Leviticus 6 – HTB & CCBT

Het Boek

Leviticus 6:1-30

Voorschriften betreffende de offers

1Vervolgens zei de Here tegen Mozes: 2‘Als iemand tegen Mij zondigt door te weigeren iets dat hij heeft geleend of gehuurd, terug te geven of door te weigeren iets terug te geven dat hem is toevertrouwd of door roof of door zijn volksgenoot af te persen, 3of door een verloren voorwerp te vinden en daarover te liegen en te zweren dat hij het niet heeft, 4-5 dan zal zo iemand op de dag dat hij schuldig is bevonden aan zoʼn zonde, moeten vergoeden wat hij zich heeft toegeëigend, met een extra boete van een vijfde deel en het teruggeven aan degene die hij heeft benadeeld. Op diezelfde dag zal hij zijn schuldoffer naar de tabernakel brengen. 6Zijn schuldoffer moet een ram zonder gebreken zijn, naar een vastgestelde waarde. 7Hij zal het naar de priester brengen en die zal de zonde waaraan hij schuldig is, verzoenen voor de Here en het zal hem worden vergeven.’

8Toen zei de Here tegen Mozes: 9‘Geef Aäron en zijn zonen de volgende voorschriften betreffende het brandoffer: het brandoffer zal de hele nacht op het vuur van het altaar blijven liggen, terwijl het vuur blijft branden. 10De volgende morgen zal de priester zijn linnen onderkleding en bovenkleding aantrekken en zal hij de as van het brandoffer weghalen en naast het altaar neerleggen. 11Daarna zal hij zijn kleren verwisselen en de as naar een reine plaats buiten het kamp brengen. 12Intussen moet het vuur op het altaar blijven branden, het mag niet uitgaan. De priester moet elke morgen nieuw hout op het vuur leggen en het dagelijkse brandoffer en het vet van het dagelijkse vredeoffer erop verbranden. 13Het vuur op het altaar moet altijd brandende worden gehouden. Het mag niet uitgaan.

14Dit zijn de voorschriften betreffende het spijsoffer: Aärons zonen zullen het voor de ogen van de Here voor het altaar brengen. 15Een van hen zal een handvol nemen—fijn meel, olie en alle wierook—en het verbranden op het altaar als een gedenkoffer voor de Here. Dat zal de Here voldoening geven. 16Nadat de handvol eruit is genomen, zal de rest van het meel en de olie aan Aäron en zijn zonen toebehoren als voedsel. Het moet ongezuurd worden gegeten in de voorhof van de tabernakel. 17Het móet ongezuurd zijn. Ik heb de priesters dit deel van het spijsoffer, dat Mij toebehoort, gegeven. Het is allerheiligst, net als het zondoffer en het schuldoffer. 18Iedere mannelijke afstammeling van Aäron, iedere priester, generatie na generatie, mag dit eten, ieder die ermee in aanraking komt, zal heilig worden.’

19-20 En de Here zei tegen Mozes: ‘Op de dag dat Aäron en zijn zonen tot priester worden gezalfd en gewijd, moeten zij de Here een spijsoffer brengen: 2,2 liter fijn meel, waarvan de ene helft ʼs morgens en de andere helft ʼs avonds moet worden geofferd. 21Het moet op een bakplaat met olijfolie worden gemengd en gebakken en daarna aan de Here worden geofferd. De brandende stukken van het spijsoffer zullen aangenaam zijn voor de Here. 22-23 Als de zonen hun vaders opvolgen als priester, moet dit offer op hun inwijdingsdag worden gebracht. Dit is een regel die altijd van kracht blijft. Dit spijsoffer moet in zijn geheel voor de Here worden verbrand. Niets ervan mag worden gegeten.’

