Jeremia 16 – HTB & NIVUK

Het Boek

Jeremia 16:1-21

Droevige dagen voorzegd

1Op een ander tijdstip sprak de Here opnieuw met mij en zei: 2‘U mag hier niet trouwen en kinderen krijgen. 3-4 Want zowel de kinderen die in deze stad geboren zijn, als hun ouders zullen aan ongeneeslijke ziekten sterven. Niemand zal om hen treuren of hen begraven, hun lijken zullen als mest op de grond blijven liggen. Zij zullen sterven door oorlog en hongersnood en hun lichamen zullen als aas dienen voor gieren en wilde dieren. 5Ga niet naar hun begrafenissen. Treur of huil niet om hen en ga ook niet condoleren, want Ik heb mijn bescherming en vrede van hen weggenomen, mijn liefdevolle zorg en genade teruggetrokken. 6Groot en klein zullen in dit land sterven, onbegraven en niet betreurd. Hun vrienden zullen zich als teken van rouw niet snijden of hun hoofdhaar afscheren als teken van rouw. 7Niemand zal de rouwenden troosten met een maaltijd of hun een beker wijn aanbieden als teken van verdriet om de dood van hun ouders. 8Als voorteken van de droevige dagen die zullen komen, mag u hun feesten en partijen niet meer bijwonen, u mag zelfs niet samen met hen de maaltijd gebruiken. 9Want de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: nog tijdens uw leven, voor uw eigen ogen, zal Ik een eind maken aan het gelach in dit land, aan de blijde liederen en het zingen van bruid en bruidegom. 10En als u de mensen dit alles vertelt en zij u vragen: “Waarom dreigt de Here ons met zulke vreselijke dingen? Waaraan hebben wij zoʼn behandeling verdiend? Welke zonde hebben wij tegen de Here, onze God, begaan?”, 11geef hun dan het antwoord van de Here: omdat uw voorouders Mij de rug hebben toegekeerd. Zij hebben andere goden aanbeden en gediend. Zij hebben zich niet aan mijn wetten gehouden. 12Maar u hebt zich nog erger misdragen dan uw voorouders! U volgt de slechte ingeving van uw zondige hart en weigert naar Mij te luisteren. 13Daarom zal Ik u uit dit land verdrijven en u naar een vreemd land jagen waar uw voorouders noch u ooit zijn geweest. Daar kunt u doen wat u wilt en alle afgoden aanbidden die er maar zijn, maar Ik zal u dan geen voorrechten en genade meer verlenen!

14-15 Maar,’ zegt de Here, ‘er zal ooit een dag komen waarop iedereen erover praat hoe God zijn volk heeft teruggebracht vanuit de landen in het noorden, waarheen Hij het als straf in slavernij had gestuurd. U zult het niet meer over Mij hebben als de God die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde. Dat machtige wonder zal dan nog maar zelden worden genoemd. Ja, Ik zal u weer terugbrengen,’ zegt de Here, ‘naar ditzelfde land dat Ik uw voorouders gaf.

16Maar nu laat Ik vele vissers komen die u moeten opvissen uit de diepten, en Ik stuur jagers die u zullen opjagen als herten in de bergen en klipgeiten in onbegaanbare rotskloven. 17Want Ik houd u scherp in het oog en zie elke zonde. U hoeft niet te denken dat u zich voor Mij kunt verbergen. 18Ik zal u dubbel straffen voor al uw zonden, omdat u mijn land hebt verontreinigd met uw walgelijke afgodsbeelden.’

19Jeremia zegt daarop: ‘O Here, mijn sterkte en mijn burcht, mijn toevlucht in tijden van nood, alle volken uit de hele wereld zullen naar U toekomen en zeggen: “Onze voorouders zijn dom geweest, want zij aanbaden waardeloze afgoden!” 20Kan een mens zijn eigen god maken? Ja, alleen zijn zij geen echte goden.’ 21‘Als zij met die instelling en overtuiging bij Mij komen,’ zegt de Here, ‘zal Ik hun mijn kracht en macht laten zien en hen uiteindelijk laten begrijpen dat alleen Ik Here ben.’

New International Version – UK

Jeremiah 16:1-21

Day of disaster

1Then the word of the Lord came to me: 2‘You must not marry and have sons or daughters in this place.’ 3For this is what the Lord says about the sons and daughters born in this land and about the women who are their mothers and the men who are their fathers: 4‘They will die of deadly diseases. They will not be mourned or buried but will be like dung lying on the ground. They will perish by sword and famine, and their dead bodies will become food for the birds and the wild animals.’

5For this is what the Lord says: ‘Do not enter a house where there is a funeral meal; do not go to mourn or show sympathy, because I have withdrawn my blessing, my love and my pity from this people,’ declares the Lord. 6‘Both high and low will die in this land. They will not be buried or mourned, and no-one will cut themselves or shave their head for the dead. 7No-one will offer food to comfort those who mourn for the dead – not even for a father or a mother – nor will anyone give them a drink to console them.

8‘And do not enter a house where there is feasting and sit down to eat and drink. 9For this is what the Lord Almighty, the God of Israel, says: Before your eyes and in your days I will bring an end to the sounds of joy and gladness and to the voices of bride and bridegroom in this place.

10‘When you tell these people all this and they ask you, “Why has the Lord decreed such a great disaster against us? What wrong have we done? What sin have we committed against the Lord our God?” 11then say to them, “It is because your ancestors forsook me,” declares the Lord, “and followed other gods and served and worshipped them. They forsook me and did not keep my law. 12But you have behaved more wickedly than your ancestors. See how all of you are following the stubbornness of your evil hearts instead of obeying me. 13So I will throw you out of this land into a land neither you nor your ancestors have known, and there you will serve other gods day and night, for I will show you no favour.”

14‘However, the days are coming,’ declares the Lord, ‘when it will no longer be said, “As surely as the Lord lives, who brought the Israelites up out of Egypt,” 15but it will be said, “As surely as the Lord lives, who brought the Israelites up out of the land of the north and out of all the countries where he had banished them.” For I will restore them to the land I gave to their ancestors.

16‘But now I will send for many fishermen,’ declares the Lord, ‘and they will catch them. After that I will send for many hunters, and they will hunt them down on every mountain and hill and from the crevices of the rocks. 17My eyes are on all their ways; they are not hidden from me, nor is their sin concealed from my eyes. 18I will repay them double for their wickedness and their sin, because they have defiled my land with the lifeless forms of their vile images and have filled my inheritance with their detestable idols.’

19Lord, my strength and my fortress,

my refuge in time of distress,

to you the nations will come

from the ends of the earth and say,

‘Our ancestors possessed nothing but false gods,

worthless idols that did them no good.

20Do people make their own gods?

Yes, but they are not gods!’

21‘Therefore I will teach them –

this time I will teach them

my power and might.

Then they will know

that my name is the Lord.