Ezechiël 39 – HTB & PCB

Het Boek

Ezechiël 39:1-29

Gods heilige naam bekendgemaakt

1‘Mensenzoon, profeteer ook het volgende tegen Gog: “Ik sta tegenover u, koning Gog van Mesech en Tubal. 2Ik zal u vanuit het verre noorden opdrijven naar de bergen van Israël. 3Ik zal u daar de wapens uit handen slaan en hulpeloos achterlaten. 4U en al uw grote legereenheden zullen in de bergen van Israël sterven. Ik zal u aan de gieren en de wilde dieren ten prooi geven, zodat zij u kunnen verscheuren. 5U zult de steden nooit bereiken, in het open veld zult u sneuvelen, want Ik heb gesproken,” zegt de Oppermachtige Here. 6“Ik zal vuur laten regenen op Magog en op al uw bondgenoten, die veilig langs de kust leven. Zij zullen ontdekken dat Ik de Here ben. 7Zo zal Ik mijn heilige naam bekendmaken onder mijn volk Israël. Ik zal niet langer toelaten dat het wordt beledigd. En ook de volken zullen weten dat Ik de Here ben, de Heilige van Israël. 8Die dag van het oordeel komt eraan, alles zal gebeuren zoals Ik heb aangekondigd.

9De inwoners van de steden van Israël zullen naar buiten komen en uw schilden, pijlen, bogen en speren verzamelen om te verbranden. Het zal genoeg zijn om hun zeven jaar van brandstof te voorzien. 10Zeven jaar lang zullen zij niets anders nodig hebben voor hun haardvuren. Zij zullen geen hout hoeven te verzamelen op het land of in het bos, want deze wapens leveren alles wat zij nodig hebben. Zij zullen de bezittingen gebruiken van degenen die hen aanvielen. 11En Ik zal een enorme begraafplaats maken voor Gog en zijn legers in de Vallei van de Reizigers, ten oosten van de Dode Zee. Dat zal alle reizigers de weg versperren. Daar zullen Gog en al zijn strijders worden begraven. En die plaats zal daarna ‘Vallei van Gogs leger’ worden genoemd. 12De Israëlieten zullen zeven maanden nodig hebben om alle lichamen te begraven en zo hun land te zuiveren. 13Iedere Israëliet zal daarbij helpen, want het zal een belangrijke dag zijn voor Israël, wanneer Ik mijn heerlijkheid toon,” stelt de Here. 14“Na die zeven maanden zullen zij mannen aanwijzen die in het hele land moeten zoeken naar achtergebleven beenderen om die alsnog te begraven, zodat het land helemaal wordt gereinigd. 15-16 Als iemand enkele beenderen ziet, moet hij er een teken bijzetten voor de doodgravers. Die kunnen de beenderen dan meenemen naar de ‘Vallei van Gogs leger’ en ze daar begraven. Daar ligt ook een stad met de naam Massa. Op die manier zal het land ten slotte weer helemaal zijn gereinigd.”

17En roep nu, mensenzoon, de vogels en de andere dieren en zeg hun: “Kom bij elkaar voor een groot offerfeest. Kom van heinde en verre naar de bergen van Israël. Kom, eet het vlees en drink het bloed! 18Eet het vlees van machtige mannen en drink het bloed van heersers, zij zijn als het ware de rammen, de lammeren, de geiten en de vette jonge stieren van Basan voor mijn feest! 19Eet vlees totdat u verzadigd bent, drink bloed totdat u dronken bent, dit is het offerfeest dat Ik voor u heb klaargemaakt. 20Vier feest aan mijn tafel, klink op de paarden, de ruiters en de moedige strijders,” zegt de Oppermachtige Here. 21“Zo zal Ik mijn heerlijkheid aan de volken tonen: allen zullen zien hoe Ik Gog straf en zij zullen weten dat Ik het heb gedaan. 22Vanaf die tijd zal het volk Israël weten dat Ik, de Here, zijn God ben.