24Toen sprak de Here opnieuw tegen Mozes en zei: 25‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat dit de voorschriften betreffende het zondoffer zijn: dit offer is allerheiligst en moet voor de ogen van de Here worden geslacht. 26De priester die deze offerdienst uitvoert, zal het vlees van het offer in de voorhof van de tabernakel eten. 27Alleen zij die geheiligd zijn—de priesters—mogen dit vlees aanraken. Alles wat met het vlees in aanraking komt, is geheiligd. Als bloed op de kleren van de priester spat, moet dat kledingstuk op een heilige plaats worden gewassen. 28De stenen pot waarin het vlees is gekookt, moet worden stukgeslagen. Als het vlees in een koperen pot is gekookt, moet die pot worden geschuurd en met water worden omgespoeld. 29Iedere mannelijke priester mag van dit offer eten, maar alleen zij, want het is allerheiligst. 30Geen enkel zondoffer echter, waarvan het bloed de tabernakel is binnengebracht om er in het heiligdom verzoening mee te doen, mag worden gegeten. Het moet in zijn geheel voor de Here worden verbrand.’

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

利未記 6:1-30

1耶和華對摩西說: 2「如果有人犯罪,不忠於耶和華,拒絕歸還同胞委託他保管的物品或抵押品,或搶掠同胞,或欺騙同胞, 3或撿到東西卻矢口否認,或起假誓,或犯其他類似的罪, 4他必須歸還一切靠偷盜、欺詐、侵佔、拾遺、 5或起假誓得來的東西,他必須在獻贖過祭那天如數歸還物主,並加賠五分之一。 6他要從羊群中選一隻毫無殘疾的公綿羊,或把同等價值的銀子帶到祭司那裡,獻給耶和華作贖過祭。 7祭司要在耶和華面前為他贖罪,他就會得到赦免。」

祭司獻燔祭的條例

8耶和華對摩西說: 9「你要吩咐亞倫及其子孫遵行以下獻燔祭的條例。

「燔祭要整夜留在祭壇上,壇上的火要不停地燃燒。 10早晨,祭司要穿上細麻衣袍和內衣,將燔祭壇上的灰燼清理好,放在祭壇旁邊。 11然後,他要更換衣服,把灰燼拿到營外潔淨的地方。 12祭壇上的火要不斷燃燒,不能熄滅。祭司每天早上要在壇上加柴,擺上燔祭,在上面燒平安祭牲的脂肪。 13壇上的火必須不斷燃燒,不可熄滅。

祭司獻素祭的條例

14「以下是獻素祭的條例。

「祭司——亞倫的子孫要在祭壇前向耶和華獻素祭。 15祭司要從素祭中拿一把調油的細麵粉和所有的乳香,作為象徵放在壇上焚燒,作蒙耶和華悅納的馨香之祭。 16亞倫及其子孫要吃剩下的祭物,要在會幕院子裡的聖潔之處做無酵餅吃。 17做餅時不可加酵。這些祭物是我從獻給我的火祭中賜給他們的,像贖罪祭和贖過祭一樣是至聖之物。 18亞倫的子孫中,男子都可以吃。這是他們世世代代應得之份。凡接觸到這些祭物的都會變得聖潔。」

19耶和華對摩西說: 20亞倫及其子孫受膏那天,要獻給耶和華一公斤細麵粉作為日常獻的素祭,早晚各獻一半。 21要把這些細麵粉調上油,用煎鍋做餅,切成塊獻上,作為蒙耶和華悅納的馨香之祭。 22亞倫子孫中繼任大祭司的,受膏時要獻上素祭。這種祭物屬於耶和華,必須全部燒掉。 23祭司獻的這種素祭不可以吃,要全部燒掉。」

祭司獻贖罪祭的條例

24耶和華對摩西說: 25「你把以下贖罪祭的條例告訴亞倫及其子孫。

「贖罪祭是至聖的,要在殺燔祭牲的地方,在耶和華面前宰祭牲。 26獻這祭的祭司要在會幕院子裡的聖潔之處吃這祭牲。 27凡接觸到這些祭肉的,都會變得聖潔。如果衣服被濺上血,則要在聖潔之處把衣服洗淨。 28用來煮祭肉的瓦鍋,用後都要打碎。如果用的是銅鍋,要擦乾淨並用水沖洗。 29這些祭肉是至聖之物,祭司家族中的男子都可以吃。 30如果祭牲的血被帶進會幕,在聖所內進行贖罪,就不可吃祭肉,必須全部燒掉。