Heilige feesten
1-3De Here zei tegen Mozes: ‘Maak aan het volk van Israël bekend dat het jaarlijks een aantal heilige feesten voor de Here moet vieren, gelegenheden waarbij heel het volk bijeenkomt. Zes dagen moet u werken, maar de zevende dag is een dag van volledige rust, die dag zult u in een heilige vergadering bijeenkomen. Houd u aan deze regel, waar u ook woont.
4Hier volgen de heilige feesten die elk jaar op een vaste tijd moeten worden gevierd.
5Het Pesach-offer voor de Here. Dit moet op de veertiende dag van de eerste maand worden gevierd.
6Het Feest van de Ongezuurde Broden. Dit feest begint op de eerste dag na Pesach, dat is de vijftiende dag van diezelfde maand. 7Op de eerste dag van dit feest moet het volk in een heilige samenkomst bijeenkomen en zal het gewone werk niet worden gedaan. 8Hetzelfde moet u doen op de zevende dag van het feest. Op elk van de tussenliggende dagen moet u een brandoffer aan de Here brengen.
9-11Het Feest van de eerste opbrengsten van het land of Oogstfeest. Wanneer u aankomt in het land dat Ik u zal geven en u uw eerste oogst binnenhaalt, breng dan de eerste schoof van de oogst op de dag na de sabbat bij de priester. Hij zal het aan de Here offeren door het omhoog te heffen en de Here zal het aanvaarden als uw geschenk. 12Diezelfde dag moet u de Here een eenjarig lam zonder gebreken als brandoffer brengen. 13Dit offer moet vergezeld gaan van een spijsoffer van vier viertiende liter fijn meel, gemengd met olijfolie, dat ook met vuur aan de Here moet worden geofferd. Dit zal een aangenaam offer zijn in de ogen van de Here. Offer ook een drankoffer van negentiende liter wijn. 14Dit alles moet eerst worden gedaan, voordat u zelf van de oogst—brood, geroosterd of vers koren—eet. Dit is een eeuwige wet voor het hele volk.
15Vanaf die dag, na de sabbat, moet u zeven weken aftellen, tot de dag na de zevende sabbat. 16U moet dus vijftig dagen aftellen en dan de Here een offer brengen van een deel van uw latere oogst (dat is het Wekenfeest, dat ook wel Pinksteren heet). 17Dit zal bestaan uit twee broden, die u uit uw woonplaats moet meebrengen en die door ze omhoog te heffen aan de Here zullen worden geofferd. Bak deze broden van vier viertiende liter fijn meel met zuurdeeg. Het is een offer voor de Here van de eerste opbrengst van uw late oogst. 18Samen met het brood en de wijn moet u de Here als brandoffers brengen: zeven eenjarige lammeren zonder gebreken, een jonge stier en twee rammen. Allemaal brandoffers die aangenaam zijn voor de Here. 19En u moet een bok als zondoffer en twee eenjarige lammeren als vredeoffer aan de Here offeren. 20De priesters zullen deze offers aan de Here offeren door ze omhoog te heffen, samen met de broden die de eerste opbrengsten van uw late oogst voorstellen. Zij zijn heilig voor de Here en zullen als voedsel aan de priesters worden gegeven. 21Die dag zult u allen bijeenroepen voor een heilige samenkomst, laat die dag al het werk rusten. Dit is een wet die van generatie op generatie van kracht blijft. 22En wanneer u de oogst binnenhaalt, bekommer u dan niet te erg om de randen van de akker en het gevallen graan. Laat dat maar liggen voor de armen en voor de buitenlanders die zelf geen land hebben. Ik ben de Here, uw God!
23-24 Het Feest van de Bazuinen. De eerste dag van de zevende maand is een dag van rust voor alle mensen, waarop zij moeten bijeenkomen in een heilige samenkomst. Die dag zal worden aangekondigd met een luid bazuingeschal. 25Doe geen werk op die dag, maar breng de Here een brandoffer.
