God zal Israël niet in de steek laten
1Luister zwijgend naar Mij, landen langs de kust. Laat de volken sterke argumenten naar voren brengen. Kom maar hier en neem het woord. Laten we er een rechtszaak van maken. 2Wie deed deze rechtvaardige opstaan vanuit het oosten? Hij riep hem en stelde hem tot overwinnaar. God gaf hem vele volken als buit, vele koningen werden aan hem onderworpen. Zij werden als stof voor zijn zwaard en als kaf voor zijn boog. 3Hij achtervolgde hen, maar ging zelf veilig op een weg die hij niet eerder had betreden.
4Wie heeft deze machtige dingen gedaan, het leven van generaties bestuurd, terwijl zij elkaar opvolgden? Ik ben het, de Here, de eerste en de laatste, steeds dezelfde in macht.
5De landen aan de overzijde van de zee kijken angstig toe. Verre landen sidderen en mobiliseren hun legers. 6Iedere man bemoedigt zijn buurman met de woorden: ‘Maak je geen zorgen. Houd moed!’ 7Maar zij haasten zich om een nieuwe afgod te maken. De beeldhouwer maant de goudsmid tot haast en de smid helpt bij het aambeeld. ‘Mooi,’ zeggen zij, ‘het schiet goed op. Nu kunnen we de armen eraan solderen.’ Voorzichtig voegen zij de onderdelen samen en maken het geheel dan vast met spijkers, zodat het niet omvalt!
8Maar wat u betreft, Israël, u bent van Mij, Ik heb u uitgekozen. Want u bent nakomelingen van Abraham en hij was mijn vriend. 9Ik heb u vanuit de uithoeken van de aarde teruggeroepen en gezegd dat u Mij alleen moest dienen, want Ik heb u gekozen en zal u niet in de steek laten. 10Wees niet bang, want Ik ben met u. Kijk niet angstig om u heen, want Ik ben uw God. Ik zal u kracht geven en u helpen, Ik zal u overeind houden met mijn heilrijke rechterhand.
11Kijk, al uw woedende vijanden kijken verward om zich heen en staan te schande. Ieder die u kwaad wil doen, zal sterven. 12U zult hen tevergeefs zoeken, zij zullen allemaal verdwenen zijn. 13Ik houd u bij de rechterhand—Ik, de Here, uw God—en zeg tegen u: wees niet bang, Ik ben hier om u te helpen. 14Ook al kijkt iedereen op u neer, wees niet bang, Israël, arm volk, want Ik zal u helpen. Ik ben de Here, uw verlosser, Ik ben de Heilige van Israël. 15Ik zal van u een nieuw en scherpgetand dorswerktuig maken om uw vijanden uiteen te scheuren en hen te vermalen tot kaf. 16U zult hen in de lucht gooien en de wind zal hen wegblazen, wervelwinden zullen hen uit elkaar slaan. Maar u zult vol zijn van de vreugde in de Here en u zult u beroemen op de God van Israël. 17Als de armen en behoeftigen tevergeefs water zoeken en hun tongen uitgedroogd zijn van de dorst, zal Ik hen antwoorden als zij naar Mij roepen. Ik, Israëls God, zal hen nooit of te nimmer in de steek laten. 18Vanaf de heuvels zal Ik grote rivieren naar beneden laten stromen. Het water zal in de dalen voor hen opspuiten! In de woestijnen zullen waterplassen zijn en door bronnen gevoede rivieren zullen over de uitgedroogde grond vloeien. 19Ik zal bomen planten: ceders, acaciaʼs, olijfbomen, cipressen, platanen en dennebomen—op onvruchtbare grond. 20Iedereen zal dit wonder zien en begrijpen dat de hand van de Here, de Heilige van Israël, het deed.
21Kunnen de afgoden dat ook van zichzelf zeggen? Laten ze maar komen en tonen wat ze kunnen, zegt God, de koning van Israël. 22Geef hun de kans te vertellen wat in de afgelopen jaren is gebeurd en wat de toekomst ons zal brengen. 23Als jullie goden zijn, vertel dan maar eens wat de toekomst voor ons in petto heeft. Of doe een machtig wonder, waarbij onze monden van verbazing openvallen. 24Maar nee! Jullie zijn minder dan niets en kunnen ook niets. Ieder die voor jullie kiest, verafschuw Ik. 25Maar Ik heb Kores vanuit het noorden en het oosten in beweging gezet, hij zal de strijd met de volken aanbinden en mijn naam aanroepen en Ik zal hem koningen en prinsen laten overwinnen. Hij vertrapt hen, zoals een pottenbakker zijn klei. 26Wie heeft u, naast Mij, nog meer verteld dat dit zou gaan gebeuren? Wie anders heeft dit aangekondigd en u zo gedwongen toe te geven dat hij gelijk had? Niemand anders! Niemand heeft er een woord over gezegd! 27Ik was de eerste die Jeruzalem vertelde: ‘Kijk! Kijk! Er is hulp in aantocht! Ik zal Jeruzalem een blijde boodschap doen horen.’ 28Geen van de afgoden heeft u dit verteld. Geen van hen gaf antwoord toen Ik het hun vroeg. 29Kijk, het zijn stomme, waardeloze voorwerpen, uw afgoden met hun gegoten beelden zijn zo leeg als de wind.
