Lucas 11 – HTB & CCB

Het Boek

Lucas 11:1-54

Jezus onderwijst zijn leerlingen

1Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij daarmee ophield, kwam een van zijn leerlingen bij Hem en vroeg: ‘Here, wilt U ons leren bidden? Johannes de Doper heeft het zijn leerlingen ook geleerd.’ 2Jezus zei: ‘Als u bidt, zeg dan:

“Onze Vader in de hemel, laat uw naam alle eer ontvangen. 3Laat uw koninkrijk komen. Geef ons elke dag opnieuw het voedsel dat wij nodig hebben. 4Vergeef ons onze zonden, want wij vergeven ook de mensen die ons iets hebben aangedaan, en breng ons niet in beproeving.” ’

5Jezus leerde hun nog meer over het gebed. ‘Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat om drie broden te lenen. 6Je maakt hem wakker en zegt: “Er is een vriend bij ons aangekomen. Hij heeft een hele reis achter de rug. En nu heb ik niets voor hem te eten.” 7De man roept vanuit zijn slaapkamer: “Laat me nou toch slapen! De deur is op slot en we liggen allemaal in bed! Ik kom er nu niet uit om je te helpen.” 8Ik verzeker jullie, ook als hij niet opstaat vanwege jullie vriendschap, dan nog zou hij opstaan vanuit zijn schaamteloosheid en je alles geven wat je nodig hebt. 9Luister, zo gaat het ook bij het bidden. Vraag en je zult ontvangen. Zoek en je zult vinden. Klop en de deuren zullen voor je opengaan. 10Want ieder die bidt, ontvangt. Wie zoekt, vindt. En voor wie klopt, gaat de deur open. 11Velen van jullie hebben kinderen. Als je zoon je om een vis vraagt, geef je hem dan een slang? 12Of als hij om een ei vraagt, geef je hem dan een schorpioen? Natuurlijk niet! 13Dus, al ben je slecht, je geeft je kinderen toch wat zij nodig hebben. Hoeveel te meer zal je hemelse Vader de Heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen?’

14Op een keer verjoeg Jezus een boze geest uit iemand die niet kon spreken. Zodra de geest weg was, begon de man te praten. De mensen stonden perplex. 15Maar sommigen zeiden: ‘Geen wonder dat Hij boze geesten kan wegjagen. Hun leider, Beëlzebul, heeft Hem die macht gegeven.’ 16Anderen zeiden dat Hij maar eens moest bewijzen dat Hij de Christus was en zij probeerden Hem over te halen een teken uit de hemel te doen. 17Hij wist wel wat in hen omging. ‘Een land waar burgeroorlog is, verwoest zichzelf,’ zei Hij. ‘Een gezin waar altijd ruzie is, valt uiteen. 18Als het waar is wat jullie zeggen, dan vecht de duivel tegen zichzelf. 19Hoe kan zijn koninkrijk dan blijven bestaan? Als Beëlzebul Mij de macht geeft boze geesten te verjagen, hoe staat het dan met uw eigen volgelingen? In wiens naam verjagen zij boze geesten? Zij zullen over u oordelen! 20Maar als Ik door de kracht van God boze geesten verjaag, is dat een teken dat het Koninkrijk van God gekomen is. 21Zolang iemand goed bewapend is en zijn terrein streng bewaakt, hoeft hij zich niet ongerust te maken. 22Maar als er iemand op hem afkomt die sterker is en hem overwint, dan neemt die ander hem zijn wapens af waar hij op vertrouwde, en geeft zijn buit aan anderen.

23Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij. Wie niet met Mij meewerkt om de mensen bijeen te brengen in mijn koninkrijk, jaagt ze uiteen. 24Als een boze geest uit iemand is weggegaan, zwerft hij door dorre streken op zoek naar rust. Maar hij vindt geen rust en besluit naar die persoon terug te gaan. 25Als hij daar aankomt, ziet hij dat zijn oude woning helemaal schoongemaakt en op orde is. 26Dan haalt hij zeven andere geesten, die nog slechter zijn dan hijzelf. En met zʼn allen trekken ze erin en gaan daar wonen. Zo iemand is er daarna nog veel erger aan toe dan daarvoor.’

27Terwijl Jezus nog aan het woord was, riep een vrouw: ‘Wat moet uw moeder gelukkig zijn! U bent uit haar schoot geboren en hebt aan haar borsten gedronken!’ 28‘Weet u,’ antwoordde Jezus, ‘wie nog gelukkiger zijn? Alle mensen die de woorden van God horen en zich eraan houden.’

29Zij drongen hoe langer hoe meer tegen Hem op. ‘De mensen van deze tijd zijn slecht,’ zei Jezus. ‘Zij doen niets anders dan vragen om een teken uit de hemel. Zij willen een bewijs dat Ik de Christus ben. Maar het enige bewijs dat zij zullen krijgen, is het teken van Jona. 30Zoals Jona voor het volk van Ninevé een teken was dat God hen wilde redden, zo zal Ik, de Mensenzoon, een teken zijn voor het volk van deze tijd. 31Op de dag van het grote oordeel zal de koningin van Scheba tegelijk met de mannen van deze tijd levend worden en hen veroordelen. Want zij maakte een lange, moeilijke reis om zelf de wijsheid van Salomo te horen. Maar let op! Ik ben meer dan Salomo! 32Op die dag zullen de mannen van Ninevé ook levend worden en dit volk veroordelen. Want zij luisterden naar de waarschuwingen van Jona en keerden zich af van het kwaad. Maar Ik ben meer dan Jona!