23En de volken zullen weten waarom de Israëlieten in ballingschap werden gestuurd! Het was een straf voor hun zonde, want zij waren ontrouw aan Mij, hun God. Daarom keerde Ik Mij van hen af en liet toe dat hun vijanden hen in het nauw dreven en hen doodden met het zwaard. 24Ik keerde mijn gezicht af en gaf hun een straf die paste bij de schaamteloosheid van hun zonden.

25Maar,” zegt de Oppermachtige Here, “nu zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van mijn volk en het genadig zijn. Ik zal het weer welvaart geven, want dat komt mijn naam ten goede! 26Het verraad en de schande van de Israëlieten zullen verleden tijd zijn, zij zullen weer thuis zijn en in vrede en veiligheid in hun vaderland wonen, zonder dat iemand hen lastigvalt of angst aanjaagt. 27Ik zal hen thuisbrengen vanuit de landen van hun vijanden en mijn heerlijkheid zal daardoor voor alle volken duidelijk te zien zijn. Door hen zal Ik mijn heiligheid in de ogen van de volken tot zijn recht laten komen. 28Dan zal mijn volk weten dat Ik de Here, hun God, verantwoordelijk ben voor hun ballingschap en ook verantwoordelijk voor hun terugkeer uit die ballingschap. Geen van hen zal Ik in vreemde landen achterlaten. 29En Ik zal mijn gezicht nooit meer voor hen verbergen, want Ik zal mijn Geest over hen uitstorten,” zegt de Oppermachtige Here.’

Persian Contemporary Bible

حزقيال 39:1-29

1«ای انسان خاكی، باز دربارهٔ جوج پيشگويی كن و بگو: ”ای جوج كه پادشاه ماشک و توبال هستی، خداوند می‌گويد من بر ضد تو هستم. 2تو را از راهی كه می‌روی باز می‌گردانم و از شمال به طرف کوههای اسرائيل می‌آورم. 3سلاحهای سپاهيانت را از دستهايشان می‌اندازم. 4تو و تمام سپاه عظيمت در کوهها خواهيد مرد. شما را نصيب لاشخورها و جانوران می‌گردانم. 5در صحرا از پای در خواهيد آمد. من كه خداوند هستم اين را گفته‌ام. 6بر ماجوج و تمام هم‌پيمانانت كه در سواحل در امنيت زندگی می‌كنند، آتش می‌بارانم و آنها خواهند دانست كه من خداوند هستم.“

7«به اين طريق نام قدوس خود را به قوم خود اسرائيل می‌شناسانم و ديگر نمی‌گذارم نام قدوس من بی‌حرمت شود. آنگاه قومها خواهند دانست كه من خداوند، خدای قدوس قوم اسرائيل هستم.» 8خداوند می‌گويد: «آن روز داوری خواهد رسيد و همه چيز درست به همان طريقی كه گفته‌ام اتفاق خواهد افتاد.

9«ساكنان شهرهای اسرائيل از شهر خارج شده، تمام سلاحهای شما را يعنی سپرها، كمانها، تيرها، نيزه‌ها و چماقها را برای سوزاندن جمع خواهند كرد و اين برای هيزم هفت سال كافی خواهد بود. 10اين سلاحهای جنگی تا هفت سال آتش آنها را تأمين خواهد كرد. از صحرا هيزم نخواهند آورد و از جنگل چوب نخواهند بريد، چون اين سلاحها احتياج آنها را از لحاظ هيزم رفع خواهد كرد. قوم اسرائيل غارت‌كنندگان خود را غارت خواهند نمود.» خداوند اين را فرموده است.