องค์พระผู้ช่วยแห่งอิสราเอล
1“เกาะทั้งหลายเอ๋ย จงเงียบและฟังเรา!
ให้ประชาชาติต่างๆ ฟื้นกำลังขึ้นใหม่!
ให้พวกเขาก้าวออกมาพูดข้างหน้านี้
ให้เรามาพบกันในสถานพิพากษา
2“ใครหนอดลใจบุคคลผู้นี้จากตะวันออก
ให้มาทำหน้าที่ของตนอย่างชอบธรรม41:2 หรือผู้พบความมีชัยทุกฝีก้าว?
พระองค์ทรงมอบประชาชาติต่างๆ แก่เขา
และสยบบรรดากษัตริย์ต่อหน้าเขา
พระองค์ทรงใช้ดาบของเขาฟาดฟันกษัตริย์เหล่านั้นเป็นธุลี
คันธนูของเขาทำให้กษัตริย์เหล่านั้นเหมือนแกลบปลิวฟุ้งไป
3เขาตามล่าคนเหล่านั้นไปโดยไม่ได้รับอันตราย
ตามเส้นทางซึ่งเขาไม่เคยเหยียบย่างมาก่อน
4ใครหนอกระทำเช่นนี้จนสำเร็จ
ที่เป็นผู้เรียกคนในชั่วอายุต่างๆ มาตั้งแต่ต้น?
เรา พระยาห์เวห์เป็นปฐมและอวสาน
เราคือผู้นั้น”
5เกาะทั้งหลายเห็นแล้วก็หวาดกลัว
สุดปลายแผ่นดินโลกสั่นสะท้าน
พวกเขาเข้ามาใกล้และออกมาข้างหน้า
6ต่างช่วยเหลือกัน
และกล่าวแก่พี่น้องของตนว่า “เข้มแข็งเข้าไว้!”
7ช่างฝีมือให้กำลังใจช่างทอง
ผู้ใช้ค้อนก็ให้กำลังใจผู้ตีทั่ง
เขากล่าวถึงงานบัดกรีว่า “ดี”
เขาเอาตะปูตอกรูปเคารพ มันจะได้ไม่ล้มคว่ำลง
8“ส่วนเจ้า อิสราเอลผู้รับใช้ของเรา
ยาโคบผู้ซึ่งเราได้เลือกสรรไว้
เจ้าผู้เป็นลูกหลานของอับราฮัมสหายของเรา
9เราพาเจ้ามาจากสุดปลายแผ่นดินโลก
เราเรียกเจ้ามาจากมุมไกลโพ้นที่สุด
เราบอกเจ้าว่า ‘เจ้าเป็นผู้รับใช้ของเรา’
เราได้เลือกสรรเจ้า และไม่เคยทอดทิ้งเจ้า
10ดังนั้น อย่ากลัวเลย เพราะเราอยู่กับเจ้า
อย่าท้อแท้ เพราะเราเป็นพระเจ้าของเจ้า
เราจะทำให้เจ้าเข้มแข็งขึ้นและจะช่วยเจ้า
เราจะชูเจ้าไว้ด้วยมือขวาอันชอบธรรมของเรา
11“บรรดาผู้ที่เกรี้ยวกราดต่อเจ้า
จะอับอายขายหน้าและอัปยศอดสูอย่างแน่นอน
ผู้ที่ต่อต้านเจ้า
จะสิ้นค่าและพินาศไป
12ถึงแม้เจ้าจะมองหาศัตรู
เจ้าก็จะไม่พบ
บรรดาผู้ที่รบกับเจ้า
จะหมดค่าอย่างสิ้นเชิง
13เพราะเราคือพระยาห์เวห์ พระเจ้าของเจ้า
ผู้จับมือขวาของเจ้าไว้
และบอกกับเจ้าว่า อย่ากลัวเลย
เราจะช่วยเจ้า
14อย่ากลัวเลย เจ้าหนอนยาโคบเอ๋ย
อิสราเอลน้อยๆ เอ๋ย
เพราะเราเองจะช่วยเจ้า” องค์พระผู้เป็นเจ้าประกาศดังนั้น
พระองค์ทรงเป็นองค์บริสุทธิ์แห่งอิสราเอลผู้ไถ่เจ้า
15“ดูเถิด เราจะทำให้เจ้าเป็นดั่งเลื่อนนวดข้าว
ที่ใหม่และคม มีฟันหลายซี่
