁሉም ደግሞ እንደዚሁ አሉ።

ኢየሱስ በጌቴሴማኒ ጸለየ

14፥32-42 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥36-46ሉቃ 22፥40-46

32ከዚህ በኋላ ጌቴሴማኒ ወደሚባል ስፍራ ሄዱ፤ ኢየሱስም ደቀ መዛሙርቱን፣ “እኔ ስጸልይ እናንተ እዚህ ቈዩ” አላቸው። 33ጴጥሮስን፣ ያዕቆብንና ዮሐንስንም ይዞ ሄደ፤ እጅግ ያዝን ይጨነቅ ጀመር። 34ደግሞም፣ “ነፍሴ እስከ ሞት ድረስ እጅግ ዐዘነች፤ እዚሁ ሁኑና ነቅታችሁ ጠብቁ” አላቸው።

35ጥቂት ዕልፍ ብሎም በምድር ላይ በመውደቅ ቢቻል ሰዓቱ ከእርሱ እንዲያልፍ ጸለየና፣ 36“አባ14፥36 በአራማይክ ቋንቋ አባት የሚጠራበት ነው።፤ አባት ሆይ፤ ሁሉ ነገር ይቻልሃልና ይህን ጽዋ ከእኔ አርቀው፤ ነገር ግን የእኔ ፈቃድ ሳይሆን የአንተ ፈቃድ ይሁን” አለ።

37ተመልሶም ሲመጣ ደቀ መዛሙርቱን ተኝተው አገኛቸው፤ ጴጥሮስንም እንዲህ አለው፣ “ስምዖን ሆይ፤ ተኝተሃልን? አንድ ሰዓት እንኳ ነቅተህ መጠበቅ አቃተህ? 38ወደ ፈተና እንዳትገቡ ትጉ፤ ጸልዩም፤ መንፈስ ዝግጁ ነው፣ ሥጋ ግን ደካማ ነው።”

39እንደ ገናም ሄዶ መጀመሪያ የጸለየውን ደግሞ ጸለየ። 40ዳግመኛም ሲመለስ ዐይናቸውን እንቅልፍ ከብዶት ተኝተው አገኛቸው፤ የሚመልሱለትንም አያውቁም ነበር።

41ሦስተኛ ጊዜም መጥቶ እንዲህ አላቸው፤ “አሁንም እንደ ተኛችሁና እንዳረፋችሁ ናችሁ? ይበቃል! ሰዓቲቱ ደርሳለች፤ እነሆ፤ የሰው ልጅ ለኀጢአተኞች እጅ ዐልፎ ይሰጣል። 42ተነሡ፤ እንሂድ፤ አሳልፎ የሚሰጠኝ መጥቷል።”

ኢየሱስ ተያዘ

14፥43-50 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥47-56ሉቃ 22፥47-50ዮሐ 18፥3-11

43ወዲያው እየተናገረ ሳለ ከዐሥራ ሁለቱ አንዱ ይሁዳ መጣ፤ አብረውትም ሰይፍና ዱላ የያዙ፣ ከካህናት አለቆች፣ ከጸሓፍትና ከሽማግሌዎች የተላኩ ብዙ ሰዎች ነበሩ።

44አሳልፎ የሚሰጠውም፣ “እኔ የምስመው እርሱ ነውና ያዙት፤ ተጠንቅቃችሁም ውሰዱት” በማለት አስቀድሞ ምልክት ሰጥቷቸው ነበር። 45እንደ ደረሰም ወዲያው ወደ ኢየሱስ ቀርቦ፣ “መምህር ሆይ!” ብሎ ሳመው፤ 46ሰዎቹም ኢየሱስን ያዙት አሰሩትም። 47በአቅራቢያው ቆመው ከነበሩት አንዱ ሰይፉን መዝዞ የሊቀ ካህናቱን አገልጋይ ጆሮ ቈረጠ።

48ኢየሱስም እንዲህ አላቸው፤ “እንደ ወንበዴ በሰይፍና በቈመጥ ልትይዙኝ መጣችሁን? 49በየዕለቱም በቤተ መቅደስ እያስተማርሁ ከእናንተ ጋር ስኖር አልያዛችሁኝም፤ መጻሕፍት ይፈጸሙ ዘንድ ይህ ሆነ።” 50በዚህ ጊዜ ሁሉም ትተውት ሸሹ።

51ዕርቃኑን ለመሸፈን በፍታ ያገለደመ አንድ ወጣት ኢየሱስን ይከተል ነበር። ሰዎቹም ይህን ወጣት በያዙት ጊዜ፣ 52ግልድሙን ጥሎ ዕራቍቱን ሸሸ።

ኢየሱስ በሸንጎ ፊት

14፥53-65 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥57-68ዮሐ 18፥121319-24

