De vrijsteden
1-2 De Here zei tegen Jozua: ‘Zeg het volk Israël dat nu de vrijsteden moeten worden aangewezen, zoals Ik Mozes heb opgedragen. 3Als een man iemand zonder opzet heeft gedood, kan hij naar een van deze steden vluchten en worden beschermd tegen de wraak van de familieleden. 4Als de onschuldige dader een van deze steden weet te bereiken, moet hij naar het stadsbestuur gaan en uitleggen wat er is gebeurd. De bestuurders moeten hem binnenlaten en een verblijfplaats geven in hun stad. 5Als een familielid van de dode komt om wraak te nemen, mogen zij de onschuldige dader niet aan hem uitleveren, omdat geen opzet in het spel was. 6De man die per ongeluk de dood veroorzaakte, moet in de stad blijven tot de rechters een uitspraak over hem hebben gedaan of tot de dood van de hogepriester die in functie was toen het ongeluk gebeurde. Daarna is hij vrij om naar huis terug te gaan.’
7De steden die als vrijstad werden aangewezen, waren: Kedes in Galilea in de bergen van Naftali, Sichem in het bergland van Efraïm, Kirjat-Arba (ook wel Hebron genoemd) in het bergland van Juda. 8De Here gaf tevens de opdracht dat drie steden ten oosten van de Jordaan, tegenover Jericho, als vrijstad moesten worden aangewezen. Dat waren: Beser, in de hooggelegen woestijn van het gebied van Ruben, Ramot in Gilead in het gebied van Gad en Golan in Basan, in het gebied dat hoorde bij de stam van Manasse.
9Deze vrijsteden waren zowel toegankelijk voor vreemdelingen die in Israël woonden, als voor de Israëlieten zelf. Zo kon iemand die per ongeluk een ander had gedood, naar die plaats vluchten om te worden berecht in plaats van het slachtoffer te worden van wraak.
Города-убежища
(Чис. 35:6-34; Втор. 4:41-43; 19:1-14)
1Вечный сказал Иешуа:
2– Повели исроильтянам выбрать города-убежища, как Я говорил вам через Мусо, 3чтобы всякий, кто убьёт другого человека случайно и неумышленно, мог убежать туда и найти защиту от мстителя за кровь. 4Когда он убежит в один из этих городов, то пусть встанет у городских ворот20:4 Ворота города были центром всей общественной жизни, около них проходили и судебные разбирательства. и изложит своё дело перед старейшинами того города. После этого пусть они примут его в свой город и дадут ему место, чтобы он мог жить там. 5Если мститель за кровь станет преследовать его, они не должны выдавать обвиняемого, потому что он убил неумышленно и не питал к убитому ненависти. 6Пусть он остаётся в том городе, пока не предстанет перед обществом на суд или пока не умрёт главный священнослужитель, который будет в то время. Потом он может вернуться в свой дом, в город, из которого убежал.
7И они отделили Кедеш в Галилее в нагорьях Неффалима, Шахем в нагорьях Ефраима и город Кириат-Арбу (то есть Хеврон) в нагорьях Иуды. 8На восточной стороне Иордана, что близ Иерихона, они выбрали Бецер в пустыне на плоскогорье в роду Рувима, Рамот в Галааде в роду Гада и Голан в Бошоне в роду Манассы. 9Всякий исроильтянин или живущий среди них чужеземец, который убивал кого-либо неумышленно, мог убежать в эти выбранные города и не погибнуть от руки мстителя за кровь, пока не предстанет перед обществом на суд.