26-27 De Grote Verzoendag. Deze dag valt negen dagen na het Feest van de Bazuinen. Alle mensen moeten bijeenkomen in een heilige samenkomst voor de Here, met berouw over de zonden die zij deden, zij zullen brandoffers aan de Here brengen. 28Werk die dag niet, want het is een speciale dag om verzoening te doen voor de Here, uw God. 29Degene die deze dag niet berouwvol en ootmoedig doorbrengt, zal worden verbannen. 30-31 Ieder die op die dag toch werkt, zal Ik vernietigen. Dit is een wet voor Israël en voor alle komende generaties. 32Want dit is een sabbat van volledige rust, waarop iedereen moet vasten en zich verootmoedigen met een berouwvol hart. Deze tijd voor verzoening begint op de voorafgaande avond en duurt tot de avond daarop.
33-34 Het Loofhuttenfeest. Vijf dagen later, op de vijftiende dag van de zevende maand, moet zeven dagen lang het Loofhuttenfeest voor de Here worden gevierd. 35De eerste dag wordt een heilige samenkomst gehouden, op die dag mag het gewone werk niet worden gedaan. 36Op elk van de zeven feestdagen moet u met vuur een offer aan de Here brengen. Op de achtste dag wordt opnieuw een heilige samenkomst gehouden voor alle mensen en daar zal weer met vuur aan de Here worden geofferd. Het is een vrolijk feest en het gewone werk wordt niet gedaan.
37Dit zijn de jaarlijkse feesten—heilige samenkomsten van het hele volk—waarbij brandoffers aan de Here worden geofferd. 38Deze jaarlijkse feesten worden gevierd naast de normale rustdagen die u elke week hebt. De offers die op deze feesten worden gebracht, komen bij uw gewone offergaven en de normale inlossing van uw beloften. 39Welnu, deze vijftiende dag van de zevende maand aan het einde van de oogsttijd, is het begin van de viering van dit zevendaagse feest voor de Here. Onthoud dat de eerste en achtste dag van het feest dagen van volledige rust zijn. 40Neem op de eerste dag takken van fruitbomen, palmbomen en twijgen van beekwilgen en bouw er loofhutten van en vier zeven dagen lang een vrolijk feest voor de Here. 41Dit jaarlijkse zevendaagse feest is een wet voor alle volgende generaties. 42Gedurende die zeven dagen zal iedere geboren Israëliet in een loofhut wonen. 43Het doel van dit feest is dat het volk Israël van generatie op generatie eraan wordt herinnerd dat Ik het uit Egypte heb bevrijd en het in loofhutten heb laten wonen. Ik ben de Here, uw God.’
44Zo maakte Mozes de feesten van de Here aan de Israëlieten bekend.
Ang mga Pinasahi nga mga Higayon sa Pagsimba
1Gisugo sa Ginoo si Moises 2nga isulti ngadto sa mga Israelinhon kini nga mga patakaran mahitungod sa pinasahi nga mga higayon nga magtigom sila sa pagsimba sa Ginoo:
Ang Adlaw nga Igpapahulay
3“May unom kamo ka adlaw sa pagtrabaho, apan sa ikapito nga adlaw mopahulay kamo kay mao kana ang Adlaw nga Igpapahulay. Ayaw kamo pagtrabaho nianang adlawa, kondili pagtigom kamo aron sa pagsimba, kay adlaw kana nga pasidunggan ninyo ang Ginoo.
Ang Pista sa Paglabay sa Anghel ug ang Pista sa Pan nga Walay Patubo
(Num. 28:16-25)
4“Ang Pista sa Paglabay sa Anghel ug ang Pista sa Pan nga Walay Patubo mga pinasahi usab nga mga higayon nga magtigom ang mga Israelinhon sa pagsimba sa Ginoo. 5Ang Pista sa Paglabay sa Anghel himuon sa gabii sa ika-14 nga adlaw sa nahaunang bulan. 6Ug sa ika-15 nga adlaw sa mao gihapon nga bulan, magasugod usab ang Pista sa Pan nga Walay Patubo. Pito ka adlaw kini nga pista, ug nianang mga adlawa kinahanglan nga pan nga walay patubo ang inyong kaonon. 7Sa nahaunang adlaw niining pista, ayaw kamo pagtrabaho kondili pagtigom kamo aron sa pagsimba sa Ginoo. 8Sulod sa pito ka adlaw, paghalad kamo ngadto sa Ginoo. Ug sa ikapito nga adlaw ayaw na usab kamo pagtrabaho kondili pagtigom kamo aron sa pagsimba sa Ginoo.