33Niemand doet een lamp aan en zet die ergens onder, waar hij niet te zien is. Nee, hij zet hem op een verhoging. Ieder die de kamer binnenkomt, heeft dan licht. 34Het oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. Maar als uw oog boosaardig is, leeft u geheel in het donker. 35Laat uw oog niet verduisteren door het op het kwaad te richten. 36Als u van binnen licht bent, zonder een spoortje duisternis, zult u geheel in het licht staan, alsof een heldere lamp u verlicht.’

37Hij was nauwelijks uitgesproken of een Farizeeër nodigde Hem uit mee te gaan eten. 38Jezus nam de uitnodiging aan. Toen Hij aan tafel ging zonder zijn handen te hebben gewassen, was de Farizeeër verbaasd, want Joden vergeten dat nooit. 39Jezus zei tegen hem: ‘Jullie Farizeeën wassen alleen de buitenkant. Maar van binnen zijn jullie nog vuil, vol hebzucht en boosaardigheid. 40Dwazen! Heeft God niet de buitenkant én de binnenkant gemaakt? 41Uw innerlijke zuiverheid blijkt het beste uit de mildheid waarmee u geeft. 42U geeft tien procent van wat u heeft aan munt en andere kruiden aan de tempel, maar u denkt er niet aan rechtvaardig te zijn en God lief te hebben. En daar komt het nu juist op aan. U moet het ene doen en het andere niet nalaten. 43Wat ziet het er voor u slecht uit, Farizeeën! U vindt het heerlijk in de synagogen op de voornaamste plaatsen te zitten. U voelt zich gestreeld als de mensen op straat u eerbiedig groeten. 44Maar u bent net verborgen graven in het veld. De mensen lopen eroverheen, zonder te weten wat eronder zit.’

45‘Meester,’ zei een bijbelgeleerde die stond te luisteren, ‘door dit allemaal te zeggen, hebt U ook ons zwart gemaakt.’ 46‘Ja,’ antwoordde Jezus. ‘Ook u staat iets vreselijks te wachten. U eist het onmogelijke van de mensen, maar doet zelf niets om hen te helpen. 47U bouwt wel heel mooie graven voor de profeten. Maar u bent net als uw voorouders, die hen hebben gedood. 48U bent het volledig eens met wat uw voorouders hebben gedaan. U zou precies hetzelfde doen. 49God zegt over u: “Ik zal hen profeten en apostelen sturen, maar ze zullen sommigen van hen vermoorden en anderen wegjagen.” 50Als mannen van deze generatie zult u verantwoordelijk worden gesteld voor de moord op al Gods dienaren, 51van de moord op Abel tot de moord op Zecharja, die gedood werd tussen het altaar en het tempelhuis. Het zal u allemaal worden aangerekend. 52Slecht bent u, bijbelgeleerden! U houdt de sleutel tot de ware kennis voor de mensen verborgen. U hebt zelf de deur daartoe niet geopend en u houdt ook anderen tegen binnen te gaan.’

53De Farizeeën en bijbelgeleerden waren woedend. 54Van die tijd af begonnen ze Hem strikvragen te stellen om te proberen Hem op een of ander woord te vangen.

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

路加福音 11:1-54

教导门徒祷告

1有一天,耶稣在某地祷告完毕,有个门徒对祂说:“主啊,请教导我们祷告,像约翰教他的门徒一样。”

2耶稣对他们说:“你们应该这样祷告,

“‘天父,愿人都尊崇你的圣名,

愿你的国度降临,

愿你的旨意在地上成就,

就像在天上成就一样11:2 有古卷无“愿你的旨意在地上成就,就像在天上成就一样”。

3愿你天天赐给我们日用的饮食。

4求你饶恕我们的罪,

因为我们也饶恕那些亏欠我们的人。

不要让我们遇见诱惑,

拯救我们脱离那恶者11:4 有古卷无“拯救我们脱离那恶者”。。’”

5耶稣又对他们说:“假设你在半夜跑去朋友家请求说,‘朋友,请借给我三个饼吧, 6因为有一位朋友远道而来,我家没有什么可以招待他。’ 7那个人在屋里应声说,‘请别打搅我,门已经锁上了,我和孩子们也已经上床了,我不能起来给你拿饼。’

8“我告诉你们,那人虽不念朋友之情,但是倘若你不肯罢休,继续请求,他最终会起来满足你的愿望。

9“我告诉你们,祈求,就会给你们;寻找,就会寻见;叩门,就会给你们开门。 10因为凡祈求的,就得到;寻找的,就寻见;叩门的,就给他开门。

11“你们中间做父亲的,如果孩子要饼,你会给他石头吗?11:11 有古卷无“如果孩子要饼,你会给他石头吗?”要鱼,你会给他蛇吗? 12要鸡蛋,你会给他蝎子吗? 13你们虽然邪恶,尚且知道把好东西给儿女,天父岂不更要赐圣灵给那些求祂的人吗?”

