Ezechiël 47 – HTB & NIRV

Het Boek

Ezechiël 47:1-23

Het water dat leven brengt

1Toen bracht de man mij terug naar de ingang van de tempel. Ik zag water van onder de ingang van de tempel wegstromen in oostelijke richting. Het water liep rechts langs de zuidkant van het altaar naar beneden. 2Hij bracht mij daarna via de noordelijke poort buiten de muur en leidde mij naar de oostelijke poort, waar ik het water zag opborrelen aan de zuidkant (van de oostelijke poort). 3Al metend nam hij mij over een afstand van vierhonderdvijftig meter mee langs de stroom en zei mij mee over te steken. Op die plaats kwam het water tot aan mijn enkels. 4Hij telde nog eens vierhonderdvijftig meter uit en daar reikte het water al tot mijn knieën. 5Nog eens vierhonderdvijftig meter verderop reikte het water tot mijn middel. Bij het volgende meetpunt na vierhonderdvijftig meter was het water zo diep dat ik moest zwemmen om te kunnen oversteken. Lopen was niet mogelijk. 6Hij zei mij te onthouden wat ik had gezien en nam mij mee terug langs de oever.

7Toen ik aan de oever terugkwam, zag ik aan beide zijden van de stroom talloze bomen staan! 8Hij vertelde mij toen: ‘Deze rivier stroomt in oostelijke richting door de woestijn en door het Jordaandal naar de Dode Zee, waar het het zoute water zal genezen en weer fris en helder zal maken. 9Alles wat met het water van deze rivier in aanraking komt, zal leven. De Dode Zee zal wemelen van vis, omdat haar water weer zuiver zal zijn. Waar dit water ook stroomt, zal het leven brengen. 10Vissers zullen langs de kusten van de Dode Zee staan en vis vangen van Engedi tot aan En-Eglaïm. Overal langs de kust zullen visnetten in de zon liggen te drogen. Alle soorten vis zullen in de Dode Zee rondzwemmen, net als in de Middellandse Zee! 11Alleen de moerassen en poelen zullen niet worden genezen, zij zullen zout blijven. 12Langs de rivieroevers zullen allerlei soorten vruchtbomen groeien. De bladeren zullen nooit verdorren en afvallen. Er zullen altijd vruchten aan zitten. Elke maand zal er een nieuwe oogst zijn, zonder ook maar één misoogst! Want de bomen krijgen voortdurend water van de rivier die in de tempel zijn bron heeft. Het fruit zal als voedsel dienen en de bladeren zullen geneeskrachtig zijn.

13De Oppermachtige Here zegt: “Dit zijn de aanwijzingen voor de verdeling van het land onder de twaalf stammen van Israël: de stam van Jozef (Efraïm en Manasse) zal twee gedeelten krijgen. 14Verder zal elke stam een even groot gedeelte krijgen. Ik heb plechtig gezworen dat Ik het land aan uw voorouders zou geven en nu zult u het erven. 15De noordgrens zal vanaf de Middellandse Zee naar Hethlon lopen, vandaar naar Sedad, 16dan via Hamath, Beroth en Sibraïm, plaatsen op de grens tussen Damascus en Hamath, ten slotte naar Hazer, dat op de grens van Hauran ligt. 17Zo zal de noordgrens lopen van de Middellandse Zee tot aan Hazar-Enon op de grens, de omgeving van Damascus en Hamath in het noorden. 18De oostgrens zal vanaf Hazar-Enon in zuidelijke richting naar de berg Hauran lopen, waar hij naar het westen in de richting van de Jordaan zal afbuigen tot aan de zuidelijke punt van het Meer van Galilea. Vandaar loopt hij verder langs de Jordaan en voorbij de Dode Zee naar Tamar, op die manier Israël van Gilead scheidend. 19De zuidgrens zal vanaf Tamar in westelijke richting naar de bronnen bij Meribath-Kades lopen en vanaf dat punt verder de loop van de beek van Egypte volgen tot aan de Middellandse Zee. 20In het westen zal uw land worden begrensd door de Middellandse Zee, vanaf de zuidgrens tot aan het punt op de kust tegenover Hamath. 21Verdeel het land binnen deze grenzen onder de stammen van Israël. 22Neem het land als een erfenis voor uzelf en voor de buitenlanders die met hun gezinnen bij u wonen. Alle kinderen die in het land worden geboren, ook als hun ouders buitenlanders zijn, moeten worden beschouwd als Israëlitische burgers door geboorte en hebben dezelfde rechten als uw eigen kinderen. 23Al deze immigranten moet land worden gegeven, bij welke stam zij ook verblijven.” ’