Ang Pista sa Pag-ani
(Num. 28:26-31)
9-11“Kon atua na kamo sa yuta nga ihatag sa Ginoo kaninyo, ihalad ninyo kaniya ang unang bugkos sa mga uhay sa matag ani ninyo. Dad-a ninyo kini ngadto sa pari. Pagkasunod nga adlaw human sa Adlaw nga Igpapahulay, ibayaw kini sa pari ngadto sa presensya sa Ginoo aron dawaton kamo sa Ginoo pinaagi niini. 12Niana usab nga adlaw, paghalad usab kamo sa Ginoo ug karnero nga nagaedad ug usa ka tuig ug walay depekto isip halad nga sinunog. 13Lakipi ninyo kini ug upat ka kilo nga maayong klase sa harina nga gisagolan ug mantika isip halad sa pagpasidungog sa Ginoo, ug usa ka litro nga bino isip halad nga ilimnon. Mga halad kini pinaagi sa kalayo, ug ang kahumot niini makapalipay sa Ginoo. 14Kon wala pa kini ninyo ikahalad, ayaw gayod kamo pagkaon sa bisan unsa nga matang sa pagkaon gikan sa inyong bag-ong giani, hilaw man kini o sinanlag o giluto nga pan. Kini nga mga patakaran kinahanglan nga tumanon ninyo hangtod sa umaabot nga mga henerasyon, bisan asa pa kamo magpuyo.
15-17“Paglabay sa pito ka semana gikan sa adlaw nga naghalad kamo niadtong binugkos nga uhay, pagtigom kamo ug paghalad ug halad sa pagpasidungog sa Ginoo gikan niadtong mga uhay nga bag-o lang ninyong giani. Bali ika-50 kini nga adlaw nga mao ang adlaw human sa ikapito nga Adlaw nga Igpapahulay. Paghalad kamo ug duha ka pan nga ang matag usa hinimo sa upat ka kilo nga maayong klase sa harina, ug may patubo. Ihalad ninyo kini isip halad nga binayaw gikan sa nahauna ninyong ani. 18Lakipi ninyo kini ug pito ka laking karnero nga tag-usa ka tuig ang edad, usa ka toriyong baka, ug duha ka hamtong nga laking karnero, nga walay mga depekto. Ihalad ninyo kini isip halad nga sinunog uban sa halad sa pagpasidungog sa Ginoo apil ang halad nga ilimnon. Ang kahumot niini nga halad pinaagi sa kalayo makapalipay sa Ginoo. 19Unya paghalad usab kamo ug usa ka laking kanding isip halad sa paghinlo, ug duha ka karnero nga tag-usa ka tuig ang edad isip halad alang sa pakigda-it. 20Unya ibayaw sa pari diha sa presensya sa Ginoo ang duha ka karnero ug ang halad nga gikan sa nahaunang ani. Balaan kini nga mga halad alang sa Ginoo, ug bahin kini sa mga pari. 21Sa mao usab nga adlaw ayaw kamo pagtrabaho kondili pagtigom kamo aron sa pagsimba sa Ginoo. Kini nga mga patakaran kinahanglan nga tumanon ninyo hangtod sa umaabot nga mga henerasyon, bisan asa pa kamo magpuyo.
22“Kon mag-ani kamo, ayaw ninyo hutda ug ani ang anaa sa daplin sa inyong tamnanan, ug ayaw na kamo panghagdaw. Ibilin na lang ninyo kana alang sa mga kabos ug sa mga langyaw. Ako mao ang Ginoo nga inyong Dios.”
Ang Pista sa Pagpatingog sa mga Budyong
(Num. 29:1-6)
23-24Gisugo sa Ginoo si Moises nga isulti kini ngadto sa mga Israelinhon:
“Sa nahaunang adlaw sa ikapito nga bulan, mopahulay kamo sa paghinumdom sa Ginoo. Kon madunggan ninyo ang pagpatingog sa mga budyong, pagtigom kamo aron sa pagsimba kaniya. 25Ayaw kamo pagtrabaho nianang adlawa kondili paghalad kamo ngadto sa Ginoo.