11خداوند می‌فرمايد: «من در اسرائيل در ”وادی عابران“، كه در شرق دريای مرده قرار دارد، برای جوج و تمام سپاهيان او گورستان بزرگی درست می‌كنم به طوری كه راه عابران را مسدود خواهد ساخت. جوج و تمام سپاهيانش در آنجا دفن خواهند شد و نام آن وادی به ”درهٔ سپاهيان جوج“ تبديل می‌گردد. 12هفت ماه طول خواهد كشيد تا قوم اسرائيل جنازه‌ها را دفن كنند و زمين را پاک سازند. 13تمام اسرائيلی‌ها جمع خواهند شد و اجساد را دفن خواهند كرد. اين روز پيروزی من، برای اسرائيل روزی فراموش نشدنی خواهد بود. 14پس از پايان اين هفت ماه، عده‌ای تعيين می‌شوند تا در سراسر زمين بگردند و اجسادی را كه باقی مانده‌اند پيدا كنند و دفن نمايند تا زمين كاملاً پاک شود. 15هر وقت آنها استخوان انسانی را ببينند، علامتی كنارش می‌گذارند تا دفن‌كنندگان بيايند و آن را به ”درهٔ سپاهيان جوج“ ببرند و در آنجا دفن كنند. 16(در آن محل شهری به نام اين سپاهيان خواهد بود.) به اين ترتيب، زمين بار ديگر پاک خواهد شد.»

17خداوند به من فرمود: «ای انسان خاكی، تمام پرندگان و جانوران را صدا كن و به آنها بگو كه خداوند می‌گويد: ”بياييد و قربانی‌ای را كه برای شما آماده كرده‌ام بخوريد. به کوههای اسرائيل بياييد و گوشت بخوريد و خون بنوشيد! 18گوشت جنگاوران را بخوريد و خون رهبران جهان را بنوشيد كه مانند قوچها، بره‌ها، بزها و گاوهای پرواری ذبح شده‌اند. 19آنقدر گوشت بخوريد تا سير شويد و آنقدر خون بنوشيد تا مست گرديد! اين جشن قربانی را من برايتان ترتيب داده‌ام! 20به مهمانی من بياييد و بر سر سفره‌ام گوشت اسبان، سواران و جنگاوران را بخوريد! من كه خداوند هستم اين را می‌گويم.“»

بازگشت اسرائيل

21خداوند می‌فرمايد: «در ميان قومها جلال و عظمت خود را به اين طريق نشان خواهم داد. همه مجازات شدن جوج را خواهند ديد و خواهند دانست كه اين كار من است. 22قوم اسرائيل نيز خواهند دانست كه من خداوند، خدای ايشان هستم. 23قومها پی خواهند برد كه قوم اسرائيل به سبب گناهان خود تبعيد شده بودند، زيرا به خدای خود خيانت كرده بودند. پس من نيز روی خود را از آنان برگرداندم و گذاشتم دشمنانشان ايشان را نابود كنند. 24رويم را از ايشان برگرداندم و آنان را به سزای گناهان و اعمال زشتشان رساندم.»

25خداوند می‌فرمايد: «ولی اينک به اسارت قوم خود پايان می‌دهم و بر ايشان رحم می‌كنم و غيرتی را كه برای نام قدوس خود دارم نشان خواهم داد. 26وقتی آنها بار ديگر در وطن خود دور از تهديد ديگران در امنيت ساكن شوند آنگاه ديگر به من خيانت نخواهند كرد و سرافكنده نخواهند شد. 27آنان را از سرزمينهای دشمنانشان به وطن باز می‌گردانم و بدين ترتيب، بوسيلهٔ ايشان به قومها نشان می‌دهم كه من قدوس هستم. 28آنگاه قوم من خواهند دانست كه من خداوند، خدای ايشان هستم و اين منم كه آنان را به اسارت می‌فرستم و باز می‌گردانم و نمی‌گذارم حتی يک نفر از آنها در سرزمين بيگانه باقی بماند. 29من روح خود را بر آنها می‌ريزم و ديگر هرگز روی خود را از ايشان برنمی‌گردانم. من كه خداوند هستم اين را گفته‌ام.»