Job 41 – HTB & JCB

Het Boek

Job 41:1-25

Alles onder de hemelen is van God

1‘Er is niemand die het waagt hem op te hitsen, laat staan dat er iemand is die wil proberen hem te overwinnen. En als niemand tegen hem is opgewassen,

2zou er dan wel iemand bestaan die het tegen Mij kan opnemen? Ik ben niemand iets schuldig. Alles onder de hemelen is van Mij.

3Ik mag niet vergeten de geweldige kracht van zijn ledematen en zijn elegante lichaamsbouw te noemen.

4-5 Wie durft zijn huid af te stropen en met een bit binnen het bereik van zijn machtige kaken te komen, laat staan ze open te trekken? Want zijn tanden zijn vreselijke wapens.

6-8De overlappende schubben op zijn rug vormen een ondoordringbaar pantser, zodat er geen lucht tussen kan komen en niemand erin slaagt ze te doorboren.

9Wanneer hij snuift, schieten lichtflitsen naar buiten. Zijn ogen gloeien als de eerste zonnestralen.

10Vuur springt uit zijn muil.

11Er komt rook uit zijn neusgaten, net als uit een kookpot die op een fel brandend vuur staat.

12Ja, zijn adem kan kolen laten ontbranden, vlammen schieten op uit zijn bek.

13In zijn nek schuilt een angstaanjagende kracht die overal verschrikking zaait.

14Zijn vlees is hard en stevig, niet zacht en vet.

15Zijn hart is zo hard als rots, als een molensteen.

16Als hij opstaat, slaat zelfs de sterkste mannen de angst om het hart. Zij vluchten weg voordat ze door hem worden verpletterd.

17Een zwaard is een nutteloos wapen tegen hem en ook andere wapens halen niets uit.

18-19 Tegenover zijn kracht is ijzer net zo nutteloos als stro en koper net zo week als verrot hout. Voor pijlen slaat hij niet op de vlucht. Slingerstenen dan? U kunt net zo goed proberen hem met watten dood te gooien!

20Stokken zijn net zo goed als strohalmen en hij lacht als men speren naar hem toeslingert.

21Zijn buik is bedekt met schubben die zo scherp zijn als glasscherven en hij beweegt zich over het land voort als een dorsmachine.

22-23 Als hij zich opwindt, bruist het water omhoog en komen zelfs de diepere waterlagen in beroering. Als hij zich door het water beweegt, laat hij een breed lichtend spoor van schuim achter. Het water lijkt dan net zilverkleurig haar.

24Nergens anders op aarde is een dier te vinden dat zo weinig angst hoeft te hebben.

25Hij is het meest trotse van alle dieren en heerser over hen allen.’

Japanese Contemporary Bible

ヨブ 記 41:1-34

41

1おまえは糸とつり針で巨獣をつり上げたり、

舌に輪縄をかけたりすることができるか。

2鼻に綱を通して、つなぎ止めたり、

あごを大釘で刺し通したりできるか。

3巨獣は、やめてくれと哀願したり、

おまえの機嫌をとろうとしたりするだろうか。

4いつまでもおまえの奴隷になることを

承知するだろうか。

5小鳥のように飼いならしたり、

幼い娘の遊び相手として与えたりできようか。

6漁師仲間はそれを魚屋に売るだろうか。

7その皮を投げ槍で傷つけたり、

頭にもりを打ち込んだりできようか。

8頭に手を乗せようものなら、

そのあとに起きる恐ろしい格闘のことが

いつまでも頭にこびりつき、

もう二度と手出ししなくなる。

9生け捕りにすることなど、もってのほかで、

考えただけでぞっとする。

10それを怒らせるほど勇気のある者はいない。

まして、それを征服するなど大それた話だ。

誰ひとりその前に立ちはだかることができない。

だとしたら、だれがわたしの前に立てようか。

11わたしはだれにも借りがない。

天の下にあるものはみな、わたしのものだからだ。

12また巨獣には、

手足や巨大な体全体にみなぎる、途方もない力がある。

13だれがその厚い皮をはいだり、

上顎と下顎の間に入ったりできるだろうか。

14その鋭い歯は見るからに恐ろしい。

15-17巨獣が誇りとする、

びっしり重なり合ったうろこは、空気も通さず、

どんな物でも刺し通すことができない。

18それがくしゃみをすると、

陽の光は霧の中で、いなずまのように光り、

その目は火花のように輝く。

19口は火を吐き、

20鼻の穴からは煙が出る。

乾いた藺草を燃やして煮えたぎらせた

釜から立ち上る水蒸気のように。

21その息は炭火を起こし、口からは炎がほとばしる。

22首には途方もない力があり、

行く先々で混乱を巻き起こす。

23肉はやわらかな脂肪ではなく、肉は固くしまっている。

24心臓は岩のように堅く、まるでひき臼のようだ。

25それが体を起こすと、勇者もおじけづき、

恐怖に取りつかれる。

26剣も、槍や投げ槍も、先のとがったもりも、

その行く手をさえぎることができない。

27-28巨獣にとっては、鉄もわらと変わらず、

真鍮も腐った木のようなものだ。

矢もそれを追い払えず、

投石器もわら同様に効き目がない。

29棍棒も歯が立たない。

巨獣は飛んで来る投げ槍をもあざ笑う。

30腹は瀬戸物のかけらのように鋭いうろこで覆われ、

体を引きずって歩けば、地面は削り取られる。

31-32それが興奮すると水を沸き立たせ、

深い淵をかき混ぜる。

それが通ったあとには光るあわの筋が残るので、

人は海は霜からできていると思うだろう。

33これほど恐れを知らぬものは地上にいない。

34それは、獣の帝王で、獣の中で最も威厳がある。」