Jeremia 9 – HTB & JCB

Het Boek

Jeremia 9:1-26

Verdriet om het volk

1Ik wilde wel dat mijn ogen fonteinen van tranen waren, dan zou ik dag en nacht huilen om de gesneuvelden van mijn volk!

2Och, kon ik maar weggaan, hen vergeten en in een hut in de woestijn gaan wonen, want het zijn allemaal echtbrekers en verraders. 3‘Zij buigen hun tongen als bogen om hun leugens als pijlen weg te schieten. Zij besturen het land onrechtvaardig en gaan van kwaad tot erger, zij geven niets om Mij,’ zegt de Here. 4‘Pas op voor uw buurman! Kijk uit voor uw broer! Zij geven niets om een ander en verspreiden gemene leugens. 5De ene vriend bedriegt de andere. Met geoefende tong leiden zij elkaar met leugens om de tuin en zij vermoeien zichzelf met al hun zonden. 6Zij bouwen hun huis op bedrog en weigeren Mij te erkennen,’ zegt de Here. 7Daarom zegt de Here van de hemelse legers: ‘Kijk, Ik zal hen smelten en hen zuiveren en testen als metaal. Wat kan Ik anders met hen doen? 8Want hun tongen zijn net dodelijke speren. Zij praten vriendelijk met hun naasten, terwijl zij van plan zijn hen te doden. 9Moet Ik hen voor zulke dingen niet straffen?’ vraagt de Here. ‘Moet Ik Mij niet wreken op een volk als dit? 10Treurend en huilend kijk Ik naar de bergen en weilanden, want die liggen er verlaten bij. Er is geen levende ziel meer te bekennen. Weg is het geloei van het vee, weg zijn de vogels en de wilde dieren. Ze zijn allemaal gevlucht. 11Ik zal van Jeruzalem één grote steenhoop maken, een schuilplaats voor de jakhalzen. De steden van Juda zullen er verlaten en levenloos bijliggen.’

12Wie is wijs genoeg om dit alles te begrijpen? Waar is Gods vertrouweling die dit allemaal kan uitleggen? Waarom is het land één wildernis waar niemand doorheen durft te reizen? 13‘Omdat,’ antwoordt de Here, ‘mijn volk mijn geboden heeft verlaten en mijn wetten niet heeft nageleefd. 14Ze deden hun eigen zin en vereerden verschillende afgoden, zoals de vaders hun kinderen leerden.’ 15Daarom zegt de Here, de God van Israël: ‘Kijk, Ik zal hun bitter voedsel te eten en vergif te drinken geven. 16Ik zal hen over de hele wereld verspreiden zodat zij vreemdelingen zijn in verre landen, en Ik zal hen met het zwaard achtervolgen tot Ik hen volledig heb vernietigd.’ 17-18 De Here van de hemelse legers zegt: ‘Snel, haal klaagvrouwen hier! Begin snel met uw rouwklachten, zodat onze tranen stromen. 19Hoor hoe Jeruzalem vertwijfeld huilt.’ Dit is het einde! Wat een schande! Wij moeten onze huizen en ons land verlaten, alles is totaal vernield! 20Luister naar de woorden van God, treurende vrouwen. Leer uw dochters te rouwen en leer het ook elkaar. 21Want door de ramen is de dood onze huizen binnengeslopen. Hij heeft de jeugd laten sterven, de kinderen op straat en de jonge mannen op de pleinen. 22‘Vertel hun dit,’ zegt de Here: ‘Lijken liggen als mest over de akkers verspreid, als schoven achter de maaier en niemand zal ze verzamelen.’

23De Here zegt: ‘Laat de wijze man niet pochen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht en de rijke niet op zijn rijkdom. 24Laten zij zich er alleen op beroemen dat zij Mij werkelijk kennen. Dat zij weten dat Ik de Here ben, een God van liefde die de aarde rechtvaardig regeert, want in deze dingen heb Ik genoegen.’

25-26 ‘Er komt een tijd,’ zegt de Here, ‘dat Ik allen zal straffen die wel lichamelijk, maar niet geestelijk zijn besneden, de Egyptenaren, Edomieten, Ammonieten, Moabieten, Arabieren en ja, zelfs u, het volk van Juda. Want alle heidense volken zijn onbesneden. Maar, Israël, als u uw harten niet besnijdt door van Mij te houden, dan bent u in wezen aan hen gelijk.’