Ang Adlaw sa Pagluwas sa mga Tawo gikan sa Ilang mga Sala
(Num. 29:7-11)
26-28“Ang ikanapulo nga adlaw niining ikapito nga bulan mao ang Adlaw sa Pagluwas sa mga Tawo gikan sa Ilang mga Sala. Ayaw kamo pagtrabaho nianang adlawa kondili pagtigom kamo sa pagsimba sa Ginoo. Pagpuasa ug paghalad kamo ug halad nga sinunog alang kaniya. Kay nianang adlawa himuon ang seremonya sa paghinlo kaninyo sa inyong mga sala diha sa presensya sa Ginoo nga inyong Dios. 29Ang dili magpuasa nianang adlawa dili na ninyo isipon nga inyong sakop. 30Patyon sa Ginoo si bisan kinsa nga magtrabaho nianang adlawa. 31-32Busa pahulay kamo ug pagpuasa sugod sa pagsalop sa adlaw sa ikasiyam nga adlaw nianang bulana hangtod sa pagkasunod nga pagsalop sa adlaw. Kini nga mga patakaran kinahanglan nga tumanon ninyo hangtod sa umaabot nga mga henerasyon, bisan asa pa kamo magpuyo.”
Ang Pista sa Pagpatindog sa mga Payag
(Num. 29:12-40)
33-34Gisugo sa Ginoo si Moises nga isulti kini ngadto sa mga Israelinhon:
“Sa ika-15 nga adlaw sa ikapitong bulan magsugod ang Pista sa Pagpatindog sa mga Payag, ug sauloga ninyo kini sulod sa pito ka adlaw. 35Sa nahaunang adlaw ayaw kamo pagtrabaho kondili pagtigom kamo aron sa pagsimba sa Ginoo. 36Sulod sa pito ka adlaw paghalad kamo ug halad nga sinunog alang sa Ginoo. Ug sa ikawalo nga adlaw23:36 ikawalo nga adlaw: Dugang kini nga adlaw sa pista nga bali mao ang kataposan nga adlaw sa pista. ayaw na usab kamo pagtrabaho kondili pagtigom na usab kamo aron sa pagsimba sa Ginoo, ug paghalad ug halad pinaagi sa kalayo alang kaniya. Kataposan kini nga adlaw sa inyong panagtigom.
37“Mao kini ang mga pinasahi nga mga higayon nga magtigom kamo aron sa pagsimba sa Ginoo ug sa paghalad sa mga halad pinaagi sa kalayo: mga halad nga sinunog, halad sa pagpasidungog sa Ginoo, halad alang sa pakigda-it, ug mga halad nga ilimnon, nga kinahanglan nga ihalad ninyo sa mga higayon nga ihalad kini. 38Ug ihalad ninyo kini nga mga halad dugang sa inyong mga gasa, sa inyong mga halad sa pagtuman sa mga panaad, ug sa mga halad nga kinabubut-on ngadto sa Ginoo. Sauloga ninyo kini nga mga pinasahi nga mga higayon dugang sa Adlaw nga Igpapahulay nga ginahimo ninyo kada semana. 39Kon mahitungod sa Pista sa Pagpatindog sa mga Payag, sauloga ninyo kini sa pagpasidungog sa Ginoo gikan sa ika-15 nga adlaw sa ikapito nga bulan, pagkahuman sa ting-ani. Sauloga ninyo kini sulod sa pito ka adlaw; ayaw kamo pagtrabaho sa nahaunang adlaw ug sa ikawalo nga adlaw. 40Sa nahaunang adlaw, pagkuha kamo ug mga labing maayong mga bunga sa mga kahoy, mga palwa sa palma, ug mga sanga sa labong nga mga kahoy sa lugut,23:40 lugut: kon sa English, ravine or gorge. Tan-awa ang Lista sa mga Pulong sa luyo. ug paglipay kamo sa presensya sa Ginoo nga inyong Dios sulod sa pito ka adlaw. 41-43Kini nga pista sauloga ninyo sa ikapito nga bulan matag tuig sa pagpasidungog sa Ginoo. Sulod sa pito ka adlaw, pagpuyo kamo sa mga payag aron nga mahibaloan sa inyong mga kaliwat nga gipapuyo sa Ginoo nga inyong Dios ang inyong mga katigulangan sa mga payag sa dihang gipagawas niya sila gikan sa Ehipto. Kini nga mga patakaran kinahanglan nga tumanon ninyo hangtod sa umaabot nga mga henerasyon.”
44Mao kadto ang mga pinasahi nga mga higayon sa pagsimba sa Ginoo nga gipahibalo ni Moises sa mga Israelinhon.
