Exodus 33 – HTB & CCBT

Het Boek

Exodus 33:1-23

Zegen en oordeel

1De Here zei tegen Mozes: ‘Breng dit volk dat u uit Egypte hier hebt gebracht, naar het land dat Ik aan Abraham, Isaak en Jakob heb beloofd met de woorden: “Ik zal dit land aan uw nakomelingen geven.” 2Ik stuur een Engel voor u uit die de Kanaänieten, Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten zal verdrijven. 3Het is een land dat overvloeit van melk en honing. Maar Ik zal Zelf niet met u meereizen, want u bent een koppig en ongehoorzaam volk. Onderweg zou Ik voortdurend in de verleiding komen u te vernietigen.’ 4Toen de Israëlieten die laatste woorden van de Here hoorden, treurden zij. Niemand droeg meer sieraden. 5Want de Here had Mozes opdracht gegeven tegen hen te zeggen: ‘U bent ongehoorzaam en koppig. Als Ik ook maar een moment in uw midden zou zijn, zou Ik u vernietigen. Draag geen sieraden totdat Ik heb besloten wat Ik met u zal doen.’ 6Het volk droeg de rest van de reis vanaf de berg Horeb geen sieraden meer.

7Mozes zette de heilige tent (de tent van de samenkomst, zoals hij hem noemde) ver buiten het kamp op. Ieder die de Here raad wilde vragen, ging naar die tent. 8Wanneer Mozes naar de tent van de samenkomst ging en door het kamp liep, gingen alle Israëlieten voor hun tent staan en keken hem na tot hij in de tent verdween. 9Zodra Mozes binnen was, kwam de wolk naar beneden en bleef voor de ingang staan. Dan sprak de Here met Mozes. 10Als het volk de wolk bij de ingang van de tent zag staan, knielde iedereen neer, ieder bij zijn eigen tent. 11In de tent sprak de Here heel vertrouwelijk met Mozes, zoals vrienden dat doen. Na het gesprek keerde Mozes altijd terug naar het kamp, maar de jonge man die hem assisteerde, Jozua, de zoon van Nun, bleef in de tent achter.

12Toen zei Mozes tegen de Here: ‘U hebt tegen mij gezegd: “Breng deze mensen naar het Beloofde Land,” maar U hebt niet gezegd wie U met mij mee wilt laten gaan. U hebt mij verteld dat ik uw vriend ben en dat ik genade heb gevonden in uw ogen. 13Here, als ik dan genade heb gevonden in uw ogen, laat mij dan duidelijk zien welke weg U met dit volk wilt gaan, zodat ik U beter leer kennen en begrijpen. Denk er toch aan dat dit volk uw volk is.’ 14En de Here antwoordde: ‘Voelt u zich dan pas gerust als Ik Zelf meega?’ 15Mozes zei: ‘Als U niet Zelf meegaat, laat ons dan niet vertrekken. 16Want als U niet meegaat, zal niemand ooit weten dat ik en mijn volk genade hebben gevonden in uw ogen en verschillend zijn van andere volken op aarde.’ 17Daarop zei de Here tegen Mozes: ‘Ik zal doen wat u Mij hebt gevraagd, want het is een feit dat u genade hebt gevonden in mijn ogen en dat Ik u als mijn vriend beschouw.’

18Toen vroeg Mozes: ‘Wilt U mij uw heerlijkheid tonen?’ 19De Here antwoordde: ‘Ik zal mijn goedheid aan u voorbij laten trekken en de naam van de Here luid voor u uitroepen. Ik ben genadig voor wie Ik genadig wil zijn en Ik ontferm Mij over wie Ik Mij wil ontfermen. 20U zult mijn gezicht echter niet zien, want er is geen mens die kan blijven leven nadat hij mijn gezicht heeft gezien. 21Kom hier op de rots naast Mij staan. 22Als mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in die rotskloof zetten en met mijn hand beschermen tot Ik voorbij ben gegaan. 23Daarna zal Ik mijn hand weghalen en zult u Mij van achteren zien. Mijn gezicht zult u nooit zien.’

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

出埃及記 33:1-23

1耶和華對摩西說:「我曾向亞伯拉罕以撒雅各起誓,應許把迦南賜給他們的後代。現在你和你從埃及領出來的百姓要動身去那裡。 2我必差遣天使走在你們前面,趕出當地的迦南人、亞摩利人、人、比利洗人、希未人和耶布斯人, 3帶你們進入那奶蜜之鄉。但我不會跟你們一起去,免得我在途中就把你們滅絕了,因為你們是頑固不化的百姓。」

4百姓聽見這壞消息,都非常哀傷,不再佩戴飾物了。 5耶和華對摩西說:「你去向以色列百姓宣佈,『你們這些頑固不化的人,我就是跟你們在一起待一刻,都恐怕會滅絕你們。現在你們要摘下自己身上的飾物,我再決定怎樣處置你們。』」 6因此,以色列百姓從何烈山開始就不再佩戴飾物了。

耶和華的會幕

7摩西通常把帳幕支搭在營外離百姓較遠的地方,摩西稱帳幕為會幕。凡求問耶和華的,都會去那裡。 8摩西離營去會幕的時候,百姓就都一同起來,各人站在自己的帳篷門口目送摩西走進會幕。 9摩西進入會幕後,便有雲柱降下來,停在會幕門口,耶和華就跟摩西說話。 10每當百姓看見這景象,他們都站在自己的帳篷門口敬拜耶和華。 11在會幕內,耶和華跟摩西面對面說話,好像兩個朋友談話一樣。然後,摩西返回營中,但他的年輕助手、的兒子約書亞仍然留在會幕。

耶和華的榮耀

12摩西對耶和華說:「你吩咐我帶領這些百姓,卻沒有告訴我你將要派誰與我同去,只說,『我憑名字認識你,你在我面前蒙了恩。』 13我若已經在你面前蒙恩,就求你把你的道路指示我,好讓我認識你,繼續在你面前蒙恩。求你顧念這些百姓是你的子民。」 14耶和華回答他說:「我必親自與你同去,使你平安穩妥。」 15摩西說:「你若不與我們同去,就不要讓我們離開這裡。 16你若不與我們同去,誰會知道我和你的子民在你面前蒙了恩呢?豈不是因為你的同在才使我們不同於地上其他民族嗎?」

17耶和華回答說:「我答應你的請求,因為你在我面前蒙了恩,我憑名字認識你。」 18摩西說:「求你向我彰顯你的榮耀。」 19耶和華說:「我必叫你看見我一切的美善,我要在你面前宣告我的名——耶和華,我要恩待誰就恩待誰,我要憐憫誰就憐憫誰。 20但你不能看我的臉,因為凡看見的,都不能存活。 21你要站在我旁邊的磐石上, 22我的榮耀經過你面前的時候,我會先把你安置在石縫裡,用我的手遮掩你,直到我從你面前走過。 23然後我會收回我的手,你就可以看見我的背,但看不到我的臉。」