Japanese Contemporary Bible

エレミヤ書 9:1-26

9

1ああ、私の目が涙の泉であったら、

殺された同胞のために、

昼となく夜となく、永久にすすり泣くことだろう。

2ああ、どこか遠くへ行って何もかも忘れ、

荒野の小屋に住めたら、どんなに気が楽だろう。

彼らはみな姦淫の罪を犯し、

裏切り者になり下がってしまった。

3「彼らは舌を弓のように曲げ、不真実という矢を射る。

正しいことには縁もゆかりもない者で、

悪から悪へと進み、わたしのことなど

いっこう心に留めない」と、主は言います。

4隣人や兄弟に気をつけなさい。

だれもかれも人を利用しようと、

中傷し合うからです。

5彼らは、よく訓練された舌で互いにだまし合い、

罪を犯し続けて、弱り果てます。

6「彼らは悪に悪を、偽りに偽りを積み重ね、

絶対にわたしのところへ来ようとしない」と、

主は言います。

7そのため、天の軍勢の主は、さらにこうつけ加えます。

「わたしは彼らを悩みの炉に入れてとかす。

彼らを精錬し、金属のように試す。

これ以外にどんなことができよう。

8彼らの舌は毒矢のようなうそを射る。

口先では穏やかに語るが、

心の中では相手を殺そうと企む。

9この事実に目をつぶり、

罰せずに放っておけるだろうか。

このような国に復讐しないでいられようか。」

10私は泣きながら、山や牧場を指さします。

そこには住む者もなく、

すっかり荒れ果てているのです。

家畜の鳴き声は絶え、鳥や獣も姿を消しました。

11「わたしはエルサレムを、瓦礫の山にする。

そこを住みかとするのは山犬だけだ。

ユダの町々は、誰ひとり住む者のない廃墟になる。」

12このことを悟る知恵者は、どこにいるでしょう。

このことを説明してくれる主の使者は、

どこにいるのでしょうか。

どうしてこの国は荒れ地となり、

通行人さえいなくなったのでしょうか。

13「それは、わたしの民がわたしの戒めを捨て、おきてに従わなかったからだ。 14それどころか、好き勝手なことばかりして、先祖が伝えたバアルを拝んだ。 15そこで、イスラエルの神であるわたしは言う。彼らに苦い物を食べさせ、毒を飲ませる。 16彼らを世界中に散らし、遠くの国々に追い払う。どこへ行っても、剣に追い回され、ついに根絶やしにされる。

17-18わたしは言う。

大急ぎで泣き女を呼んで来て、泣かせなさい。

涙を滝のように流させるのだ。

19エルサレムが絶望しきって泣いているのを聞け。

『町はすっかり荒れ果てた。悲劇が私たちを襲った。

こうなったら、国も家も見捨てるよりほかない。』」

20大声を上げて泣く女たちよ、

神のことばに耳を傾けなさい。

娘と隣人に、泣き方を教えなさい。

21死が窓から家に忍び込み、

若いいのちをもぎ取ったからです。

道ばたで遊ぶ子どもの姿はなく、

広場にも若者の姿はありません。

22次のことを話すようにと、主は言います。

死体は肥やしのように、

刈り入れのあとの束のように、

あちこちに散らされたままで、だれも埋めてくれない。

23主は命じます。

「知恵のある者は、知恵をひけらかしてはいけない。

力のある者は力を、金持ちは富を誇ってはいけない。

24誇る者は、わたしをほんとうに知っていることと、

わたしが正義の主であって、

その愛は変わらないと知っていることを誇りなさい。

25-26わたしが、体に割礼(男子が生まれて八日目に

その生殖器の包皮を切り取る儀式)を受けていても、

心に割礼を受けていないエジプト人、エドム人、

アモン人、モアブ人、アラブ人、

そしておまえたちユダの民を

罰する時が近づいている。

異教の国々の民でも体の割礼は受ける。

わたしを愛するしるしに心の割礼を受けなければ、

おまえたちの割礼は、

異教徒の儀式と少しも変わらない。」