New International Reader’s Version

Ezekiel 47:1-23

A River Will Flow From the Temple

1The man brought me back to the entrance to the temple. I saw water flowing east from under a temple gateway. The temple faced east. The water was coming down from under the south side of the temple. It was flowing south of the altar. 2Then he brought me out through the north gate of the outer courtyard. He led me around the outside to the outer gate that faced east. The water was flowing from the south side of the east gate.

3Then the man went toward the east. He had a measuring line in his hand. He measured off 1,700 feet. He led me through water that was up to my ankles. 4Then he measured off another 1,700 feet. He led me through water that was up to my knees. Then he measured off another 1,700 feet. He led me through water that was up to my waist. 5Then he measured off another 1,700 feet. But now it was a river that I could not go across. The water had risen so high that it was deep enough to swim in. 6He asked me, “Son of man, do you see this?”

Then he led me back to the bank of the river. 7When I arrived there, I saw many trees. They were on both sides of the river. 8The man said to me, “This water flows toward the eastern territory. It goes down into the Arabah Valley. There it enters the Dead Sea. When it empties into it, the salt water there becomes fresh. 9Many creatures will live where the river flows. It will have many schools of fish. This water flows there and makes the salt water fresh. So where the river flows everything will live. 10People will stand along the shore to fish. From En Gedi all the way to En Eglaim there will be places for spreading fishnets. The Dead Sea will have many kinds of fish. They will be like the fish in the Mediterranean Sea. 11But none of the swamps will have fresh water in them. They will stay salty. 12Fruit trees of all kinds will grow on both banks of the river. Their leaves will not dry up. The trees will always have fruit on them. Every month they will bear fruit. The water from the temple will flow to them. Their fruit will be used for food. And their leaves will be used for healing.”

The Borders of the Land

13Here is what the Lord and King says. “People of Israel, here are the borders of the land that you will divide up. You will divide up the land among the 12 tribes of Israel. Each tribe will receive a share. But the family of Joseph will have two shares. 14Divide the land into equal parts. Long ago I raised my hand and made a promise. I promised to give the land to your people of long ago. So all of it will belong to you.

15“Here are the borders of the land.

“On the north side the border will start at the Mediterranean Sea. It will go by the Hethlon road past Lebo Hamath. Then it will continue on to Zedad, 16Berothah and Sibraim. Sibraim is between Damascus and Hamath. The border will reach all the way to Hazer Hattikon. It is right next to Hauran. 17The border will go from the sea to Hazar Enan. It will run north of Damascus and south of Hamath. This will be the northern border.

18On the east side the border will run between Hauran and Damascus. It will continue along the Jordan River between Gilead and the land of Israel. It will reach to the Dead Sea and all the way to Tamar. This will be the eastern border.

19On the south side the border will start at Tamar. It will reach all the way to the waters of Meribah Kadesh. Then it will run along the Wadi of Egypt. It will end at the Mediterranean Sea. This will be the southern border.

20On the west side, the Mediterranean Sea will be the border. It will go to a point across from Lebo Hamath. This will be the western border.

21“You must divide up this land among yourselves. Do this based on the number of men in your tribes. 22Each of the tribes must receive a share of the land. You must also give some land to the outsiders who live among you and who have children. Treat them as if they had been born in Israel. Let them have some land among your tribes. 23Outsiders can live in the land of any tribe. There you must give them their share,” announces the Lord and King.