耶稣和别西卜

14有一次,耶稣赶出一个使人哑巴的鬼。鬼一出去,哑巴就能说话了,大家都很惊奇。 15有人却说:“祂是靠鬼王别西卜赶鬼。” 16还有些人想试探耶稣,要求祂行个神迹证明自己是上帝派来的。

17耶稣知道他们的心思,就说:“一个国内部自相纷争,必然灭亡;一个家内部自相纷争,必然崩溃。 18同样,若撒旦内部自相纷争,它的国怎能维持呢?你们说我是靠别西卜赶鬼, 19若我是靠别西卜赶鬼,你们的子弟又是靠谁赶鬼呢?因此,他们要审判你们。 20但若我是靠上帝的能力赶鬼,就是上帝的国已降临在你们中间了。

21“壮汉全副武装地看守自己的住宅,他的财物会很安全。 22但是,来了一个比他更强壮的人,把他制服后,夺去他所依靠的武装,并把他抢来的东西分给了人。 23谁不与我为友,就是与我为敌;谁不和我一起收聚,就是故意拆散。

24“有个污鬼离开了它以前所附的人,在干旱无水之地四处游荡,寻找安歇之处,却没有找到。于是它说,‘我要回到老地方。’ 25它回去后,看见里面打扫得又干净又整齐, 26就去带来了七个比自己更邪恶的鬼一起住在那里。那人的下场比从前更惨了。”

谁更有福

27耶稣说话的时候,人群中有个妇人高喊:“生你养你的人真有福啊!”

28耶稣回答说:“但那听了上帝的话又去遵行的人更有福。”

可悲的邪恶世代

29这时聚集的人越来越多,耶稣说:“这是一个邪恶的世代,人们只想看神迹,但除了约拿的神迹以外,再没有神迹给他们看。 30正如约拿成了尼尼微人的神迹,人子也要成为这世代的神迹。

31“在审判的日子,南方的女王和这世代的人都要起来11:31 起来”或作“复活”,下同32节。,她要定这个世代的罪,因为她曾不远千里来听所罗门王的智言慧语。看啊!这里有一位比所罗门王更伟大。

32“在审判的日子,尼尼微人和这世代的人都要起来,尼尼微人要定这个世代的罪,因为他们听到约拿的宣告,就悔改了。看啊!这里有一位比约拿更伟大。

灯的比喻

33“没有人点了灯却将它放在地窖里或斗底下,人总是把灯放在灯台上,让进来的人可以看见光。 34你的眼睛就是身体的灯,你的眼睛明亮,全身就光明;你的眼睛昏花,全身就黑暗。 35因此要小心,不要让你心里的光变为黑暗。 36如果你全身光明、毫无黑暗,你整个人就熠熠生辉,好像有灯光照在你身上。”

谴责法利赛人

37耶稣说完这番话后,有一个法利赛人来请祂吃饭,祂便应邀入席。 38这位法利赛人看见耶稣饭前没有行犹太人洗手的礼仪,十分诧异。 39主对他说:“你们法利赛人洗净杯盘的外面,你们里面却充满了贪婪和邪恶。 40愚蠢的人啊,人里外不都是上帝所创造的吗? 41只要你们发自内心地去施舍,一切对你们都是洁净的。

42“法利赛人啊,你们有祸了!你们将薄荷、茴香、各样蔬菜献上十分之一,却忽略了上帝的公义和仁爱。后者是你们本该做的,前者也不可忽略。

43“法利赛人啊,你们有祸了!你们喜欢在会堂里坐首位,又喜欢在街市上听到别人的问候。 44你们有祸了!因为你们就像没有墓碑的坟墓,人们从上面走过也不知道。”

谴责律法教师

45一位律法教师对耶稣说:“老师,你这话把我们也侮辱了!”

46耶稣回答说:“你们这些律法教师也有祸了!你们把沉重难负的担子放在别人肩上,自己却连一根指头也不肯动。

47“你们有祸了,你们为先知修造坟墓,而他们正是被你们祖先杀害的! 48所以你们是见证人,你们赞同祖先的行为,因为他们杀了先知,你们为先知造坟墓。 49因此,充满智慧的上帝说,‘我要差遣先知和使徒到他们那里,有些要被杀害,有些要遭迫害’, 50-51使创世以来,自亚伯一直到在祭坛和圣所之间被杀的撒迦利亚等众先知的血债,都由这个世代承担。我实在告诉你们,这些罪责都要由这个世代承担。

52“律法教师啊,你们有祸了!你们拿走了知识的钥匙,自己不进去,还阻挡那些正要进去的人。”

53耶稣离开那里后,法利赛人和律法教师开始激烈地反对祂,用各种问题刁难祂, 54伺机找把柄陷害祂。