เจ้าจะนวดและบดขยี้ภูเขาต่างๆ
ทำให้เนินเขาทั้งหลายเป็นเหมือนแกลบ
16เจ้าจะซัดมัน ลมจะหอบมันขึ้น
และพายุจะพัดมันกระจายไป
ส่วนเจ้าจะปีติยินดีในองค์พระผู้เป็นเจ้า
และภาคภูมิใจในองค์บริสุทธิ์แห่งอิสราเอล
17“คนยากไร้และขัดสนเสาะหาน้ำดื่ม แต่ไม่มีเลย
ลิ้นของเขาแห้งผากด้วยความกระหาย
แต่เรา พระยาห์เวห์จะตอบเขา
เรา พระเจ้าแห่งอิสราเอลจะไม่ทอดทิ้งพวกเขาเลย
18เราจะทำให้แม่น้ำไหลบนที่สูงซึ่งแห้งแล้ง
และให้มีธารน้ำพุในหุบเขา
เราจะเปลี่ยนถิ่นกันดารเป็นสระน้ำ
และเปลี่ยนผืนดินแตกระแหงให้กลายเป็นธารน้ำพุ
19เราจะปลูกต้นสนซีดาร์และต้นกระถินเทศ
ต้นน้ำมันเขียวและต้นมะกอกในทะเลทราย
และเราจะปลูกต้นสนชนิดต่างๆ ไว้ในถิ่นกันดาร
ทั้งสนเฟอร์และสนไซเปรสด้วย
20เพื่อคนทั้งปวงจะเห็นและรู้
จะพิเคราะห์และเข้าใจ
ว่าพระหัตถ์ขององค์พระผู้เป็นเจ้าทรงทำการนี้
องค์บริสุทธิ์แห่งอิสราเอลทรงสร้างมันขึ้น”
21องค์พระผู้เป็นเจ้าตรัสว่า “จงเสนอคดีความของเจ้า”
องค์กษัตริย์ของยาโคบตรัสว่า “จงแสดงข้อพิสูจน์ของเจ้ามาเถิด”
22“จงนำบรรดารูปเคารพของเจ้าเข้ามาบอกพวกเรา
ว่ากำลังจะเกิดอะไรขึ้น
จงเล่าความเป็นไปแต่เดิม
เพื่อเราจะพิจารณาและรับรู้จุดจบ
หรือจะเล่าให้พวกเราฟังถึงสิ่งที่จะเกิดขึ้น
23จงบอกพวกเรามาเถิดว่าอนาคตจะมีอะไรบ้าง
เพื่อเราจะรู้ว่าพวกเจ้าเป็นเทพเจ้า
ทำอะไรสักอย่างสิ จะดีหรือชั่วก็ได้
เพื่อเราจะได้ท้อแท้และหวาดหวั่น
24แต่พวกเจ้าต่ำต้อยด้อยค่ายิ่งกว่าศูนย์
และผลงานของเจ้าล้วนไร้ค่า
ผู้ที่เลือกเจ้าก็น่าชิงชัง
25“เราได้เรียกบุคคลผู้หนึ่งจากทางเหนือ และเขาก็มา
เขามาจากที่ดวงอาทิตย์ขึ้น เขาร้องเรียกนามของเรา
เขาเหยียบย่ำบรรดาผู้ปกครองเหมือนย่ำปูน
ราวกับช่างปั้นย่ำดินเหนียว
26ใครเล่าบอกถึงสิ่งนี้ให้เรารู้มาตั้งแต่ต้น
หรือบอกไว้ตั้งแต่แรก เราจึงพูดได้ว่า ‘ถูกอย่างที่เขาบอก’?
ไม่มีใครพูดไว้
ไม่มีใครแจ้งไว้ก่อน
ไม่มีใครได้ยินอะไรจากเจ้าเลย
27เราเป็นคนแรกที่บอกศิโยนว่า ‘ดูเถิด พวกเขามาแล้ว!’
เรามอบทูตแห่งข่าวดีให้เยรูซาเล็ม
28เรามองดูแต่ไม่มีใครสักคน
ไม่มีแม้สักคนเดียวในพวกเขาที่จะให้คำปรึกษาแนะนำ
ไม่มีใครตอบเมื่อเราถาม
29ดูเถิด พวกเขาล้วนแต่จอมปลอม!
การกระทำของเขาล้วนไร้ค่า
เทวรูปต่างๆ ของเขาเป็นเพียงลมและความสับสน