14፥61-63 ተጓ ምብ – ሉቃ 22፥67-71

53ኢየሱስንም ወደ ሊቀ ካህናቱ ወሰዱት፤ በዚያም የካህናት አለቆች፣ ሽማግሌዎችና ጸሐፍት ሁሉ ተሰበሰቡ። 54ጴጥሮስም ከሩቅ እየተከተለው፣ እስከ ሊቀ ካህናቱ ግቢ ዘለቀ፤ በዚያም ተቀምጦ ከሎሌዎቹ ጋር እሳት ይሞቅ ነበር።

55የካህናት አለቆችና ሸንጎው በሙሉ ኢየሱስን ለመግደል ምስክር ፈለጉ፤ ነገር ግን ማግኘት አልቻሉም። 56ብዙዎች በሐሰት ቢመሰክሩበትም፣ ቃላቸው አንድ ሊሆን አልቻለም። 57አንዳንዶቹም ተነሥተው እንዲህ ሲሉ በሐሰት መሰከሩበት፤ 58“ይህ፣ ‘የሰው እጅ የሠራውን ቤተ መቅደስ አፍርሼ፣ በሦስት ቀን ሌላ የሰው እጅ ያልሠራውን እሠራለሁ’ ሲል ሰምተነዋል።” 59ይህም ሆኖ፣ እንኳ ምስክርነታቸው አንድ አልሆነም።

60ሊቀ ካህናቱም ተነሥቶ በፊታቸው በመቆም፣ “እነዚህ በአንተ ላይ የሚመሰክሩት ምንድን ነው? ለምን አትመልስም?” በማለት ኢየሱስን ጠየቀው። 61ኢየሱስ ግን ዝም አለ፤ ምንም መልስ አልሰጠም።

ሊቀ ካህናቱም እንደ ገና፣ የቡሩኩ ልጅ፣ ክርስቶስ14፥61 ወይም መሲሑ አንተ ነህን? ሲል ጠየቀው።

62ኢየሱስም፣ “አዎን ነኝ፤ የሰው ልጅ በኀያሉ ቀኝ ሲቀመጥ፣ በሰማይ ደመናም ሲመጣ ታዩታላችሁ” አለ።

63ሊቀ ካህናቱም ልብሱን ቀደደና፣ እንዲህ አለ፤ “ሌላ ምን ምስክር ያስፈልገናል? 64ስድቡን ሰምታችኋል፤ ታዲያ ምን ይመስላችኋል?”

እነርሱም ሞት ይገባዋል በማለት በአንድ ቃል ፈረዱበት። 65በዚህ ጊዜ አንዳንዶቹ ይተፉበት ጀመር፤ ዐይኑንም ሸፍነው በጡጫ እየመቱት፣ “እስቲ ትንቢት ተናገር!” ይሉት ነበር። ሎሌዎችም በጥፊ እየመቱ ወሰዱት።

ጴጥሮስ ኢየሱስን አላውቀውም አለ

14፥66-72 ተጓ ምብ – ማቴ 26፥69-75ሉቃ 22፥56-62ዮሐ 18፥16-1825-27

66ጴጥሮስ በግቢው ውስጥ በታችኛው በኩል ሳለ፣ ከሊቀ ካህናቱ ገረዶች አንዲቱ መጣች፤ 67ጴጥሮስ እሳት ሲሞቅ አይታ ትኵር ብላ ተመለከተችውና፣ “አንተም ከናዝሬቱ ኢየሱስ ጋር ነበርህ” አለችው።

68እርሱ ግን፣ “የምትዪውን አላውቅም፤ አይገባኝምም” በማለት ካደ። ከዚያም ወደ መግቢያው በር ወጣ አለ፤ በዚህ ጊዜ ዶሮ ጮኸ።14፥68 አንዳድ ቅጆች “ዶሮ ጮኸ” የሚለው የላቸውም።

69ገረዲቱም ባየችው ጊዜ እዚያ ለቆሙት፣ “ይህ ሰው ከእነርሱ አንዱ ነው” ብላ እንደ ገና ተናገረች። 70እርሱ ግን አሁንም ካደ።

ከጥቂት ጊዜ በኋላ፣ በዚያ የቆሙት ሰዎች ጴጥሮስን፣ “የገሊላ ሰው እንደ መሆንህ መጠን፣ በርግጥ አንተ ከእነርሱ አንዱ ነህ” አሉት።

71እርሱ ግን፣ “እናንተ የምትሉትን ሰው እኔ አላውቀውም” እያለ ይምል ይገዘት ጀመር።

72ወዲያውም ዶሮ ሁለተኛ14፥72 አንዳንድ የጥንት ቅጆች “ሁለተኛ” የሚለው ቃል የላቸውም። ጮኸ። ጴጥሮስም፣ “ዶሮ ሁለት ጊዜ14፥72 አንዳንድ የጥንት ቅጆች “ሁለት ጊዜ” የሚለው ሐረግ የላቸውም። ከመጮኹ በፊት ሦስት ጊዜ ትክደኛለህ” ያለው የኢየሱስ ቃል ትዝ አለው። ከዚያም ስቅስቅ ብሎ አለቀሰ።